zondag 27 april 2008

Geen fietspaden op gerevitaliseerd bedrijventerrein De Koumen?

Geen fietspaden op gerevitaliseerd bedrijventerrein De Koumen?

In de krant (Limburgs Dagblad en Dagblad De Limburger) van zaterdag 26 april staat het bericht dat de wegen van het bedrijventerrein De Koumen in Hoensbroek opnieuw worden ingericht. Op zich is dit positief. De revitalisering van dit bedrijventerrein staat al lang op het programma. Volgens het krantenbericht worden er stoepen aangelegd, vooral ook om het wildparkeren in bermen te voorkomen. En er worden parkeervakken aangelegd. In het krantenbericht staat niets over vrijliggende fietspaden. En dat baart mij toch wel enige zorgen. En die zorgen heb ik een brief aan de afdeling Verkeer van de gemeente Heerlen verwoord.
Ik hoop dat deze vrijliggende fietspaden niet de krant hebben gehaald maar wel in het plan zijn opgenomen. Maar ik verwacht het eigenlijk niet. Ik geef toe dat het aantal fietsers evenals het aantal voetgangers aldaar niet zo groot zal zijn, maar het gaat wel om hun veiligheid. De Koumen is een bedrijventerrein met veel vrachtverkeer. Het is zelfs toegestaan om er met extra lange vrachtwagens (tot 25 meter) te rijden. Ik heb hierbij tevens verwezen naar de bijdrage die ik in maart heb geschreven over lange vrachtwagens. (Zie Vanaf de zijlijn 6 van maart 2008 en deze weblog.)

Het kan naar mijn mening niet zo zijn dat er wel en terecht voor voetgangers voorzieningen komen en niet voor fietsers. En dat het parkeren op de openbare weg belangrijker is dan de veiligheid van de fietsers, dit terwijl bedrijven eraan gehouden zijn om voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein te hebben.
Zo'n revitalisatie en herinrichting van een bedrijventerrein gebeuren maar eens in de tientallen jaren. Het zou dan wel volgens de meest recente inzichten moeten plaatsvinden. Als er geen vrijliggende fietspaden zijn gepland dan heb de gemeente bij dezen dringend verzocht om deze plannen alsnog aan te passen.

zaterdag 26 april 2008

Discussieavond Vrijheden kennen grenzen?

PERSBERICHT

Vrijheden kennen grenzen?

Vredesplatform Heerlen organiseert discussieavond over het botsen van vrijheden.

Het Vredesplatform Heerlen organiseert op 8 mei een discussie avond over het onderwerp “Vrijheden kennen grenzen”.
Gastspreekster zal Mariëtte de Heide zijn. Zij is sinds 1 maart directeur van de Vereniging Art. 1, de landelijke vereniging ter voorkoming en bestrijding van discriminatie op alle gronden.
Plaats: Centrum voor Diversiteit, Putgraaf, Heerlen, aanvang 19.30 uur, beoogde eindtijd 21.30 uur.

Voor een toelichting wordt u verwezen naar de bijdrage “Vrijheid kent zijn grenzen” van 8 april op deze weblog Harrie Winteraeken online www.hwinteraeken.blogspot.com.
Tevens wordt verwezen naar de tekst en uitleg van artikel 1 van de Grondwet, zie www.art1.nl. Tevens geplaatst op deze weblog

Namens het Vredesplatform Heerlen
Harrie Winteraeken
(voorzitter)

Zie ook de website van de HeerlenMondiaal: www.heerlenmondiaal.nl.

zaterdag 12 april 2008

Graus doet doelbewust grove uitspraken

Dion Graus heeft zich (weer eens) misdragen in de Tweede Kamer. Eerst suggereert hij dat een collega Kamerlid mogelijk een beginnend lijder aan Alzheimer was om vervolgens boos de vergadering te verlaten: “De voorzitter zette mijn microfoon uit. Dat was de zoveelste keer dat men de PVV de mond wilde snoeren”.
Marcel de Veen geeft ‘m daarop in zijn column Mijnstreek van 11 april 2008 de gratis tip: “Dion, tel eens tot tien”. Verwacht Marcel dat hij daarmee Graus wat fatsoensnormen kan bijbrengen? Ik denk dat dit goed bedoeld maar nogal naïef is en in ieder geval ijdele hoop is. Het ongepaste taalgebruik en het bijbehorende gedrag van het type politicus Graus zijn een belangrijk onderdeel van het bestaansrecht van zijn groep. Hun achterban verwacht dat ook. Dit wordt vergoelijkt met gemeenplaatsen als: “ferme uitspraken”, “duidelijk zeggen waar het op staat” of “hij durft de boel op te schudden”. Daarentegen wordt “politiek correct functioneren” als negatief afgeschilderd.

Ongenuanceerd taalgebruik en beledigende vergelijkingen worden volgens mij ook doelbewust gebruikt om de aandacht van de media te trekken. En daar slagen ze naar mijn mening te veel in. Voor hen geldt: “alle publiciteit is goede publiciteit”. De ruzie haalt de krant terwijl de inhoud volledig ontbreekt. Waarover ging het eigenlijk? Dat is uit het krantenartikel niet op te maken. Als de media zich meer op de inhoud van de politiek richten, dan neemt dat de populisten de wind uit de zeilen en dat zou het politieke klimaat aanzienlijk verbeteren. Misschien zijn grove uitspraken binnenkort wel geen nieuws meer? En als Graus cs. wel een zinvolle inhoudelijke bijdrage hebben en haalbare oplossingen aandragen, dan is hun de publiciteit ook wat mij betreft van harte gegund.

donderdag 10 april 2008

Fietsersbond heeft weer gratis fietsenstalling op jaarmarkt


Net als vorig jaar opent de Fietsersbond op zaterdag 19 april weer een gratis bewaakte fietsenstalling tijdens de jaarmarkt in Heerlen. Evenals vorig jaar zal deze fietsenstalling op de Apollolaan naast het Van Grunsvenplein staan. De fietsenstalling zal zijn geopend van 9.00 tot 17.00 uur.
Hoewel er aan de horizon een gedeeltelijke oplossing gloort voor het fietsparkeren door de realisatie (hopelijk binnenkort) van een gratis bewaakte fietsenstalling in een pand aan de Akerstraat, is deze tijdelijke actie toch nog nodig. De Fietsersbond levert de menskracht en de gemeente betaalt de huur van de rekken / hekken.

dinsdag 8 april 2008

Vrijheid kent zijn grenzen?

Vrijheid kent zijn grenzen?

Er is momenteel veel aandacht voor vrijheid. Denk aan bevrijdingsdag als de vrijheid van het land en zijn burgers wordt gevierd. Vrijheid is van levensbelang. Met de vrijheden moet echter ook zorgvuldig worden omgegaan. Momenteel is er ook een confrontatie, een botsing van vrijheden. De vrijheid van Godsdienst versus de vrijheid van Meningsuiting? Welke vrijheid heeft voorrang en wat weegt zwaarder? Of geldt het gelijkheidsbeginsel van artikel 1 van onze Grondwet ook voor vrijheden? Alle vrijheden zijn gelijk en worden ook gelijk behandeld.

Over de vrijheid van meningsuiting is momenteel veel discussie en ook zijn er voorbeelden te over. Geert Wilders fulmineert tegen de Islam. Zijn film wordt als zeer beledigend ervaren. Vooral omdat hij geen onderscheid maakt tussen overgrote meerderheid van vredelievende moslims en extremisten / aanhangers van terrorisme. Hij krijgt het verwijt haat te zaaien. Echter de kortgedingrechter van de Haagse rechtbank vindt dat Wilders niet te ver gaat als hij relaties legt tussen de Koran en fascisme en Mein Kampf van Hitler. “Vooral een parlementariër moet in het openbaar debat, zo nodig met scherpte, zijn standpunt naar voren kunnen brengen”, schreef de rechtbank in haar uitspraak van 6 april jl.: “Mogelijk 'grievende of choquerende' uitlatingen zouden het recht op vrijheid van meningsuiting niet mogen belemmeren”. In zijn afweging van belangen hecht de rechter dus zwaar aan de vrijheid van meningsuiting. Maar mag een Tweede Kamerlid in dit geval meer of zijn ook hier alle burgers gelijk?

Ook de ex-politica Ayaan Hirsi Ali provoceert. In hoeverre mag je van iedereen en zeker van opinie bepalende personen verwachten dat zij voldoende nuanceren en hun beweringen preciseren? Omvat de vrijheid van meningsuiting ook de vrijheid van beledigen? Of wordt de vrijheid van meningsuiting misbruikt? Staat de vrijheid van meningsuiting boven andere vrijheden?
De cabaretier Micha Wertheim maakt tijdens zijn voorstelling op 12 maart in Roermond grove moppen over gehandicapten, waardoor een aanwezige gehandicapte volledig overstuur raakt en een groot deel van zijn publiek opstapt. Een ongelukkige samenloop van omstandigheden? Waar ligt de grens en wie bepaalt de grens?

Hoe staat de wet hierin? Fascisme en racisme zijn strafbaar. Discrimineren mag niet en beledigen ook niet. In artikel 137 leden C, D, E en F van het Wetboek van Strafrecht staan bepalingen die het beledigen van groepen mensen op grond van hun ras, godsdienst, levensovertuiging of seksuele geaardheid strafbaar stelt. Hetzelfde geldt voor het discrimineren van deze groepen en het aanzetten tot haat of geweld. Hierbij staat overigens de vrijheid van meningsuiting als grondrecht voorop. Individuen of groepen kunnen zich niet beroepen op een subjectief gevoel van gekrenktheid om die vrijheid in te perken. Maar de rechter toetst op basis van deze artikelen of de geuite mening in meer objectieve zin gezien kan worden als beledigend, discriminerend of aanzettend tot haat.

Het openbaar ministerie aarzelt echter bij het oppakken van de tientallen aangiften die de afgelopen maanden tegen Geert Wilders zijn gedaan, alle met de strekking van discriminatie, fascisme en belediging zoals het oproepen tot verscheuren van de Koran. Klopt de bewering dat als Wilders op vergelijkbare wijze Joden aanpakt zoals hij de Islam kraakt, dat hij dan allang voor de rechter had gestaan?

En als de wet de grens te weinig bepaalt en de rechter onvoldoende handvatten heeft om de wet te handhaven, welke normen moeten dan in acht worden genomen? Of moeten we de schuivende fatsoensnormen, een veranderend normbesef, het uithollen van het begrip respect en de verharding van omgangsvormen maar accepteren?

Ten Esschen – Heerlen, 8 april
Harrie Winteraeken

******************************

Het Vredesplatform Heerlen organiseert op 8 mei een discussie avond over dit onderwerp. Een gastspreker wordt nog gezocht.
Plaats: Centrum voor Diversiteit, Putgraaf, Heerlen, aanvang 20.00 uur, beoogde eindtijd 22.00 uur.

Voor dit artikel is een bijdrage gebruikt van Rein van Zunderdorp, voorzitter Humanistisch Verbond.

Tevens wordt verwezen naar de tekst en uitleg van artikel 1 van de Grondwet, zie www.art1.nl.

Artikel 1 van de Grondwet

Artikel 1 van de Grondwet: tekst en uitleg

Artikel 1 van de Grondwet biedt een belangrijke basis voor de bestrijding van discriminatie. In dit artikel staan namelijk het gelijkheidsbeginsel en het discriminatieverbod geformuleerd. Het artikel geeft aan dat gelijke gevallen gelijk behandeld dienen te worden (gelijkheidsbeginsel) en dat discriminatie op grond van godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook niet is toegestaan (discriminatieverbod). Het gelijkheidsbeginsel en het verbod van discriminatie zijn een van de meest fundamentele beginselen van onze rechtsorde.1 In het hierna volgende stuk zal uiteengezet worden wat de betekenis is van artikel 1 Grondwet. Voorts zal worden uiteengezet wie een beroep kan doen op dit artikel en op welke wijze dit kan gebeuren.

Tekstanalyse
Artikel 1 van de Grondwet is het eerste artikel in het hoofdstuk van de grondrechten. Het artikel verwoordt het gelijkheidsbeginsel en het verbod op discriminatie. De tekst van het artikel luidt als volgt:
‘Art 1. Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan.’

De eerste zinsnede van het artikel geeft weer dat gelijke gevallen gelijk behandeld dienen te worden. Essentieel is dus om te bepalen of het in een betreffend geval gaat om gelijke of ongelijke gevallen. De gelijkheid of ongelijkheid van gevallen wordt niet vastgesteld door alle aspecten van de gevallen met elkaar te vergelijken, maar door slechts die aspecten in aanmerking te nemen die in die gegeven situatie relevant zijn .
De tweede zinsnede van artikel 1 Grondwet formuleert het discriminatieverbod. Een aantal gronden zijn daarbij uitdrukkelijk genoemd; godsdienst levensovertuiging, politieke gezindheid, ras en geslacht. Dit zijn gronden die ook vermeld staan in diverse internationale verdragen. Het verbod op discriminatie op deze gronden is vaak nader uitgewerkt in andere wet- en regelgeving (zie o.a. Wetboek van Strafrecht art 137c ev. en de Algemene wet gelijke behandeling). De tweede zinsnede eindigt met de formulering “op welke grond dan ook”. De wetgever heeft deze open formulering in het artikel opgenomen zodat het discriminatieverbod niet alleen geldt voor de expliciet genoemde gronden, maar dat dit discriminatieverbod ook voor andere gronden zou kunnen gelden. Welke kenmerken en eigenschappen onder de zinsnede “op welke grond dan ook” zouden kunnen vallen zal door de maatschappelijke werkelijkheid worden bepaald. Ook de uitdrukkelijk genoemde non-discriminatie gronden hebben zich door de maatschappelijke werkelijkheid als zodanig ontwikkeld.

Werking van artikel 1 Grondwet
De Grondwet is een wet waarin in beginsel de verhouding overheid burger wordt geregeld. De artikelen in de Grondwet hebben daarom in beginsel een verticale werking. De praktijk wijst echter uit dat de bepalingen in de Grondwet ook steeds meer gebruikt worden ter regulering van de verhouding tussen burgers onderling. De artikelen hebben dan niet alleen een verticale maar ook een horizontale werking.
Artikel 1 Grondwet formuleert een norm waaraan de overheid zich jegens de burger dient te houden namelijk het gelijk behandelen van gelijke gevallen. Artikel 1 Grondwet bevat voorts niet alleen een algemeen discriminatieverbod dat voor de overheid geldt, maar het is een discriminatieverbod dat ook betekenis heeft voor de verhouding tussen burgers onderling.2 Artikel 1 Grondwet formuleert een recht waar de burger zich rechtstreeks voor de rechter op kan beroepen.
Indien men geconfronteerd wordt met een geval van discriminatie waartegen men juridisch wil optreden is het van belang om te bezien of de grond op grond waarvan wordt gediscrimineerd naast artikel 1 Grondwet ook in andere wetgeving is uitgewerkt; bijvoorbeeld het Wetboek van Strafrecht of de Algemene wet gelijke behandeling. Indien het verbod op discriminatie op die grond in andere wetgeving nader is uitgewerkt verdient het de voorkeur om je je op die wetgeving te beroepen, omdat het bij die wetgeving niet zozeer om een afweging van belangen gaat, maar om specifieke verboden. Indien er geen nadere wetgeving is kan een beroep op artikel 1 Grondwet bij de rechter zinvol zijn.

Conclusie
Artikel 1 Grondwet verwoordt het gelijkheidsbeginsel en het discriminatieverbod. Alhoewel het artikel net als andere artikelen in de Grondwet in beginsel de verhouding overheid burger regelt en dus een verticale werking heeft, heeft dit artikel ook steeds meer een horizontale werking. Indien men discriminatie met juridische middelen wil bestrijden en indien het discriminatieverbod in andere wetgeving nader is uitgewerkt, zoals bijvoorbeeld in het Wetboek van Strafrecht art 137c e.v. of de Algemene wet gelijke behandeling, is een beroep op deze specifieke wetgeving aan te bevelen. Indien deze specifieke wetgeving geen mogelijkheden biedt kan een beroep op artikel 1 Grondwet bij de rechter zinvol zijn.

1 Gerbranda, T. en M. Kroes, Grondrechten Evaluatie-Onderzoek, documentatierapport (1), Leiden: Stichting NJCM-Boekerij 15, 1991, p. 1-3.
2 Gerbranda en Kroes, a.w., p. 1-21.

Teksten en uitleg zijn afkomstig van www.art1.nl

zaterdag 5 april 2008

Weerwoord van HWi op reactie Riet Cobbenhagen van 3 april

Weerwoord van Harrie Winteraeken op de reactie van Riet Cobbenhagen “opvang maatschappelijk probleem” van 3 april.

Beste Riet,

als collega ex-gemeenteraadslid mag ik van jou verwachten dat je mijn bijdrage zorgvuldiger leest en mij correct citeert: “Het is echter bijzonder lastig dat omwonenden ook inspraak krijgen over die locatie, anders dan via eventuele ruimtelijke ordeningsprocedures. Burgers zullen meestal reageren in de geest van: “Die opvang moet, maar liever niet in mijn straat of buurt”. Direct boven dit citaat staat dat er goede informatie moet worden gegeven en daarboven staat weer dat er overleg dient te zijn met de omwonenden.
Dan is het naar mijn mening niet terecht dat je stelt dat ik voorstel “dit maar te doen zonder discussie met de buurtbewoners”. En dan mijn opvatting “te gortig voor woorden” noemt.

Met vriendelijke groet,

Harrie Winteraeken


ps.: Overigens kan ik je positieve opmerking: “Ook ik ben ex-gemeenteraadslid en erken dat het een goede zaak is om opvang te creëren waar dat noodzakelijk is” niet goed in verband brengen met je bericht “hoeveel nog” van vrijdag 5 april.

*********************************

Om te reageren op het artikel van Harrie Winteraeken het volgende:
Ook ik ben ex-gemeenteraadslid en erken dat het een goede zaak is om opvang te creeren waar dat noodzakelijk is.Maar het is te gortig voor woorden dat de heer Winteraeken voorstelt dit maar te doen zonder discussie met buurtbewoners. De gemeente moet zich goed realiseren dat de werkende klasse in Heerlen het rad draaiende houden om alles te bewerkstelligen wat er zoal nodig is binnen een gemeente. Kies je en blijf je kiezen voor opvang terwijl je al het maximale daaraan doet,zul je meer en meer ontevreden inwoners hebben die uiteindelijk weggaan uit Heerlen.Of dat de bedoeling is ??
Riet Cobbenhagen

donderdag 3 april 2008

Locatie Exodus: reactie G. Vlek plus weerwoord HWi

Weerwoord van Harrie Winteraeken op de reactie van de heer of mevrouw G. Vlek op het artikel Harrie Winteraeken " Maatschappelijk opvang niet buiten maatschappij plaatsen" van 1 april 2008

Geachte heer of mevrouw Vlek,

u heeft gelijk, ik kom weliswaar vaak langs de beoogde locatie, maar ik heb inderdaad niet goed gekeken. Er ligt niet slechts één woonhuis in de nabijheid van het beoogde pand van Exodus, maar drie woonhuizen: een huis ernaast, daarnaast een wat teruggelegen van de weg en een wat verderop aan de andere zijde van de kerk. Mijn excuses voor mijn onzorgvuldigheid.

Het doet naar mijn mening niet af aan de rest van mijn betoog over de te zoeken locatie, maar dat wordt ook niet door u bekritiseerd.
De opmerking: “Het is echter bijzonder lastig dat omwonenden ook inspraak krijgen over die locatie, anders dan via eventuele ruimtelijke ordeningsprocedures”, is anders bedoeld, maar ik erken dat je kan ‘m wel zo lezen als u doet. Ik bedoelde met lastig “niet eenvoudig” of “moeilijk”. Dergelijke locatiekeuzes mag men niet aan omwonenden overlaten, want zij zullen vaak naar andere plekken willen verwijzen. Het was niet bedoeld dat inspraak alleen maar veel werk oplevert of het plan maar vertraagd, en dat het er toch niets aan zal veranderen. Ik heb ook uitdrukkelijk gepleit voor overleg met omwonenden.

Vriendelijke groet,

Harrie Winteraeken

*********************************

Website: www.heerlen.nieuws.nl:
Reactie op artikel Harrie Winteraeken " Maatschappelijk opvang niet buiten maatschappij plaatsen" 1 april 2008


Beste Heer Winteraeken,
Met verbazing heb ik U artikel gelezen over opvang, waarin U zich uitlaat over de locatie die Exodus op het oog heeft voor opvang van gedetineerden in het klooster aan de Beersdalweg in Heerlen.
Uit U woorden kan ik duidelijk opmaken dat U zelf niet op deze locatie bent gaan kijken, maar U heeft wel een duidelijk oordeel klaar, dat dit een juiste locatie is.
U schrijft dat er maar een woonhuis om het klooster is, beste Heer Winteraeken daar zijn meer dan een woonhuis gevestigd en daar wonen meer gezinnen, als U zich de moeiten had gedaan om daar eens te gaan kijken dan had U dit zelf gezien. Ik wil maar zeggen niet over een locatie oordelen als je er zelf niet eens geweest bent. Als U dan toch eens de moeite doet om te gaan kijken naar deze locatie, steek dan de straat eens over en praat eens met de bewoners daar over de locatie, maar nee volgens u is inspraak van bewoners alleen maar lastig.

G.Vlek

Geert liegt nooit

Als een leugenaar beweert: "Geert liegt nooit", dan hoeft die bewering niet waar te zijn.

HWi

dinsdag 1 april 2008

Maarschappelijke opvang niet buiten maatschappij plaatsen

Maatschappelijke opvang is maatschappelijke noodzaak

Het onderstaande opiniestuk is een reactie op de publiciteit over de vestiging van een derde Domushuis door het Leger des Heils op de Molenberg en de vestiging van een opvang voor (ex)gedetineerden door de Stichting Exodus in een voormalig klooster aan de Beersdalweg.
Dit is in het bijzonder een reactie op het opiniërende artikel van Marcel de Veen “Grens van maatschappelijke opvang is in zicht” in de regionale kranten van 22 maart 2008.
Ik schrijf deze reactie mede vanuit mijn ervaring als raadslid met enkele zware niet-in-mijn-achtertuin-problemen, waaronder de tippelzone en de opvang van dakloze verslaafden uiteindelijk in De Klomp. In wat ingekorte vorm is dit opiniestuk op 1 april gepubliceerd in Dagblad de Limburger en Limburgs Dagblad

“De grens van de maatschappelijke opvang is in zicht”. Dat is hopelijk een correcte constatering, maar ik geef daar graag een andere invulling aan: het is langzamerhand minder nodig dat er nog veel typen en aantallen maatschappelijke opvang moeten worden gerealiseerd. Voor de meeste groepen mensen met ernstige problemen heeft de maatschappij inmiddels een vangnet gecreëerd.
Daarbij zijn enkele constateringen van belang:
1. de meeste opvangvoorzieningen hebben een aanzienlijk positief maatschappelijk rendement. Er worden mensen geholpen die daarmee weer een beter perspectief op een meer zelfstandig leven in de samenleving krijgen. En al slaagt niet 100 %, het is veel hoger dan dat deze mensen aan hun eigen lot worden overgelaten. Daarbij komt dat de mensen die worden opgevangen vaak minder voor maatschappelijke problemen zorgen dan als ze op straat zouden staan.
2. Men kan maatschappelijke voorzieningen niet buiten de maatschappij plaatsen. De locatiekeuze van een voorziening is tot nu toe altijd in overeenstemming met de mogelijke overlast vanuit zo’n voorziening. De tippelzone is buiten woonbuurten geplaatst. (Ook de eerdere plek aan de Heideveldweg was naar mijn mening voldoende verwijderd van de bebouwde kom.) Het OAC in De Klomp is noodzakelijk in de nabijheid van het centrum van Heerlen. Twee Domushuizen zijn inmiddels gerealiseerd in straten waar ook gewoond wordt. En de Stichting Exodus heeft naar mijn mening een uitstekende plek gevonden voor haar opvanghuis. Aan die straat liggen maar drie woonhuizen en de buurten zijn van het voormalige klooster gescheiden door de drukke vierbaans Beersdalweg. Daarbij is het voor mij vanzelfsprekend dat het regime in zo’n opvangvoorziening wordt aangepast aan het zo veel mogelijk verminderen van overlast buiten en dat hierover ook overleg wordt gevoerd met omwonenden.
3. Alle voorzieningen functioneren inmiddels zonder dat er grote problemen zijn in en met hun directe omgeving. Voor de Domushuizen en de opvang van Exodus geldt zelfs expliciet dat zij elders bewezen hebben acceptabel in en voor hun omgeving te functioneren.

Het is voor voorzieningen zoals een Domushuis of opvang van (ex)gedetineerden absoluut noodzakelijk dat er goede informatie wordt gegeven over hun komst en hun functioneren naar de omgeving. Het is echter bijzonder lastig dat omwonenden ook inspraak krijgen over die locatie, anders dan via eventuele ruimtelijke ordeningsprocedures. Burgers zullen meestal reageren in de geest van: “Die opvang moet, maar liever niet in mijn straat of buurt”. Toen de tippelzone op de Heideveldweg mislukte heeft de gemeente, ik dacht, zeven locaties onderzocht waar die dan wel zou kunnen aangelegd. Dat betekende dan ook zeven keer maatschappelijke onrust in de omliggende buurten.
Men mag van het Leger des Heils en de Stichting Exodus niet verwachten dat ze een dergelijke maatschappelijke discussie gaan voeren over diverse mogelijke locaties. Ze hebben een pand gevonden dat naar hun mening en met hun ervaring voldoende geschikt is, ook uit oogpunt van uitstraling naar hun omgeving. En daar mag de discussie zich wat mij betreft op concentreren.

Voor het derde Domushuis op de Molenberg geldt daarbij dat dit pand al vele jaren is gebruikt voor maatschappelijke opvang. Het mensen die nu gebruik gaan maken van deze opvang hebben weliswaar andere problemen, maar daar wordt het type opvang ook aan aangepast.
De nu ter discussie staande voorzieningen hebben ook geen de uitstraling over de stad, maar slechts beperkt tot hooguit een straat. Dat betekent ook dat alleen omwonenden er als zodanig een rechtstreeks belang bij hebben. Naast het goed functioneren van de twee Domushuizen elders in de stad, is het mijns inziens ook om deze reden logisch dat het Leger des Heils geen hoge opkomst verwachtte op haar informatieavond. Desalniettemin lijkt het er sterk op dat ze de reikwijdte van hun informatieavond onderschat hebben, maar dan meer vanwege het noodzakelijke veelzijdige karakter van de te bieden informatie.

Als men stelt: “De grens van maatschappelijke opvang is in zicht”, met als strekking dat Heerlen inmiddels voldoende doet, dan wil ik erop wijzen dat een Domushuis en de opvang van Exodus geen regionale uitstraling hebben, in die zin dat het noodzakelijk is dat deze voorzieningen meer gespreid worden dan over buurten. Als er elders ook een goed pand beschikbaar zou zijn, dan is dat best, maar deze voorzieningen hoeven niet opgeteld te worden tot een niveau van “nu is het genoeg voor de stad”. Afwentelen van deze voorzieningen op buurgemeenten is dan ook volstrekt niet noodzakelijk. Dit kan slechts worden betiteld als het zelf onvoldoende verantwoordelijkheid willen nemen voor voorzieningen waarvan Marcel de Veen terecht in zijn opening stelt: “De noodzaak van maatschappelijke opvang van de zwakkere medemens in Heerlen is nog steeds broodnodig”.

Harrie Winteraeken