donderdag 11 september 2014

Lid commissie Cultuur bekijkt ‘ingelijste verf’.


Lid commissie Cultuur bekijkt ‘ingelijste verf’.

Ik moet me nog inwerken in het werkveld van de Statencommissie Cultuur, Welzijn en Leefbaarheid. Vandaar dat ik deze zomer een vierdaagse culturele reis heb gemaakt naar Londen.  Een zeer leerzame stedentrip. Het hoofddoel was het bestuderen van de Britse biercultuur die zich momenteel sterk moderniseert. We (mijn twee broers en ik) zijn daarvoor twee avonden naar het Great British Beer Festival geweest. Ons leek ’s avonds beter, omdat een bezoek ’s middags wellicht ertoe zou kunnen leiden dat we daarna maar een zeer beperkt avondprogramma zouden hebben.
En zodoende was er ook door de dag nog voldoende tijd voor andere kunst en cultuur. We hebben onder andere een wereldcultuurerfgoed (Greenwich), vier musea en een tentoonstelling bezocht. De tentoonstelling was van vehikels die zijn gebruikt bij achtervolgingen in James Bondfilms. Met achter de auto, helikopter, motor, ski’s en van alles dat op het water drijft, de betreffende filmfragmenten. Gewoon heel erg leuk en ook nogal wat nostalgie.

De musea waren the National Gallery aan Trafalgar Square, the National Maritime Museum met het ernaast gelegen Queens House in Greenwich en the Imperial War Museum (zonder de imperialistische oorlogen, maar wel met veel WO1 en WO2).

De musea waren stuk voor stuk zeer indrukwekkend. Prachtig was de National Gallery. Onvoorstelbaar groot. De ene zaal meesterwerken na de andere. Je raakt er gewoon de weg kwijt. Nu moet ik bekennen dat we nogal met verschillende snelheden een museum bezoeken. Ik hoor bij de langzame categorie om dat ik het liefst alle bordjes wil lezen en filmpjes wil zien. Mijn jongste broer loopt wat sneller langs al die ‘ingelijste verf’.
Hieronder een niet geheel aselecte één promille selectie: zelfportretten van de 34- en de 63 jarige Rembrandt van Rijn (1606-1669): 


















en een Johannes Vermeer, ± 1670: jonge vrouw aan het virginaal (een soort klavecimbel en dat is weer een ouderwetse piano).


Dat hing daar zomaar en daar loop je dan ook zomaar binnen. Want deze musea zijn gratis toegankelijk! (Behalve dan de bijzondere tentoonstellingen.) Gratis toegang is toch wel een mooie aanbeveling. Het was er druk. Ze zijn doordat ze gratis zijn zonder drempel voor iedereen toegankelijk. Echt openbaar kunstbezit. Daarmee bezitten ze grote aantrekkingskracht. Hiermee laat ook de stad Londen als geheel een positieve indruk achter. Het zijn behalve in ons geval the Queens House ook allemaal grote musea waarin je vele uren kan rondlopen. Als een museum gratis is, dan kom je er ook graag nog eens (voor een uurtje) terug.

Zou dat ook voor Limburg wat zijn: gratis Limburgse musea? We kennen natuurlijk het museumweekeinde, waarin musea stellig veel meer bezoekers hebben dan een normaal weekeinde.  En de museumjaarkaart waarmee frequente museumbezoekers afhankelijk van het aantal bezoeken per jaar meer of minder korting hebben. Maar veel meer mensen zouden wellicht vaker een museum bezoeken als de (hoge) toegangsprijs geen ontoegankelijke burcht van het museum zou maken?
Zou het hoofddoel van veel musea, namelijk het hebben van veel bezoekers, niet veel makkelijker worden bereikt? En wat is dat de samenleving waard? Wat zou dat kosten? Maar ook opbrengen, want meestal laat de museumbezoeker in de stad toch wel wat geld achter.


Geen opmerkingen: