maandag 25 maart 2013

Een stabiele wereldeenheidsmunt of slechts twee P’s?


Ik word zo nu en dan aangesproken op ingezonden brieven in onze regionale kranten van bijna-naamgenoot Harry Winthagen uit Schin op Geul. En vaak is men het met hem eens (misschien wel vaker dan met mijn stukjes?) Nu reageer ik op een opiniebijdrage van Harry van dinsdag 19 maart met als titel “Red de aarde met een nieuwe munt”. Hij reageerde op een bijdrage van Govert Derix in de krant van zaterdag 16 maart.

Harry Winthagen: “Mijn economische filosofie luidt daarom: creëer een stabielere wereldvaluta, waarin de munten van de belangrijkste G20-landen zijn opgenomen naar rato van hun nationaal product. Hierin komen de groeiende economieën van de BRIC-landen tot hun recht. Deze wereldvaluta zal beter bestand zijn tegen de financiële- en economische grillen van de afzonderlijke continenten, landen en markten”. Hier komen verschillende gedachten bij me op.

Voor de komst van de euro was er een overheersende munt voor de wereldhandel: de dollar. En dat functioneerde redelijk.
Een eerste en wellicht ook de belangrijkste stap zou het stabiliseren van de onderlinge waarden en wisselkoersen tussen de grootste munten kunnen zijn. Dan zou speculatie met valuta niet meer lonend zijn. Echter, dit zal speculatie waarschijnlijk niet uitbannen maar verplaatsen naar andere zaken, zoals bijvoorbeeld het zeer ongewenste en immorele speculeren met voedselprijzen.

De problemen die de eenheidsmunt euro heeft met de stabilisatie van de munt, zullen bij een wereldmunt alleen maar groter zijn? De dollar is tegenwoordig helemaal niet onwankelbaar. Beetje kort door de bocht: China houdt de dollar in leven die door de enorme schuldenberg van de Verenigde Staten veel ernstiger wordt ondergraven dan dat bijvoorbeeld de Zuid-Europese landen de euro bedreigen. Met andere woorden, alle landen die aan de wereldmunt meedoen, zullen zich aan de regels ter voorkoming van geldontwaarding moeten houden. En daarmee hun overheidsfinanciën op orde moeten brengen en houden.

De andere door Harry Winthagen genoemde oplossing, namelijk bevorderen van de ruilhandel, is veel kleinschaliger en lijkt daarmee minder risico’s met zich mee te brengen. Je ziet tegenwoordig al allerlei vormen van ‘ruilgeld’ ontstaan of mini-economieën met onderlinge dienstverlening.
Dat brengt mij bij het belangrijkste aspect: moeten we de oplossingen voor wereldproblemen wel zoeken in de geldeconomie? Geld is tenslotte slechts een betaalmiddel. Een heel handig hulpmiddel, maar ook niet meer dan dat. Problemen op wereldschaal zoals schaarste aan voedsel en drinkwater, armoede, milieu- en klimaatproblemen zullen we moeten aanpakken met doelgerichte maatregelen zoals schone energie, mobiliteit en productiemethoden, eerlijke handel, maatschappelijk verantwoord ondernemen enz. Kortom, niet inzetten op drie maar twee P’s: ‘People’ en ‘Planet’ voorop. De P van Profit of Poen moet daar ondergeschikt aan worden. Maar ook dit is nog een lange weg te gaan.

Geen opmerkingen: