donderdag 28 februari 2008

Wat is een sterk college van B&W

Wat is een sterk college van B&W?

Niet zo lang geleden vroeg bestuurskunde professor Arno Korsten van de Open Universiteit me om enkele serieuze en/of luchtige uitspraken te doen over wat ik een goed college van burgemeester en wethouders vind. Hij wil wellicht (een van) die gebruiken ter verluchtiging van een boekje.
Ik heb, bezien vanuit mijn positie als ex-raadslid (toen in de oppositie), de volgende drie stukjes geschreven, waarvan ik niet weet of ze aan de verwachtingen hebben voldaan. Hieronder ter informatie:

1. Een goed college en goede wethouders in het bijzonder realiseren zich dat ze ook raadslid zijn geweest (vaak ook nog in de oppositie). Zij leven zich ook als wethouder goed in de positie van het raadslid in met zijn positieve kanten en de gebreken van hun amateurisme. Maar zij doen dat niet vanuit de hoogte omdat ze beseffen dat ze hun vermeende superioriteit niet moeten uitbuiten. Hun rol is natuurlijk anders, maar de herinnering blijft en dat bepaalt mee hun opstelling naar de raad toe. Ze nemen de raad serieus.
Het is in het belang van de gemeente en het college dat de gemeenteraad en haar leden tot hun recht komen en voldoening in hun werk hebben. Positief gemotiveerde raadsleden zullen ook collegevoorstellen positief – kritisch bejegenen en dat komt de besluitvorming ten goede. B&W weten dat men elkaar nodig heeft. En dan gunnen B&W de raad ook wat ruimte (meer dan achter de schermen al in een coalitieoverleg de zaak van te voren dichttimmeren).

2. Een goede B&W zien de raad niet als een te nemen hindernis en houden niet te allen tijden vast aan de eigen voorstellen en het eigen gelijk, maar geven ook zo nu en dan openlijk toe dat het anders kan. Een van mijn grootste wapenfeiten als oppositieraadslid is het verlagen van de tarieven voor de onroerende zaakbelasting voor de burgers en niet de door het college beoogde OZB-verlaging voor het bedrijfsleven. Ik kan me herinneren dat ik in de vergaderingen de grootst mogelijke tegenwerking van de wethouder kreeg. Maar ik heb wel mijn berekeningen aan ambtenaren voorgelegd en zij hebben mij verzekerd dat ik geen fouten had gemaakt. Alleen een massieve steun vanuit de gemeenteraad heeft het college doen omdraaien. En toen het gewijzigde voorstel terug in de raad kwam, was dat het voorstel van het college en geen woord meer over de aanleiding voor die wijziging. De complimenten vanuit de raad waren wel mijn grootste genoegdoening. Maar B&W zouden meer samen met de raad hebben kunnen acteren.

3. En verder vind ik dat goede bestuurders behoorlijk beleidsvast moeten zijn. Als de raad beleid heeft vastgesteld dan dient het college dat te volgen. Nu zie je te vaak dat het college of individuele wethouders de beleidsnota in de kast leggen en hun gang gaan. Er zijn er zelfs die “beleid” een negatieve bijklank geven.
Het is ook in het belang van het college dat ze goede beleidsvoorstellen formuleren. Dat zijn ook voorstellen die praktisch goed uitvoerbaar zijn, waarbij er een zekere maar niet te grote mate van vrijheid in de uitvoering mogelijk is. Een praktisch voorbeeld is de vestiging van een extra grote supermarkt bij het Parkstad Limburg stadion. Er liggen hier uitdrukkelijke besluiten voor in de retailnota van Parkstad Limburg. En toch wordt er op bestuurlijk niveau aan geknabbeld en naar met het beleid tegenstrijdige oplossingen gezocht. Een goed college zegt ook nee als dat moet (bezien vanuit het algemene belang). Nu lijkt de tendens dat alles maar moet kunnen.

Geen opmerkingen: