zaterdag 5 september 2009

Buitenring PsL nog meer bedreigend voor buitengebied?

Het nieuwe voorstel van GS voor de financiering van de buitenring Parkstad Limburg is niet zonder risico’s:
wordt in Parkstad Limburg nog meer maagdelijk gebied geofferd?

In de Voorjaarsnota 2009 hebben Gedeputeerde Staten aangegeven dat de financiële steun van de gemeenten voor de buitenring voor de provincie zeer belangrijk is. Ze stelden dit zelf als randvoorwaarde voor de steun van de provincie aan andere grote projecten in Parkstad Limburg: “Indien de gemeenten onvoldoende steun bieden (aan de ‘optimalisaties’ van de buitenring), dan zal onze focus in Parkstad liggen op de realisatie van de buitenring, alvorens provinciale middelen beschikbaar gesteld worden voor de programma’s in het regiofonds”.

De reacties van de verschillende gemeenten van Parkstad Limburg waren vrij heftig en unaniem: “Niet nog meer geld naar de buitenring!” Het is een provinciale weg en de gemeenten betalen al meer mee dan van hun verwacht zou mogen worden. Omdat er ook inhoudelijke argumenten zijn, was de dreiging aanwezig dat de gemeenten het bestuursconvenant voor de buitenring zouden opzeggen.
De provincie heeft zich dat aangetrokken en heeft op 16 juli jl. een nieuw voorstel gedaan voor de financiering van de buitenring. Daarover hebben gedeputeerde Ger Driessen en de voorzitter van Parkstad Limburg, Toine Gresel, een overeenkomst ondertekend. De Provincie Limburg vraagt geen aanvullende gelden meer van de gemeenten van Parkstad Limburg. De meerkosten ad € 60 miljoen komen voor € 45 miljoen bij de provincie te liggen. (Minister Camiel Eurlings heeft inmiddels € 15 miljoen toegezegd.)

Nu kan ook een aantal verbeteringsvoorstellen (optimalisaties) van de gemeenten worden meegenomen. Ik ga nu niet in op deze optimalisaties en of deze de plannen voor de buitenring daadwerkelijk zodanig verbeteren dat deze daarmee acceptabel zouden kunnen worden of dat de plannen hierdoor slechts plaatselijk noemenswaardig veranderen en dat het grote geheel (een vierstrokenweg rondom Brunssum en de variant via de Hamstraat in Kerkrade) onacceptabel blijft.
De resterende € 45 miljoen worden in het voorstel van GS gedekt door middel van opbrengsten via gebiedsontwikkelingen nabij de buitenring (raming maximaal 15 miljoen euro), 15 miljoen euro voor rekening van de provincie en voor de laatste 15 miljoen wordt weer een beroep gedaan op het Rijk. Die € 15 miljoen van het Rijk is vooral een kwestie van vriendje Eurlings nogmaals vriendelijk vragen. Binnen het CDA is veel mogelijk.

Een groter risico is het inboeken van € 15 miljoen vanuit gebiedsontwikkelingen. Bij opbrengsten van gebiedsontwikkelingen denkt de provincie onder andere aan snelweg gerelateerde ontwikkelingen. Die zouden dus veel geld moeten opleveren. Hiermee worden waarschijnlijk niet de maatregelen bedoeld voor natuur en milieu die dienen ter compensatie van de aanleg van de buitenring. Nee, deze ‘gebiedsontwikkelingen’ zijn eerder nieuwe bedreigingen voor landschap en natuur. In de bebouwde omgeving kosten nieuwe ontwikkelingen vaak veel geld. Als men wat wil verdienen met ‘gebiedsontwikkeling’, dan is de meest toegepaste wijze het goedkoop (landbouw)grond kopen en deze duur als bouwgrond verkopen. Voor de beoogde projecten verwijs ik naar het hoofdstukje ‘integrale gebiedsontwikkeling Parkstadring’ van de regiodialoog Parkstad Limburg – Provincie Limburg met als titel ‘We zijn wat we delen: wij zijn Parkstad!’

Nieuwe ontwikkelingen zijn wellicht te vinden in de recreatiesfeer: het zandgroevegebied Sigrano en Beaujean en nabij de buitenring: de Oostflank van Brunssum en het gebied Gravenrode. Het eerste gebied heeft overigens weinig met de buitenring te maken. Men zoekt vooral mogelijkheden voor verblijfsrecreatie en ‘een toonaangevende trekker met een (meer dan) bovenregionale impact’. Een oude wens in een nieuwe verpakking? Weer een attractiepark? Maar tot nu toe is dit niet concreet te maken en heeft het idee dus weinig realiteitswaarde. En als het meer dan bovenregionale (= internationale) uitstraling moet hebben, dan is het niet wijs om dit ‘achter’ Brunssum te realiseren, maar op een plek die goed ontsloten is per spoor en de snelweg A76.

Het idee om de buitenring te beargumenteren als Parkstad Leisure Ring (bezoekers zien op de heen- en terugweg van hun bestemming wat Parkstad Limburg allemaal te bieden heeft) blijft overigens grote onzin. De weg wordt dan aangelegd om nog meer verkeer aan te trekken terwijl de automobiliteit langzaamaan minder moet worden.

Gebiedsontwikkeling uit wonen kan amper leiden tot een opbrengst voor de buitenring. In onze krimpregio zullen voorlopig geen nieuwe woongebieden nodig zijn. En het vitaal houden van de bestaande woongebieden gaat naar verwachting meer dan € 1 miljard kosten.
Het zelfde geld voor werklocaties (bedrijventerreinen). Er zijn nog voldoende open plaatsen op goed ontsloten bestaande bedrijventerreinen. En het revitaliseren van oude bedrijventerreinen is hard nodig, maar kost ook veel geld. Het uitbreiden van terreinen of het zoeken naar nieuwe terreinen zou dit revitaliseren sterk beconcurreren en dus frustreren. En de inmiddels verlaten plannen voor EDCO in Roermond hoeven in Parkstad Limburg niet te worden herhaald.

Naast de al enorme aanslag op natuur en landschap van de buitenring zelf, is het grootste risico van dit financieringsvoorstel dat men omwille van de winst nog meer landelijke (maagdelijke) gebieden wil ontwikkelen. Dat is wel tegendraads aan het beleid zuinig om te gaan met de open ruimte, die ook een groot maatschappelijk kapitaal vertegenwoordigt. Vaak zijn dit kwetsbare open landschappen en natuurgebieden. Het is ook strijdig met de eerdere ‘gebiedsontwikkelingsinstrumenten’ uit het ‘Limburgse kwaliteitsmenu’ met o.a. de ‘verhandelbare ontwikkelingsrechten’ en ‘rood voor groen’. Hier was het oorspronkelijk de bedoeling dat als er in het buitengebied stenige ontwikkelingen zouden plaatsvinden, dit wordt gecompenseerd door meer natuurontwikkeling. Echter de nevendoelen van deze instrumenten worden ook keer op keer verder opgerekt en nu lijkt het erop dat er ook wegen betaald mogen worden van projecten in het buitengebied.
Voor een deel heeft men het opvullen van de ruimte op het oog tussen de buitenring en de al bestaande bebouwde omgeving. Zie bijvoorbeeld het nieuwe winkelcentrum in Roermond tussen de A76 en de oude St. Wirosingel. Zo wil men bij op- en afritten van de buitenring nieuwe recreatieobjecten mogelijk maken.
Daarbij is er nog een aanvullend probleem. Om de winst te verhogen verwacht de provincie waarschijnlijk dat de gemeenten de grond inbrengen die ze al in eigendom hebben. Die grond staat meestal nog in de boeken. Indirect zouden de gemeenten dan toch nog fors meer bijdragen aan de buitenring ook al is dit niet ‘cash’.

De provincie heeft bij voorbaat verklaard dat voor de opbrengsten van de gebiedsontwikkeling de provincie bereid is het risico te dragen. Als het niet lukt, dan wil de provincie die € 15 miljoen op een andere wijze bijdragen aan de buitenring? Het is wellicht wijs om die € 15 miljoen nu al niet als opbrengsten uit gebiedsontwikkelingen te boeken. In de praktijk zal blijken dat deze ideeën niet haalbaar zijn. En ideeën die nog meer landschap en natuur kosten dan de buitenring zelf, zijn ook niet gewenst. Parkstad Limburg heeft namelijk zijn handen vol aan het revitaliseren van woongebieden en bedrijventerreinen. En daar komt genoeg ruimte bij vrij voor leuke ideeën.

Harrie Winteraeken

Ps.: Over het bovenstaande worden vragen aan Gedeputeerde Staten van Limburg voorbereid.

Geen opmerkingen: