De afgelopen zomer kreeg de fietsbrug bij Ten Esschen een nieuw wegdek: roestvrijstalen platen met een profiel van ronde opstaande bobbels, plat van boven met een gaatje erin. Hier lijkt over te zijn nagedacht. Maar nee. Als deze waarschijnlijk zeer duurzame en onderhoudsarme platen nat zijn, dan worden ze ook erg glad. Dat bleek al snel nadat de brug open werd gesteld voor voetgangers en fietsers. Er is een aantal mensen (vooral met de fiets) lelijk gevallen. Binnen een maand heeft de brugbeheerder (de Provincie Limburg) er 2x2 borden geplaatst: “Bij nat brugdek (brom)fietsers afstappen”.
Toen deze borden geplaatst waren, heb ik via de melding van ‘mijn slechtste fietspad’ op de website van de Fietsersbond aan de provincie gevraagd of het plaatsen van deze borden een tijdelijke maatregel was? Daarop heb ik tot nu toe als enige reactie een ontvangstbevestiging gekregen.
Nu komt dat natte brugdek in de zomer niet zo vaak voor, maar in de herfst en de winter meer, zeker als je ook rijp meetelt. Voor een provinciale fietsroute vind ik de borden maar een knullige maatregel.
Deze foto heb ik gemaakt op 21 december 2010.
Tot en met begin dit jaar werd de brug ook zelden of niet sneeuwvrij gemaakt. Maar daar is wel verbetering in gekomen. De brug wordt apart van de fietspaden behandeld. En dus bleek onlangs dat de brug eerder een vrije strook had dan de opritten en toen waren de toeleidende fietspaden helemaal niet berijdbaar.
donderdag 30 december 2010
Fietspaden en fietsstroken meer dan een week volstrekt onberijdbaar
Als ik dit schrijf, is het ergste leed van de laatste (maand) sneeuw van 2010 bijna geleden (het is 30 & 31 december). Dat geldt althans voor doorgaande wegen en buurtontsluitingswegen. De fietspaden en fietsstroken zijn nu meer dan een week in het geheel en volledig onberijdbaar geweest (net als veel wegen in de buurten). Na een week ligt er nog maagdelijke sneeuw, waarschijnlijk nog enkele decimeters dik, met hier en daar sporen van voetgangers. Niks aan gladheidsbestrijding gebeurd. Het zout was nagenoeg op. Alleen hoofdwegen kregen een strooibeurt en op een aantal andere wegen werd de sneeuw alleen aan de kant geschoven. Door de opgehoopte sneeuw werden de rijstroken aan de zijkanten smaller. Waar een fietsstrook ligt, werd daar de sneeuw van de rijstrook gedeponeerd. En waar parkeerplaatsen liggen, werd de sneeuw daarvan ook nog op de fietsstroken opgetast. Wat de berijdbaarheid van de fietsstrook nog veel langer dan nodig frustreerde. Ik heb vorige week het hoofd gladheidsbestrijding van de gemeente Heerlen gevraagd om bij een tweede veegbeurt ook de fietsstroken mee te nemen. Is niet of nauwelijks gebeurd.
Wat ook niet gebeurd is, is dat wat later de fietspaden alsnog zijn geruimd of geborsteld (zonder zout). Dat sneeuwschuiven had wel gekund! Als het dan, zoals de laatste dagen, dooit dan is de resterende sneeuw een stuk sneller weg. Zeker als fietsers er toch voorzichtig gebruik van kunnen maken. Nee dus.
Uit een telefoontje vanmorgen met de calamiteitendienst van Heerlen bleek dat ze de 30ste begonnen zijn met de belangrijkste fietsverbindingen alsnog te schuiven. Rijkelijk laat en daar ben ik best wel boos over. Maar die boosheid geldt ook mezelf. Ik heb de zaak te lang op zijn beloop gelaten en had eerder en harder aan de bel moeten trekken.
Fietsers zijn veroordeeld tot de rijstroken, ook op stroomwegen waar het autoverkeer weer vrij snel met normale snelheid kon rijden. En daar waar automobilisten niet gewend zijn dat er fietsers rijden, is ook het mededogen niet altijd aanwezig. Auto's rijden bij tegenliggers te vaak rakelings langs in plaats van af te remmen en er even achter te blijven totdat wel voldoende kan worden uitgeweken. Voor fietsers zijn er vaak geen alternatieve routes beschikbaar of zijn deze wegens gebrek aan gladheidsbestrijding niet berijdbaar. Het gevolg is dus dat fietsen zo bemoeilijkt en gevaarlijk is dat de meeste fietsers er maar niet aan zijn begonnen, al kan lang niet iedereen kiezen voor een andere vervoerswijze. Gelukkig(?) waren er schoolvakanties. Maar of op 3 januari de meeste fietspaden en –stroken weer redelijk berijdbaar zijn?
Na twee winters met forse problemen voor de fietsers en twee evaluaties bij de beleidmakers is deze nieuwe ervaring dus nog een slechtere. We zullen het zeker aankaarten in onze 'jaarlijkse zorgenbrief'. Maar zullen het ook ter sprake brengen bij het aanstaande bijeenkomsten van het Regionaal Mobiliteit Overleg.
Wat ook niet gebeurd is, is dat wat later de fietspaden alsnog zijn geruimd of geborsteld (zonder zout). Dat sneeuwschuiven had wel gekund! Als het dan, zoals de laatste dagen, dooit dan is de resterende sneeuw een stuk sneller weg. Zeker als fietsers er toch voorzichtig gebruik van kunnen maken. Nee dus.
Uit een telefoontje vanmorgen met de calamiteitendienst van Heerlen bleek dat ze de 30ste begonnen zijn met de belangrijkste fietsverbindingen alsnog te schuiven. Rijkelijk laat en daar ben ik best wel boos over. Maar die boosheid geldt ook mezelf. Ik heb de zaak te lang op zijn beloop gelaten en had eerder en harder aan de bel moeten trekken.
Fietsers zijn veroordeeld tot de rijstroken, ook op stroomwegen waar het autoverkeer weer vrij snel met normale snelheid kon rijden. En daar waar automobilisten niet gewend zijn dat er fietsers rijden, is ook het mededogen niet altijd aanwezig. Auto's rijden bij tegenliggers te vaak rakelings langs in plaats van af te remmen en er even achter te blijven totdat wel voldoende kan worden uitgeweken. Voor fietsers zijn er vaak geen alternatieve routes beschikbaar of zijn deze wegens gebrek aan gladheidsbestrijding niet berijdbaar. Het gevolg is dus dat fietsen zo bemoeilijkt en gevaarlijk is dat de meeste fietsers er maar niet aan zijn begonnen, al kan lang niet iedereen kiezen voor een andere vervoerswijze. Gelukkig(?) waren er schoolvakanties. Maar of op 3 januari de meeste fietspaden en –stroken weer redelijk berijdbaar zijn?
Na twee winters met forse problemen voor de fietsers en twee evaluaties bij de beleidmakers is deze nieuwe ervaring dus nog een slechtere. We zullen het zeker aankaarten in onze 'jaarlijkse zorgenbrief'. Maar zullen het ook ter sprake brengen bij het aanstaande bijeenkomsten van het Regionaal Mobiliteit Overleg.
zaterdag 27 november 2010
10 van de 24 leden PVV-fractie in opspraak.
Meten met twee maten.
Inmiddels zijn 10 leden van de 24 leden tellende PVV-fractie in opspraak geraakt, tenminste als we Dion Graus en Hero Brinkman uit de vorige periode meetellen. Daarbij zijn bij Brinkman nieuwe misdragingen bekend geworden. En ook Geert Wilders behoort tot deze 10 omdat hij zich tenslotte voor de rechtbank moet verantwoorden voor zijn discriminatie. Richard de Mos (toch geen schoolhoofd), James Sharpe, Eric Lucassen en Marcial Hernandez zijn daar (vrij) recent bijgekomen. En er zijn er nog 3 die een strafblad hebben: Jhim van Bemmel, Joram van Klaveren en Raymond de Roon.
James Sharpe is kort na het bekend worden van zijn veroordelingen voor telecomfraude uit de kamer gestapt. Hij wilde zijn gezin beschermen tegen verdere beschuldigingen van agressief gedrag (waarbij hij verwachtte dat zijn exen nog wel een boekje open zouden doen). De reden is wat flauw, omdat hij niet erbij zegt wat de aanleiding en redenen zijn waarom zijn gezin beschermd zou moeten worden. Hij is de enige tot nu toe de enig juiste beslissing heeft genomen die bij dit gedrag past: opstappen. Tweede Kamerleden hebben tenslotte een voorbeeldfunctie.
Tegen PVV-er Marcial Hernandez is aangifte gedaan wegens een kopstoot. Die zaak is begin december geschikt met een 'boete' van € 500. Het openbaar ministerie vindt dat er op basis van getuigenverklaringen en camerabeelden, voldoende bewijs is voor schuld. Maar Hernandez accepteert de schikking zonder schuld te bekennen. Daarmee komt hij naar mijn mening wel erg gemakkelijk weg. Want wat is € 500 op het salaris van een kamerlid? Daarvoor koopt hij een veroordeling af en dus leiden zijn misdragingen ook niet tot een afscheid van de politiek. Hernandez had overigens al een verkeersboete van € 350 voor te hard rijden op zak. Ik vind dat het openbaar ministerie geen schikking had moeten aanbieden.
Jhim van Bemmel is vanwege onbehoorlijk bestuur en onrechtmatig handelen (fraude) bij een faillissement betrokken plus het vervalsen van vrachtbrieven (valsheid in geschrifte). Over die valsheid in geschrifte zegt van Bemmel: „Het was een vrij lichte overtreding en ik heb mijn boete betaald”. Nogal luchtige reactie. Voor een overtreding krijgt men geen strafblad, voor een misdrijf wel.
Daarnaast zijn liegen en fraude geen vertrouwenwekkende eigenschappen voor een politicus.
Twee kamerleden hebben van Geert Wilders inmiddels een kleinere portefeuille of een spreekverbod gekregen: Eric Lucassen en Jhim van Bemmel. Zo krijgt de vrijheid van meningsuiting toch wel een bijzondere bijbetekenis voor deze PVV-ers. Maar wellicht treuriger is dat het spreekverbod waarschijnlijk vooral gericht is op lijfsbehoud van en het voorkomen van verder gezichtsverlies voor de PVV en Geert Wilders zelf. Hij wil rust in de tent. En minder media-aandacht. Maar hij is niet in staat om de problemen bij de bron aan te pakken. Er mag geen van die boefjes buiten de 76 vallen. En dus steunt ons kabinet met zijn flinke maatregelen op het gebied van justitie en verkeer op een meerderheid die het met de uitvoering zelf niet zo nauw nemen. Je zou je kunnen afvragen of ze wel mogen meestemmen bij bepaalde justitiële onderwerpen, omdat de schijn van belangenverstrengeling niet kan worden vermeden, als je aan de andere kant in aanraking bent geweest met justitie?
Meerdere PVV-ers hebben zich misdragen, enkele zelfs meerdere malen. Dus eigenlijk zouden er meer moeten opstappen. Maar Geert Wilders meet ook hier met twee maten. Waar hij anderen zwaar veroordeeld (motie van wantrouwen voor twee paspoorten, en het neersabelen van Wijnand Duijvendak), daar houdt hij zijn fractiegenoten de hand boven het hoofd.
Eigenlijk is het niet verwonderlijk dat Wilders met twee maten meet. Het is mee de basis van zijn politiek. Hij maakt onderscheid, daar waar alle mensen gelijk zouden moeten worden behandeld (artikel 1 van de Grondwet).
De vergelijking die het POW nieuws (soms toch minder partijdig dan verwacht) in andere bewoordingen maakte, is weliswaar wat flauw maar naar de laatste stand van zaken geactualiseerd: de fractie van de PVV gaat met inmiddels dik 40 % toch wel fors vaker in de fout dan de Marokkaanse jongeren (14 %) waar ze zo tegen tekeer gaan.
Deze perikelen bewijzen ook dat het onmogelijk is dat één persoon een politieke partij kan leiden. En zeker zo’n extreme club die allerlei pluimage aantrekt en daarmee blijkbaar ook een groot aantal politieke gelukzoekers. En nu hoeven sommige van die figuren hun mond niet meer open te doen en verdienen hun vorstelijke salaris met alleen maar op tijd de hand op te steken.
En hoe moet dat met de werving van PVV-ers voor de verkiezingen van Provinciale Staten? Als er al bij de 24 kamerleden zoveel onverlaten zitten. Dat was toch de 'goed gescreende' binnenste kenniscirkel van Wilders, zijn politieke talenten en vertrouwelingn? Wat voor pluimage mogen we verwachten als kandidaten voor PS in twaalf provincies? En als er daar veel van gekozen worden, hoe blijft dat één fractie met een gelijkluidend politiek streven, zonder hun regisseur?
Het lijkt erop dat de kiezers van Wilders deze politieke bende niet zo erg vinden. Althans in het begin van deze controverses (half november). De kiezers lijken toch wel meer het wangedrag van de PVV-ers te accepteren, dan dat van andere mensen / politici. Ook de kiezers van de PVV meten met twee maten?
Een peiling van een week later liet (gelukkig) toch wel een ander beeld zien. Van de virtuele 31 zetels was de PVV er 6 kwijtgeraakt. Dat is toch wel bijna 20 %. Dat is er nog een meer dan er nu PVV-ers in de kamer zitten. Maar er is toch wel een kentering. Maar na een kleine maand is het aantal zetel nog steeds een of twee boven zijn huidige 24. Ik moet, denk ik, me voorlopig nog geen illusies maken over een beter politiek inzicht en stemgedrag van te veel mensen.
Inmiddels zijn 10 leden van de 24 leden tellende PVV-fractie in opspraak geraakt, tenminste als we Dion Graus en Hero Brinkman uit de vorige periode meetellen. Daarbij zijn bij Brinkman nieuwe misdragingen bekend geworden. En ook Geert Wilders behoort tot deze 10 omdat hij zich tenslotte voor de rechtbank moet verantwoorden voor zijn discriminatie. Richard de Mos (toch geen schoolhoofd), James Sharpe, Eric Lucassen en Marcial Hernandez zijn daar (vrij) recent bijgekomen. En er zijn er nog 3 die een strafblad hebben: Jhim van Bemmel, Joram van Klaveren en Raymond de Roon.
James Sharpe is kort na het bekend worden van zijn veroordelingen voor telecomfraude uit de kamer gestapt. Hij wilde zijn gezin beschermen tegen verdere beschuldigingen van agressief gedrag (waarbij hij verwachtte dat zijn exen nog wel een boekje open zouden doen). De reden is wat flauw, omdat hij niet erbij zegt wat de aanleiding en redenen zijn waarom zijn gezin beschermd zou moeten worden. Hij is de enige tot nu toe de enig juiste beslissing heeft genomen die bij dit gedrag past: opstappen. Tweede Kamerleden hebben tenslotte een voorbeeldfunctie.
Tegen PVV-er Marcial Hernandez is aangifte gedaan wegens een kopstoot. Die zaak is begin december geschikt met een 'boete' van € 500. Het openbaar ministerie vindt dat er op basis van getuigenverklaringen en camerabeelden, voldoende bewijs is voor schuld. Maar Hernandez accepteert de schikking zonder schuld te bekennen. Daarmee komt hij naar mijn mening wel erg gemakkelijk weg. Want wat is € 500 op het salaris van een kamerlid? Daarvoor koopt hij een veroordeling af en dus leiden zijn misdragingen ook niet tot een afscheid van de politiek. Hernandez had overigens al een verkeersboete van € 350 voor te hard rijden op zak. Ik vind dat het openbaar ministerie geen schikking had moeten aanbieden.
Jhim van Bemmel is vanwege onbehoorlijk bestuur en onrechtmatig handelen (fraude) bij een faillissement betrokken plus het vervalsen van vrachtbrieven (valsheid in geschrifte). Over die valsheid in geschrifte zegt van Bemmel: „Het was een vrij lichte overtreding en ik heb mijn boete betaald”. Nogal luchtige reactie. Voor een overtreding krijgt men geen strafblad, voor een misdrijf wel.
Daarnaast zijn liegen en fraude geen vertrouwenwekkende eigenschappen voor een politicus.
Twee kamerleden hebben van Geert Wilders inmiddels een kleinere portefeuille of een spreekverbod gekregen: Eric Lucassen en Jhim van Bemmel. Zo krijgt de vrijheid van meningsuiting toch wel een bijzondere bijbetekenis voor deze PVV-ers. Maar wellicht treuriger is dat het spreekverbod waarschijnlijk vooral gericht is op lijfsbehoud van en het voorkomen van verder gezichtsverlies voor de PVV en Geert Wilders zelf. Hij wil rust in de tent. En minder media-aandacht. Maar hij is niet in staat om de problemen bij de bron aan te pakken. Er mag geen van die boefjes buiten de 76 vallen. En dus steunt ons kabinet met zijn flinke maatregelen op het gebied van justitie en verkeer op een meerderheid die het met de uitvoering zelf niet zo nauw nemen. Je zou je kunnen afvragen of ze wel mogen meestemmen bij bepaalde justitiële onderwerpen, omdat de schijn van belangenverstrengeling niet kan worden vermeden, als je aan de andere kant in aanraking bent geweest met justitie?
Meerdere PVV-ers hebben zich misdragen, enkele zelfs meerdere malen. Dus eigenlijk zouden er meer moeten opstappen. Maar Geert Wilders meet ook hier met twee maten. Waar hij anderen zwaar veroordeeld (motie van wantrouwen voor twee paspoorten, en het neersabelen van Wijnand Duijvendak), daar houdt hij zijn fractiegenoten de hand boven het hoofd.
Eigenlijk is het niet verwonderlijk dat Wilders met twee maten meet. Het is mee de basis van zijn politiek. Hij maakt onderscheid, daar waar alle mensen gelijk zouden moeten worden behandeld (artikel 1 van de Grondwet).
De vergelijking die het POW nieuws (soms toch minder partijdig dan verwacht) in andere bewoordingen maakte, is weliswaar wat flauw maar naar de laatste stand van zaken geactualiseerd: de fractie van de PVV gaat met inmiddels dik 40 % toch wel fors vaker in de fout dan de Marokkaanse jongeren (14 %) waar ze zo tegen tekeer gaan.
Deze perikelen bewijzen ook dat het onmogelijk is dat één persoon een politieke partij kan leiden. En zeker zo’n extreme club die allerlei pluimage aantrekt en daarmee blijkbaar ook een groot aantal politieke gelukzoekers. En nu hoeven sommige van die figuren hun mond niet meer open te doen en verdienen hun vorstelijke salaris met alleen maar op tijd de hand op te steken.
En hoe moet dat met de werving van PVV-ers voor de verkiezingen van Provinciale Staten? Als er al bij de 24 kamerleden zoveel onverlaten zitten. Dat was toch de 'goed gescreende' binnenste kenniscirkel van Wilders, zijn politieke talenten en vertrouwelingn? Wat voor pluimage mogen we verwachten als kandidaten voor PS in twaalf provincies? En als er daar veel van gekozen worden, hoe blijft dat één fractie met een gelijkluidend politiek streven, zonder hun regisseur?
Het lijkt erop dat de kiezers van Wilders deze politieke bende niet zo erg vinden. Althans in het begin van deze controverses (half november). De kiezers lijken toch wel meer het wangedrag van de PVV-ers te accepteren, dan dat van andere mensen / politici. Ook de kiezers van de PVV meten met twee maten?
Een peiling van een week later liet (gelukkig) toch wel een ander beeld zien. Van de virtuele 31 zetels was de PVV er 6 kwijtgeraakt. Dat is toch wel bijna 20 %. Dat is er nog een meer dan er nu PVV-ers in de kamer zitten. Maar er is toch wel een kentering. Maar na een kleine maand is het aantal zetel nog steeds een of twee boven zijn huidige 24. Ik moet, denk ik, me voorlopig nog geen illusies maken over een beter politiek inzicht en stemgedrag van te veel mensen.
donderdag 25 november 2010
Ten Esschen – Heerlen, 21 november 2010
Aan de heer Gerrit van Vegchel,
Voorzitter van de Stadsregio Parkstad Limburg
Per e-mail: info@parkstad-limburg.nl
Betreft: open brief n.a.v. krantenberichten op 19 november 2010.
Geachte heer van Vegchel,
Graag wil ik reageren op enkele aspecten die u aandraagt in het interview dat gepubliceerd is in de regionale dagbladen Dagblad De Limburger en het Limburgs Dagblad op 19 november jl. U gaat hierbij in op de noodzakelijke herstructurering van het woningbestand in Parkstad Limburg als gevolg van de vergrijzing en de krimp van onze bevolking. In grote lijnen ben ik het eens met uw analyse. Ook met uw constatering dat de start van de ‘herstructurering’ 10 jaar te laat is. Maar u zult wellicht uit ervaring weten dat de woningbouwmarkt niet vlot te veranderen is, mede gezien de wens van marktpartijen om winstgevend te bouwen plus de al ingenomen grondposities en planologische toezeggingen voor projectontwikkeling. Maar ook willen bestuurders pas vrij recent erkennen dat de groei in hun gemeente eruit is en dat dus ook het beleid om moet.
U richt zich echter naar mijn mening bij de uitvoering van deze herstructurering wat te eenzijdig op de woningbouwcorporaties. Voor de grootste groep eigenaren, het particuliere woningbezit, heeft u weinig te bieden: “In de particuliere sector denkt hij huiseigenaren wier woningen gesloopt moeten worden, niet tegemoet te kunnen komen. Behalve dan door in individuele gevallen de verhuiswagen voor ze te betalen. Verder is het eigenlijk een vorm van domme pech, te vergelijken met het verkeerd beleggen van je erfenis. Al moeten we daar zorgvuldig mee omgaan”. Deze redenering vind ik te kort door de bocht al lijkt dat laatste zinnetje een opening te bieden naar wat meer dan ‘de verhuiswagen betalen’. En dat zou de overheid ook sieren.
U wil namelijk voor het verkleinen van de woningmarkt een veel te grote verantwoordelijkheid leggen bij de individuele burgers. Daarvoor is het risico voor de meeste individuele burgers veel te groot. De meeste huizen zijn gekocht met een hypothecaire lening. Bij verkoop enkele tienduizenden euro’s minder voor je huis beuren is voor de meeste woningeigenaren al een zeer ernstige strop. Het zonder compensatie slopen van je eigen woning zal menig huiseigenaar naar het faillissement drijven. Maar de overheid heeft ook een verantwoordelijkheid om zij jarenlang het particuliere woningbezit in onze streek heeft gestimuleerd, zodanig dat momenteel 60 % particulier eigendom is. Daar past geen koude sanering bij.
Dat is niet alleen voor de huidige woningbezitters een afschrikwekkend vooruitzicht. De woningcirculatie en de gewenste doorstroming zullen fors afnemen. Maar ook voor nieuwkomers wordt het kopen van een woning in onze omgeving een financieel hachelijke zaak. Dat is geen lokkend perspectief voor al die (hoog opgeleide) mensen die gewenst zijn in onze streek om de economie van nieuwe arbeidskrachten en elan te voorzien. Een nog sterkere negatieve spiraal is zeker niet ondenkbaar.
Ik wil in dit verband verwijzen naar de onlangs gepubliceerde retailvisie Parkstad Limburg. In krantenberichten op 15 oktober stelde Parkstad Limburg ambtenaar Kees Werkhoven dat er rond de 100.000 m² winkelvloeroppervlak uit de markt moet worden genomen. Daarbij suggereerde hij een fonds op te richten om de (kleinere) ondernemers te compenseren. Voor veel van deze ondernemers is hun winkelpand namelijk ook hun pensioenvoorziening. Daarbij heeft het bedrijfsleven, gesteund door de in ruimtelijke ordening soms zeer discutabel opererende overheden, de laatste tientallen jaren (en nu nog steeds!) willens en wetens gestreefd naar vergroting van het winkelvloeroppervlak met nu al forse leegstand tot gevolg. Hier is sprake van veel kapitaalkrachtige ondernemingen die de markt hebben verstoord. En hier voelt de overheid zich blijkbaar wel verantwoordelijkheid om de sanering mee te financieren? Heeft het bedrijfsleven bij u ook een streepje voor boven de meer dan 130.000 burgers van Parkstad Limburg die een eigen woning bezitten? Want u beseft, neem ik aan, dat heel veel particuliere woningeigenaren een tenminste vergelijkbaar risico lopen, waarbij ‘pensioenvoorziening’ kan worden vervangen door een grote ‘immateriële’ schuldenlast.
Omdat de woningmarkt in Parkstad Limburg door de krimp in een zeer ruime jas komt te zitten, ligt er naar mijn mening ook een grote verantwoordelijkheid voor de overheid om het de particuliere woningmarkt te ondersteunen. Dit wordt ook al deels erkend in het onlangs vastgestelde Regioprogramma ‘Naar een duurzaam vitale regio’: “Particuliere woningen worden moeilijker verkoopbaar en de waarde van huizen zal dalen”. Het regioprogramma bevat een voorstel om een experiment voor de ‘Aanpak problematiek particulier bezit’ uit te voeren.
Ik verzoek u om in dat experiment ook de mogelijkheden te onderzoeken voor een vangnet voor de particuliere woningmarkt. Ik denk daarbij aan een opkoopregeling voor moeilijk verkoopbare woningen. Bijvoorbeeld via een fonds worden woningen die al een jaar te koop staan, opgekocht voor 90 % van de (al dalende) WOZ-waarde. De ‘goede’ woningen worden doorverkocht aan de corporaties die ze trachten te verhuren. Zij kunnen dan minder goede huurwoningen slopen. De ‘slechte’ opgekochte koopwoningen worden gesloopt en dus definitief uit de markt gehaald. Dit verbetert weer de marktwaarde van de overige woningen en het klimaat op de woningmarkt.
Ik besef dat ik hier om een forse uitbreiding vraag van de herstructureringsopgave voor Parkstad Limburg. Een uitbreiding die ook de al benodigde € 1,3 miljard zal overstijgen, al weet ik bij lange na niet met hoeveel. Maar gezien de ernst van deze zaak, waarvan de eerste aankondigingen nu al zichtbaar zijn, is hier een zware overheidsinspanning gerechtvaardigd.
Ik hoop dat u ontvankelijk bent voor mijn verzoek. Daarbij wens u veel succes met uw werkzaamheden.
In afwachting van uw reactie,
groet ik u vriendelijk,
H.J. Winteraeken
o.a. voormalig lid van de Parkstad Limburgraad.
Ps.: deze open brief is op 25 november nagenoeg geheel gepubliceerd als opiniebijdrage in de edities Parkstad van de regionale kranten Dagblad De Limburger en het Limburgs Dagblad.
Aan de heer Gerrit van Vegchel,
Voorzitter van de Stadsregio Parkstad Limburg
Per e-mail: info@parkstad-limburg.nl
Betreft: open brief n.a.v. krantenberichten op 19 november 2010.
Geachte heer van Vegchel,
Graag wil ik reageren op enkele aspecten die u aandraagt in het interview dat gepubliceerd is in de regionale dagbladen Dagblad De Limburger en het Limburgs Dagblad op 19 november jl. U gaat hierbij in op de noodzakelijke herstructurering van het woningbestand in Parkstad Limburg als gevolg van de vergrijzing en de krimp van onze bevolking. In grote lijnen ben ik het eens met uw analyse. Ook met uw constatering dat de start van de ‘herstructurering’ 10 jaar te laat is. Maar u zult wellicht uit ervaring weten dat de woningbouwmarkt niet vlot te veranderen is, mede gezien de wens van marktpartijen om winstgevend te bouwen plus de al ingenomen grondposities en planologische toezeggingen voor projectontwikkeling. Maar ook willen bestuurders pas vrij recent erkennen dat de groei in hun gemeente eruit is en dat dus ook het beleid om moet.
U richt zich echter naar mijn mening bij de uitvoering van deze herstructurering wat te eenzijdig op de woningbouwcorporaties. Voor de grootste groep eigenaren, het particuliere woningbezit, heeft u weinig te bieden: “In de particuliere sector denkt hij huiseigenaren wier woningen gesloopt moeten worden, niet tegemoet te kunnen komen. Behalve dan door in individuele gevallen de verhuiswagen voor ze te betalen. Verder is het eigenlijk een vorm van domme pech, te vergelijken met het verkeerd beleggen van je erfenis. Al moeten we daar zorgvuldig mee omgaan”. Deze redenering vind ik te kort door de bocht al lijkt dat laatste zinnetje een opening te bieden naar wat meer dan ‘de verhuiswagen betalen’. En dat zou de overheid ook sieren.
U wil namelijk voor het verkleinen van de woningmarkt een veel te grote verantwoordelijkheid leggen bij de individuele burgers. Daarvoor is het risico voor de meeste individuele burgers veel te groot. De meeste huizen zijn gekocht met een hypothecaire lening. Bij verkoop enkele tienduizenden euro’s minder voor je huis beuren is voor de meeste woningeigenaren al een zeer ernstige strop. Het zonder compensatie slopen van je eigen woning zal menig huiseigenaar naar het faillissement drijven. Maar de overheid heeft ook een verantwoordelijkheid om zij jarenlang het particuliere woningbezit in onze streek heeft gestimuleerd, zodanig dat momenteel 60 % particulier eigendom is. Daar past geen koude sanering bij.
Dat is niet alleen voor de huidige woningbezitters een afschrikwekkend vooruitzicht. De woningcirculatie en de gewenste doorstroming zullen fors afnemen. Maar ook voor nieuwkomers wordt het kopen van een woning in onze omgeving een financieel hachelijke zaak. Dat is geen lokkend perspectief voor al die (hoog opgeleide) mensen die gewenst zijn in onze streek om de economie van nieuwe arbeidskrachten en elan te voorzien. Een nog sterkere negatieve spiraal is zeker niet ondenkbaar.
Ik wil in dit verband verwijzen naar de onlangs gepubliceerde retailvisie Parkstad Limburg. In krantenberichten op 15 oktober stelde Parkstad Limburg ambtenaar Kees Werkhoven dat er rond de 100.000 m² winkelvloeroppervlak uit de markt moet worden genomen. Daarbij suggereerde hij een fonds op te richten om de (kleinere) ondernemers te compenseren. Voor veel van deze ondernemers is hun winkelpand namelijk ook hun pensioenvoorziening. Daarbij heeft het bedrijfsleven, gesteund door de in ruimtelijke ordening soms zeer discutabel opererende overheden, de laatste tientallen jaren (en nu nog steeds!) willens en wetens gestreefd naar vergroting van het winkelvloeroppervlak met nu al forse leegstand tot gevolg. Hier is sprake van veel kapitaalkrachtige ondernemingen die de markt hebben verstoord. En hier voelt de overheid zich blijkbaar wel verantwoordelijkheid om de sanering mee te financieren? Heeft het bedrijfsleven bij u ook een streepje voor boven de meer dan 130.000 burgers van Parkstad Limburg die een eigen woning bezitten? Want u beseft, neem ik aan, dat heel veel particuliere woningeigenaren een tenminste vergelijkbaar risico lopen, waarbij ‘pensioenvoorziening’ kan worden vervangen door een grote ‘immateriële’ schuldenlast.
Omdat de woningmarkt in Parkstad Limburg door de krimp in een zeer ruime jas komt te zitten, ligt er naar mijn mening ook een grote verantwoordelijkheid voor de overheid om het de particuliere woningmarkt te ondersteunen. Dit wordt ook al deels erkend in het onlangs vastgestelde Regioprogramma ‘Naar een duurzaam vitale regio’: “Particuliere woningen worden moeilijker verkoopbaar en de waarde van huizen zal dalen”. Het regioprogramma bevat een voorstel om een experiment voor de ‘Aanpak problematiek particulier bezit’ uit te voeren.
Ik verzoek u om in dat experiment ook de mogelijkheden te onderzoeken voor een vangnet voor de particuliere woningmarkt. Ik denk daarbij aan een opkoopregeling voor moeilijk verkoopbare woningen. Bijvoorbeeld via een fonds worden woningen die al een jaar te koop staan, opgekocht voor 90 % van de (al dalende) WOZ-waarde. De ‘goede’ woningen worden doorverkocht aan de corporaties die ze trachten te verhuren. Zij kunnen dan minder goede huurwoningen slopen. De ‘slechte’ opgekochte koopwoningen worden gesloopt en dus definitief uit de markt gehaald. Dit verbetert weer de marktwaarde van de overige woningen en het klimaat op de woningmarkt.
Ik besef dat ik hier om een forse uitbreiding vraag van de herstructureringsopgave voor Parkstad Limburg. Een uitbreiding die ook de al benodigde € 1,3 miljard zal overstijgen, al weet ik bij lange na niet met hoeveel. Maar gezien de ernst van deze zaak, waarvan de eerste aankondigingen nu al zichtbaar zijn, is hier een zware overheidsinspanning gerechtvaardigd.
Ik hoop dat u ontvankelijk bent voor mijn verzoek. Daarbij wens u veel succes met uw werkzaamheden.
In afwachting van uw reactie,
groet ik u vriendelijk,
H.J. Winteraeken
o.a. voormalig lid van de Parkstad Limburgraad.
Ps.: deze open brief is op 25 november nagenoeg geheel gepubliceerd als opiniebijdrage in de edities Parkstad van de regionale kranten Dagblad De Limburger en het Limburgs Dagblad.
donderdag 14 oktober 2010
Regioprogramma Parkstad Limburg: geen goede ruimtelijke ordening.
Regioprogramma “Naar een duurzaam vitale regio”
Dit Meerjarenuitvoeringsprogramma is op 1 oktober in Provinciale Staten vastgesteld.
Enkele kanttekeningen en een lokkend alternatief.
Het regioprogramma “Naar een duurzaam vitale regio” heeft over het algemeen een goede uitstraling. De analyse over krimp en vergrijzing klopt. De meeste plannen en maatregelen zijn weliswaar niet nieuw maar worden in een helder kader bij elkaar gezet.
Er zijn wel enkele kanttekeningen bij te maken. Zo mag de hoop dat men met dit programma “de bevolkingsdaling denkt te kunnen stabiliseren” ijdel worden genoemd en is een goede ruimtelijke ordening met dit plan nog niet gewaarborgd. De financiering kan volgens GroenLinks mede worden gerealiseerd door een variant van de Buitenring te kiezen die eenderde goedkoper is, meer problemen oplost dan het huidige voorkeurstracé en de natuur spaart.
Het is goed dat er een experiment wordt voorgesteld voor de ‘Aanpak problematiek particulier bezit’. Door de krimp komt de woningmarkt in een zeer ruime jas te zitten. Particuliere woningen worden moeilijker verkoopbaar en de waarde van huizen zal dalen. Het is aanbevelenswaardig dat in dat experiment ook een opkoopregeling voor moeilijk verkoopbare woningen wordt meegenomen, bijvoorbeeld voor 2/3 van de WOZ-waarde. De ‘goede’ woningen gaan naar de corporaties die ze trachten te verhuren. Minder goede huurwoningen kunnen dan worden gesloopt. De ‘slechte’ koopwoningen worden gesloopt en dus definitief uit de markt worden gehaald. Dit verbetert weer de marktwaarde van de overige woningen.
De ruimtelijke inpassing van nieuwe projecten schiet in dit plan te kort. Uitgangspunt moet zijn dat nieuwe stedelijke ontwikkelingen alleen plaatsvinden op al gebruikte grond. In de bebouwde omgeving zullen vele locaties vrijkomen. Dit geldt niet alleen voor woningbouw. Bestaande bedrijventerreinen worden gerevitaliseerd. De omvorming van het voormalige Philipsterrein op de Molenberg in Heerlen tot het CO2-neutrale C-Mill is een positief voorbeeld.
Deze dure herstructureringen mogen niet extra hoeven te concurreren met nieuwe bedrijfsterreinen. Dus ook geen nieuwe locatie voor zware bedrijvigheid. Nieuwe (recycling)bedrijven en verplaatsers moeten een plek vinden op bestaande bedrijventerreinen. En daar moet de milieubelasting tot een minimum worden beperkt.
Nog steeds staat een grootschalige toeristisch recreatieve attractie op de Oostflank van Brunssum in het programma. De realiteitswaarde daarvan is niet groot. Maar als die er zou komen, dan mag dat alleen op plekken waar de bestaande bebouwing is gesaneerd. Oude mijnsteenbergen kunnen beter worden terug gegeven aan de natuur. Open ruimtes die na sanering overblijven, dus zonder nieuwe stedenbouwkundige invulling, worden ook park of natuur. En er mag geen opvulling plaatsvinden van stedelijke gebieden tot aan de onverhoopt toch aan te leggen Buitenring.
Er zijn overigens maar enkele nog niet gerealiseerde programmapunten echt afhankelijk van de Buitenring. Het is dan ook aanbevelenswaardig om ook een scenario te ontwikkelen zonder Buitenring en daarmee met een extra gevuld ‘Regiofonds’ van waaruit de plannen moeten worden bekostigd. Het idee van de ‘Parkstad Leisure Ring’ is een ongewenste en zinloze marketingtruc.
Er wordt een nieuwe retailnota (detailhandel) in het vooruitzicht gesteld. Maar uit de contouren die in dit programma worden geschetst, blijk dat men nog steeds geen echte keuzes durft te maken.
Ontwikkelaars en grote winkelketens worden “verplicht om bij het in de markt zetten van nieuwe centra / winkels, andere centra / winkels uit de markt te nemen”. Dit is half werk met waarschijnlijk negatieve neveneffecten.
Het huidige winkelaanbod is nu al veel te groot. Op 14 juli 2010 stond een interview met burgemeester Paul Depla van Heerlen in onze regionale kranten. Hij stelde: "De regio telt 542.000 m² aan winkeloppervlak waarvan nu al 73.000 m² leeg ligt. Door de afname van de bevolking valt er straks nog minder te besteden en krimpt de retailmarkt met nog eens 60.000 vierkante meter winkeloppervlak, luidt de voorspelling. Actie geboden dus!"
Echter, er zijn nog forse plannen voor winkels bij het Parkstad Limburg stadion, het Maankwartier en Kerkrade Centrum. Samen goed voor nog enkele tienduizenden m² extra leegstand. Waarschijnlijk sneuvelen heel wat buurtsupers en zijn de mensen die minder (auto)mobiel zijn, de klos. Dus geen nieuwe winkels / centra meer in Parkstad Limburg, om te beginnen niet meer bij het Rodastadion.
De ontwikkeling van een ‘onderwijsboulevard’ bij de Hogeschool Zuyd en de Open Universiteit is niet nodig. De veronderstelling dat veel middelbare scholen geclusterd moeten worden, is onzin. Spreiding betekent dat veel leerlingen minder ver hoeven te fietsen. En de onderwijsboulevard is zeker niet gewenst als deze open ruimte en natuur kost (Arcus).
Dan daar ook nog pleiten voor extra parkeerplaatsen is puur opportunisme streven. Het is strijdig met een duurzaam mobiliteitsbeleid en zet de klok zo’n 15 jaar terug. Bij de ontwikkeling van het bedrijventerrein Coriopolis had men al een betere mobiliteitsinvulling in gedachte dan nu.
Verder is het een mooi plan, waarvan de financiering nog een hele klus zal zijn. Volgens GroenLinks kan deze achilleshiel voor alle mooie voornemens worden weggenomen en de realiteitswaarde worden vergroot door vele miljoenen te bezuinigen op de aanleg van de Buitenring door de keuze voor een groene 0+ variant.
Margriet van Tulder, lid Provinciale Staten voor GroenLinks
Harrie Winteraeken, o.a. oud raadslid voor GroenLinks in Heerlen
Dit Meerjarenuitvoeringsprogramma is op 1 oktober in Provinciale Staten vastgesteld.
Enkele kanttekeningen en een lokkend alternatief.
Het regioprogramma “Naar een duurzaam vitale regio” heeft over het algemeen een goede uitstraling. De analyse over krimp en vergrijzing klopt. De meeste plannen en maatregelen zijn weliswaar niet nieuw maar worden in een helder kader bij elkaar gezet.
Er zijn wel enkele kanttekeningen bij te maken. Zo mag de hoop dat men met dit programma “de bevolkingsdaling denkt te kunnen stabiliseren” ijdel worden genoemd en is een goede ruimtelijke ordening met dit plan nog niet gewaarborgd. De financiering kan volgens GroenLinks mede worden gerealiseerd door een variant van de Buitenring te kiezen die eenderde goedkoper is, meer problemen oplost dan het huidige voorkeurstracé en de natuur spaart.
Het is goed dat er een experiment wordt voorgesteld voor de ‘Aanpak problematiek particulier bezit’. Door de krimp komt de woningmarkt in een zeer ruime jas te zitten. Particuliere woningen worden moeilijker verkoopbaar en de waarde van huizen zal dalen. Het is aanbevelenswaardig dat in dat experiment ook een opkoopregeling voor moeilijk verkoopbare woningen wordt meegenomen, bijvoorbeeld voor 2/3 van de WOZ-waarde. De ‘goede’ woningen gaan naar de corporaties die ze trachten te verhuren. Minder goede huurwoningen kunnen dan worden gesloopt. De ‘slechte’ koopwoningen worden gesloopt en dus definitief uit de markt worden gehaald. Dit verbetert weer de marktwaarde van de overige woningen.
De ruimtelijke inpassing van nieuwe projecten schiet in dit plan te kort. Uitgangspunt moet zijn dat nieuwe stedelijke ontwikkelingen alleen plaatsvinden op al gebruikte grond. In de bebouwde omgeving zullen vele locaties vrijkomen. Dit geldt niet alleen voor woningbouw. Bestaande bedrijventerreinen worden gerevitaliseerd. De omvorming van het voormalige Philipsterrein op de Molenberg in Heerlen tot het CO2-neutrale C-Mill is een positief voorbeeld.
Deze dure herstructureringen mogen niet extra hoeven te concurreren met nieuwe bedrijfsterreinen. Dus ook geen nieuwe locatie voor zware bedrijvigheid. Nieuwe (recycling)bedrijven en verplaatsers moeten een plek vinden op bestaande bedrijventerreinen. En daar moet de milieubelasting tot een minimum worden beperkt.
Nog steeds staat een grootschalige toeristisch recreatieve attractie op de Oostflank van Brunssum in het programma. De realiteitswaarde daarvan is niet groot. Maar als die er zou komen, dan mag dat alleen op plekken waar de bestaande bebouwing is gesaneerd. Oude mijnsteenbergen kunnen beter worden terug gegeven aan de natuur. Open ruimtes die na sanering overblijven, dus zonder nieuwe stedenbouwkundige invulling, worden ook park of natuur. En er mag geen opvulling plaatsvinden van stedelijke gebieden tot aan de onverhoopt toch aan te leggen Buitenring.
Er zijn overigens maar enkele nog niet gerealiseerde programmapunten echt afhankelijk van de Buitenring. Het is dan ook aanbevelenswaardig om ook een scenario te ontwikkelen zonder Buitenring en daarmee met een extra gevuld ‘Regiofonds’ van waaruit de plannen moeten worden bekostigd. Het idee van de ‘Parkstad Leisure Ring’ is een ongewenste en zinloze marketingtruc.
Er wordt een nieuwe retailnota (detailhandel) in het vooruitzicht gesteld. Maar uit de contouren die in dit programma worden geschetst, blijk dat men nog steeds geen echte keuzes durft te maken.
Ontwikkelaars en grote winkelketens worden “verplicht om bij het in de markt zetten van nieuwe centra / winkels, andere centra / winkels uit de markt te nemen”. Dit is half werk met waarschijnlijk negatieve neveneffecten.
Het huidige winkelaanbod is nu al veel te groot. Op 14 juli 2010 stond een interview met burgemeester Paul Depla van Heerlen in onze regionale kranten. Hij stelde: "De regio telt 542.000 m² aan winkeloppervlak waarvan nu al 73.000 m² leeg ligt. Door de afname van de bevolking valt er straks nog minder te besteden en krimpt de retailmarkt met nog eens 60.000 vierkante meter winkeloppervlak, luidt de voorspelling. Actie geboden dus!"
Echter, er zijn nog forse plannen voor winkels bij het Parkstad Limburg stadion, het Maankwartier en Kerkrade Centrum. Samen goed voor nog enkele tienduizenden m² extra leegstand. Waarschijnlijk sneuvelen heel wat buurtsupers en zijn de mensen die minder (auto)mobiel zijn, de klos. Dus geen nieuwe winkels / centra meer in Parkstad Limburg, om te beginnen niet meer bij het Rodastadion.
De ontwikkeling van een ‘onderwijsboulevard’ bij de Hogeschool Zuyd en de Open Universiteit is niet nodig. De veronderstelling dat veel middelbare scholen geclusterd moeten worden, is onzin. Spreiding betekent dat veel leerlingen minder ver hoeven te fietsen. En de onderwijsboulevard is zeker niet gewenst als deze open ruimte en natuur kost (Arcus).
Dan daar ook nog pleiten voor extra parkeerplaatsen is puur opportunisme streven. Het is strijdig met een duurzaam mobiliteitsbeleid en zet de klok zo’n 15 jaar terug. Bij de ontwikkeling van het bedrijventerrein Coriopolis had men al een betere mobiliteitsinvulling in gedachte dan nu.
Verder is het een mooi plan, waarvan de financiering nog een hele klus zal zijn. Volgens GroenLinks kan deze achilleshiel voor alle mooie voornemens worden weggenomen en de realiteitswaarde worden vergroot door vele miljoenen te bezuinigen op de aanleg van de Buitenring door de keuze voor een groene 0+ variant.
Margriet van Tulder, lid Provinciale Staten voor GroenLinks
Harrie Winteraeken, o.a. oud raadslid voor GroenLinks in Heerlen
Luc Soete: kritiek op regeerakkoord.
Luc Soete: “Het regeerakkoord vormt de snelste weg naar economische krimp en neergang”.
Hij stelt dit in een column in de regionale kranten Dagblad De Limburger en Limburgs Dagblad van 9 oktober 2010 over het ‘zilvergrijze’ regeerakkoord van VVD en CDA. Hij constateert dat vooral de ouderen worden gefaciliteerd en dat alles wat jong en innovatief is, het gelag moet betalen: “Wat de jongeren in de categorie 25 – 40 jaar de rest van hun leven aan belastingen en premies moeten afdragen, is veel meer dan ze ooit zullen ontvangen in de vorm van uitkeringen en publieke voorzieningen als zorg en onderwijs. En dit alles ter faveure van de babyboomers zoals u en ik die tot aan hun dood miljarden aan pensioenpremies, ouderenzorg en meerwaarde op huizen zullen opstrijken”.
Luc Soete is hoogleraar economie aan de Universiteit Maastricht.
Hij stelt dit in een column in de regionale kranten Dagblad De Limburger en Limburgs Dagblad van 9 oktober 2010 over het ‘zilvergrijze’ regeerakkoord van VVD en CDA. Hij constateert dat vooral de ouderen worden gefaciliteerd en dat alles wat jong en innovatief is, het gelag moet betalen: “Wat de jongeren in de categorie 25 – 40 jaar de rest van hun leven aan belastingen en premies moeten afdragen, is veel meer dan ze ooit zullen ontvangen in de vorm van uitkeringen en publieke voorzieningen als zorg en onderwijs. En dit alles ter faveure van de babyboomers zoals u en ik die tot aan hun dood miljarden aan pensioenpremies, ouderenzorg en meerwaarde op huizen zullen opstrijken”.
Luc Soete is hoogleraar economie aan de Universiteit Maastricht.
Nieuw kabinet VVD - CDA + PVV.
Vandaag is het nieuwe kabinet van VVD en CDA met gedoogsteun van de PVV geïnstalleerd. Ik wacht met commentaar tot hun daden. Maar het beloofd weinig goeds.
Wel een optimistische voorspelling over de periode dat het zal regeren: tot mei 2011. En met evenveel optimisme: dan zal het toch nog niet zoveel onheil hebben kunnen aanrichten.
En morgen het tweede deel van de eisen van het openbaar ministerie in het proces tegen Wilders over haat zaaien. Het beloofd weinig goeds, nu het OM al vrijspraak heeft geëist voor discriminatie en beledigingen van moslims ed. Niet de rechter heeft de schijn van partijdigheid maar het OM dat blijkbaar te laf is om uit de gegeven aangiftes en veelheid aan voorbeelden een stevige aanklacht en eis te formuleren.
Wel een optimistische voorspelling over de periode dat het zal regeren: tot mei 2011. En met evenveel optimisme: dan zal het toch nog niet zoveel onheil hebben kunnen aanrichten.
En morgen het tweede deel van de eisen van het openbaar ministerie in het proces tegen Wilders over haat zaaien. Het beloofd weinig goeds, nu het OM al vrijspraak heeft geëist voor discriminatie en beledigingen van moslims ed. Niet de rechter heeft de schijn van partijdigheid maar het OM dat blijkbaar te laf is om uit de gegeven aangiftes en veelheid aan voorbeelden een stevige aanklacht en eis te formuleren.
zondag 3 oktober 2010
Worden planschades Buitenring straks verhaald op de gemeente?
‘Worden planschades Buitenring straks verhaald op de gemeente?’
Onderstaand concept persbericht plus de bijbehorende vragen maakte ik op zaterdag 2 oktober voor de fracties van GroenLinks in Heerlen, Kerkrade, Landgraaf en Nuth. Sajjad Rahnama’i (Heerlen) gaf aan dat hij ze zou meenemen in een extra debat van de gemeenteraad over de Buitenring op 5 oktober. Ton Ancion (Landgraaf) heeft de vragen al die zelfde middag doorgestuurd naar zijn college van B&W. Andy Rossel (Kerkrade) heeft de vragen verder uitgebreid en na terugkoppeling in zijn steunfractie zijn vragen en persbericht rondgestuurd. John Essers heeft in die anderhalve dag geen reactie gegeven. Hij heeft waarschijnlijk het meeste van ons genoten van het heerlijke najaarsweekeinde.
Op maandag 4 oktober berichtten de regionale kranten en het nieuws van L1 TV dat de Provincie Limburg € 6 miljoen heeft gereserveerd voor werkzaamheden en maatregelen nabij de Buitenring, daar waar de aanleg van de Buitenring dat noodzakelijk maakt.
Concept persbericht.
Gezien de omvang van de gevolgen van de Buitenring voor delen van Parkstad Limburg (waaronder een hogere verkeersbelasting op diverse wegen) kunnen ook de planschadeclaims fors oplopen. Als de schade wordt verminderd door het nemen van maatregelen (bijvoorbeeld geluidsisolatie), dan zullen deze maatregelen ook veel geld kosten. De fracties van GroenLinks in Parkstad Limburg (Heerlen, Kerkrade, Landgraaf en Nuth) verwachten dat deze bedragen eerder in de miljoenen dan de honderdduizenden € zullen lopen.
Naar verluid zijn gemeenten aansprakelijk voor planschades die het gevolg zijn van een zogenaamd inpassingsplan (bestemmingsplan) van de provincie. Dit geldt waarschijnlijk ook voor de Buitenring. De ruimtelijke ordeningsprocedure voor de Buitenring wordt namelijk door de Provincie Limburg gevoerd met behulp van een inpassingsplan. Op dit moment is het de fracties niet bekend wat de gevolgen zijn voor de gemeenten en of deze daar voldoende op zijn voorbereid.
De fracties van GroenLinks vinden het dan ook gewenst dat duidelijkheid wordt verkregen over wat de gevolgen zijn van het inpassingsplan van de Buitenring voor de gemeenten in Parkstad Limburg vanwege het te verwachten claimen van planschades of het nemen van maatregelen die deze claims voorkomen.
De GroenLinksfracties vragen de colleges van B&W of er een inschatting is gemaakt welke planschades kunnen ontstaan door de Buitenring, bijvoorbeeld als gevolg van een hogere geluidsbelasting, meer luchtvervuiling waaronder fijn stof, andere milieuschades en vermindering van de kwaliteit van de leefomgeving plus andere materiële (lagere waarde huizen – WOZ) en immateriële (gezondheid) schades. Daarbij vragen zij welke maatregelen er genomen worden om deze schades te voorkomen. En welke kosten naar verwachting hiermee gemoeid zijn. Hebben de gemeenten een financiële voorziening getroffen voor al deze mogelijke aanvullende kosten voor de Buitenring? Of zijn er concrete en afdoende afspraken gemaakt met de Provincie Limburg over het op de provincie kunnen verhalen van geclaimde planschades die worden veroorzaakt door de Buitenring?
Hieronder de conceptvragen.
1. Is de veronderstelling correct dat bij een inpassingsplan van de provincie de betreffende gemeente aansprakelijk is voor mogelijke planschades en dat die schades dus bij de gemeente geclaimd moeten worden?
2. Is dit ook het geval bij het inpassingsplan voor de Buitenring?
3. Heeft de gemeente een inschatting gemaakt welke planschades kunnen ontstaan door de Buitenring, bijvoorbeeld als gevolg van een hogere geluidsbelasting, meer luchtvervuiling waaronder fijn stof, andere milieuschades en vermindering van de kwaliteit van de leefomgeving plus andere materiële (lagere waarde huizen – WOZ) en immateriële (gezondheid) schades?
4. Is bij deze inschatting een berekening gemaakt van de hoogte van de te verwachten schadeclaims?
5. Heeft de gemeente een inschatting gemaakt van nog door de gemeente te nemen maatregelen om schade of ongewenste neveneffecten van de Buitenring te verminderen / te voorkomen?
6. Is bij deze inschatting een berekening gemaakt van de kosten die met deze nog noodzakelijke aanvullende maatregelen zijn gemoeid?
7. Heeft de gemeente een financiële voorziening getroffen voor al deze mogelijke aanvullende kosten voor de Buitenring?
8. Of zijn er concrete en afdoende afspraken gemaakt tussen de gemeente Heerlen / Kerkrade / Landgraaf / Nuth, de overige gemeenten van Parkstad Limburg en de Provincie Limburg over het verhalen van geclaimde planschades die worden veroorzaakt door de Buitenring?
Onderstaand concept persbericht plus de bijbehorende vragen maakte ik op zaterdag 2 oktober voor de fracties van GroenLinks in Heerlen, Kerkrade, Landgraaf en Nuth. Sajjad Rahnama’i (Heerlen) gaf aan dat hij ze zou meenemen in een extra debat van de gemeenteraad over de Buitenring op 5 oktober. Ton Ancion (Landgraaf) heeft de vragen al die zelfde middag doorgestuurd naar zijn college van B&W. Andy Rossel (Kerkrade) heeft de vragen verder uitgebreid en na terugkoppeling in zijn steunfractie zijn vragen en persbericht rondgestuurd. John Essers heeft in die anderhalve dag geen reactie gegeven. Hij heeft waarschijnlijk het meeste van ons genoten van het heerlijke najaarsweekeinde.
Op maandag 4 oktober berichtten de regionale kranten en het nieuws van L1 TV dat de Provincie Limburg € 6 miljoen heeft gereserveerd voor werkzaamheden en maatregelen nabij de Buitenring, daar waar de aanleg van de Buitenring dat noodzakelijk maakt.
Concept persbericht.
Gezien de omvang van de gevolgen van de Buitenring voor delen van Parkstad Limburg (waaronder een hogere verkeersbelasting op diverse wegen) kunnen ook de planschadeclaims fors oplopen. Als de schade wordt verminderd door het nemen van maatregelen (bijvoorbeeld geluidsisolatie), dan zullen deze maatregelen ook veel geld kosten. De fracties van GroenLinks in Parkstad Limburg (Heerlen, Kerkrade, Landgraaf en Nuth) verwachten dat deze bedragen eerder in de miljoenen dan de honderdduizenden € zullen lopen.
Naar verluid zijn gemeenten aansprakelijk voor planschades die het gevolg zijn van een zogenaamd inpassingsplan (bestemmingsplan) van de provincie. Dit geldt waarschijnlijk ook voor de Buitenring. De ruimtelijke ordeningsprocedure voor de Buitenring wordt namelijk door de Provincie Limburg gevoerd met behulp van een inpassingsplan. Op dit moment is het de fracties niet bekend wat de gevolgen zijn voor de gemeenten en of deze daar voldoende op zijn voorbereid.
De fracties van GroenLinks vinden het dan ook gewenst dat duidelijkheid wordt verkregen over wat de gevolgen zijn van het inpassingsplan van de Buitenring voor de gemeenten in Parkstad Limburg vanwege het te verwachten claimen van planschades of het nemen van maatregelen die deze claims voorkomen.
De GroenLinksfracties vragen de colleges van B&W of er een inschatting is gemaakt welke planschades kunnen ontstaan door de Buitenring, bijvoorbeeld als gevolg van een hogere geluidsbelasting, meer luchtvervuiling waaronder fijn stof, andere milieuschades en vermindering van de kwaliteit van de leefomgeving plus andere materiële (lagere waarde huizen – WOZ) en immateriële (gezondheid) schades. Daarbij vragen zij welke maatregelen er genomen worden om deze schades te voorkomen. En welke kosten naar verwachting hiermee gemoeid zijn. Hebben de gemeenten een financiële voorziening getroffen voor al deze mogelijke aanvullende kosten voor de Buitenring? Of zijn er concrete en afdoende afspraken gemaakt met de Provincie Limburg over het op de provincie kunnen verhalen van geclaimde planschades die worden veroorzaakt door de Buitenring?
Hieronder de conceptvragen.
1. Is de veronderstelling correct dat bij een inpassingsplan van de provincie de betreffende gemeente aansprakelijk is voor mogelijke planschades en dat die schades dus bij de gemeente geclaimd moeten worden?
2. Is dit ook het geval bij het inpassingsplan voor de Buitenring?
3. Heeft de gemeente een inschatting gemaakt welke planschades kunnen ontstaan door de Buitenring, bijvoorbeeld als gevolg van een hogere geluidsbelasting, meer luchtvervuiling waaronder fijn stof, andere milieuschades en vermindering van de kwaliteit van de leefomgeving plus andere materiële (lagere waarde huizen – WOZ) en immateriële (gezondheid) schades?
4. Is bij deze inschatting een berekening gemaakt van de hoogte van de te verwachten schadeclaims?
5. Heeft de gemeente een inschatting gemaakt van nog door de gemeente te nemen maatregelen om schade of ongewenste neveneffecten van de Buitenring te verminderen / te voorkomen?
6. Is bij deze inschatting een berekening gemaakt van de kosten die met deze nog noodzakelijke aanvullende maatregelen zijn gemoeid?
7. Heeft de gemeente een financiële voorziening getroffen voor al deze mogelijke aanvullende kosten voor de Buitenring?
8. Of zijn er concrete en afdoende afspraken gemaakt tussen de gemeente Heerlen / Kerkrade / Landgraaf / Nuth, de overige gemeenten van Parkstad Limburg en de Provincie Limburg over het verhalen van geclaimde planschades die worden veroorzaakt door de Buitenring?
VVD – CDA – PVV doen ‘kwartje van Kok’ verbleken.
VVD – CDA – PVV doen ‘kwartje van Kok’ verbleken.
GroenLinks maakte zich sterk voor de kilometerheffing met stickers ‘Kilometerheffing? Ja, graag!’ Die kilometerheffing komt er niet volgens onze nieuwe rechtse coalitie VVD - CDA met gedoogsteun van de PVV. Maar deze partijen beseffen gelukkig wel dat er wat moet gebeuren aan het terugdringen van de automobiliteit. Dus stellen ze maatregelen voor die wellicht een vergelijkbaar effect hebben. Ze willen, net als bij de kilometerheffing, de aankoopbelasting voor auto’s (BPM) en de wegenbelasting verlagen. Tegelijkertijd worden de brandstofaccijns verhoogd. Dit zal waarschijnlijk geleidelijk gaan. Maar de ANWB heeft al becijferd dat het geheel afschaffen van de wegenbelasting tot een verhoging van de prijs voor benzine ed. leidt met € 0,35/liter.
Tijdens de verkiezingscampagne was een van de lokkertjes van ‘rechts’ voor de automobilist-kiezer nog het afschaffen van het ‘kwartje van Kok’. Beetje populair afgeven op de (tijdelijke?) maatregel uit 1991 onder minister van financiën Wim Kok (PvdA) in het derde kabinet Lubbers (CDA).
Nou, die verkiezingsretoriek hoeven we voorlopig niet meer te horen, nu ‘rechts’ de drievoudige maatregel voorstelt. Het kwartje van Kok was in werkelijkheid f 0,215, dus zo’n 10 eurocent (voor diesel minder dan de helft).
Toch wel een ‘aardig’ verschil tussen voor en na de verkiezingen. Hieruit blijkt (weer) dat er politici zijn die tijdens verkiezingscampagnes toch wel gemakkelijk wat roepen. Maar veel kiezer bepalen wel hun stem op basis van verkiezingsbeloften. Zij worden hier toch maar in de luren gelegd. Niet zo best voor het vertrouwen in de politiek. En daar hebben de ‘goeden’ weer onder te leiden.
Dit bericht is gedeeltelijk als ingezonden brief geplaatst in Dagblad de Limburger en Limburgs Dagblad van 6 oktober 2010.
GroenLinks maakte zich sterk voor de kilometerheffing met stickers ‘Kilometerheffing? Ja, graag!’ Die kilometerheffing komt er niet volgens onze nieuwe rechtse coalitie VVD - CDA met gedoogsteun van de PVV. Maar deze partijen beseffen gelukkig wel dat er wat moet gebeuren aan het terugdringen van de automobiliteit. Dus stellen ze maatregelen voor die wellicht een vergelijkbaar effect hebben. Ze willen, net als bij de kilometerheffing, de aankoopbelasting voor auto’s (BPM) en de wegenbelasting verlagen. Tegelijkertijd worden de brandstofaccijns verhoogd. Dit zal waarschijnlijk geleidelijk gaan. Maar de ANWB heeft al becijferd dat het geheel afschaffen van de wegenbelasting tot een verhoging van de prijs voor benzine ed. leidt met € 0,35/liter.
Tijdens de verkiezingscampagne was een van de lokkertjes van ‘rechts’ voor de automobilist-kiezer nog het afschaffen van het ‘kwartje van Kok’. Beetje populair afgeven op de (tijdelijke?) maatregel uit 1991 onder minister van financiën Wim Kok (PvdA) in het derde kabinet Lubbers (CDA).
Nou, die verkiezingsretoriek hoeven we voorlopig niet meer te horen, nu ‘rechts’ de drievoudige maatregel voorstelt. Het kwartje van Kok was in werkelijkheid f 0,215, dus zo’n 10 eurocent (voor diesel minder dan de helft).
Toch wel een ‘aardig’ verschil tussen voor en na de verkiezingen. Hieruit blijkt (weer) dat er politici zijn die tijdens verkiezingscampagnes toch wel gemakkelijk wat roepen. Maar veel kiezer bepalen wel hun stem op basis van verkiezingsbeloften. Zij worden hier toch maar in de luren gelegd. Niet zo best voor het vertrouwen in de politiek. En daar hebben de ‘goeden’ weer onder te leiden.
Dit bericht is gedeeltelijk als ingezonden brief geplaatst in Dagblad de Limburger en Limburgs Dagblad van 6 oktober 2010.
zondag 12 september 2010
De coalitieonderhandelingen: revolte van het CDA en de nederlaag van Ab Klink
De weerstand binnen het CDA tegen de coalitieonderhandelingen groeide en de verdeeldheid nog meer. Dit kwam tot een escalatie binnen de fractie waar Ab Klink met zijn brief gewetensvol zijn nek uit stak en zijn mening geeft over de niet uit te leggen tegenstellingen die zullen ontstaan. Toen bleek dat de overgrote meerderheid van de CDA-fractie dat niet accepteerde, heeft Ab Klink zich teruggetrokken uit de Tweede Kamer. In de tussentijd heeft de formatie een week gehaperd doordat de PVV afhaakte en zonder Ab Klink weer vertrouwen kreeg in het CDA.
De brief van Ab Klink heeft enkele zeer verhelderende passages: Klink: “75 % van het beleid dat CDA en VVD willen, deelt de PVV niet”. Geert Wilders kondigde aan bij de presentatie van het regeerakkoord met een “volstrekt en totaal ander verhaal te komen dan de VVD en het CDA”. Volgens Klink raadde Geert Wilders zijn collega’s aan “maar een andere kant op te kijken en hij voorspelde dat de hoofden van de coalitiepartners rood zouden kleuren”. “Zijn verhaal zou hij met net zoveel passie brengen als VVD en CDA…. Op zijn eigen manier. Op zijn PVV’s. Voluit op het orgel…. De opmars van de PVV is dankzij het akkoord begonnen. De de-islamisering is aangebroken, hier en nu”.
Mee uit de brief van Ab Klink blijkt dat we afstevenen op een VVD – CDA kabinet, waarbij beide partijen meer van hun verkiezingsprogramma denken te kunnen realiseren dan in welke andere combinatie dan ook. Dat is op zich legitiem. De prijs die voor dit potentiële politieke succes moet worden betaald, is het tolereren van de PVV en de principieel tegengestelde uitspraken van Geert Wilders. Vooralsnog vinden CDA en VVD deze prijs acceptabel of ten minste het nemen van het risico waard.
Wilders heeft ook genoeg motieven om dit te gedogen. In naam is hij tegen de forse bezuinigingen van 18 miljard. Maar dat zijn niet zijn hoofdmotieven in de politiek. Dus is hij daarin compromisbereid. De exVVDer zal niet eens zoveel moeite mee hebben om meer linkse standpunten te verlaten. Ook de PVV heeft de verkiezingen achter de rug en hij krijgt er wat voor terug: een strenger asiel- en integratiebeleid. En natuurlijk ongebondenheid en daarmee zijn vrijheid onbelemmerd te uiten hij vindt. Voor Wilders is al het andere maar bijzaak. Daarbij heeft hij absoluut meer vertrouwen in een VVD – CDA kabinet dan in welke andere coalitie met de door hem verfoeide PvdA, D66 en GroenLinks dan ook. Die partijen buiten de coalitie houden is al een groot succes voor de PVV.
De brief van Ab Klink heeft enkele zeer verhelderende passages: Klink: “75 % van het beleid dat CDA en VVD willen, deelt de PVV niet”. Geert Wilders kondigde aan bij de presentatie van het regeerakkoord met een “volstrekt en totaal ander verhaal te komen dan de VVD en het CDA”. Volgens Klink raadde Geert Wilders zijn collega’s aan “maar een andere kant op te kijken en hij voorspelde dat de hoofden van de coalitiepartners rood zouden kleuren”. “Zijn verhaal zou hij met net zoveel passie brengen als VVD en CDA…. Op zijn eigen manier. Op zijn PVV’s. Voluit op het orgel…. De opmars van de PVV is dankzij het akkoord begonnen. De de-islamisering is aangebroken, hier en nu”.
Mee uit de brief van Ab Klink blijkt dat we afstevenen op een VVD – CDA kabinet, waarbij beide partijen meer van hun verkiezingsprogramma denken te kunnen realiseren dan in welke andere combinatie dan ook. Dat is op zich legitiem. De prijs die voor dit potentiële politieke succes moet worden betaald, is het tolereren van de PVV en de principieel tegengestelde uitspraken van Geert Wilders. Vooralsnog vinden CDA en VVD deze prijs acceptabel of ten minste het nemen van het risico waard.
Wilders heeft ook genoeg motieven om dit te gedogen. In naam is hij tegen de forse bezuinigingen van 18 miljard. Maar dat zijn niet zijn hoofdmotieven in de politiek. Dus is hij daarin compromisbereid. De exVVDer zal niet eens zoveel moeite mee hebben om meer linkse standpunten te verlaten. Ook de PVV heeft de verkiezingen achter de rug en hij krijgt er wat voor terug: een strenger asiel- en integratiebeleid. En natuurlijk ongebondenheid en daarmee zijn vrijheid onbelemmerd te uiten hij vindt. Voor Wilders is al het andere maar bijzaak. Daarbij heeft hij absoluut meer vertrouwen in een VVD – CDA kabinet dan in welke andere coalitie met de door hem verfoeide PvdA, D66 en GroenLinks dan ook. Die partijen buiten de coalitie houden is al een groot succes voor de PVV.
Coalitieonderhandelingen: reactie al dezelfde dag door de tijd ingehaald
Reactie al dezelfde dag door de tijd ingehaald.
Op maandag 6 september vroegen de regionale kranten om een korte reactie van de lezers over “hoe nu verder met de coalitievorming?”. De situatie was toen dat Wilders het vertrouwen in het CDA had opgezegd en de formatie was afgebroken. Hierbij mijn reactie:
“Rechts Nederland vindt het zeer spijtig dat de formatie van VVD en CDA met gedoogsteun van de PVV uit elkaar is geklapt. Links Nederland vindt dit een zegen voor het land. Beide kampen hebben geen meerderheid in de Tweede Kamer. Daarnaast is het niet gewenst dat de samenleving verder polariseert en tegenstellingen groter worden. Dus moet er in het midden gezocht worden, of ten minste compromissen worden gesloten.
Als Mark Rutte dit beseft, dan weet hij ook dat een puur rechtse agenda niet mogelijk is met een linkse samenwerking. Rutte zal zijn rechtse ‘piketpaaltjes’ (18 miljard bezuinigen zonder lastenverzwaring, geen kilometerheffing en geen gemorrel aan de hypotheekrente) moeten loslaten. Dan komt Paars+ weer serieus in beeld. Het CDA moet doen wat ze direct na de verkiezingen al zeiden: in de oppositie gaan en de wonden likken.”
De dag daarna kwam de brief van Ab Klink en het verliep dus heel anders…. Wellicht iets te veel ‘wishfull thinking’ in mijn reactie.
Op maandag 6 september vroegen de regionale kranten om een korte reactie van de lezers over “hoe nu verder met de coalitievorming?”. De situatie was toen dat Wilders het vertrouwen in het CDA had opgezegd en de formatie was afgebroken. Hierbij mijn reactie:
“Rechts Nederland vindt het zeer spijtig dat de formatie van VVD en CDA met gedoogsteun van de PVV uit elkaar is geklapt. Links Nederland vindt dit een zegen voor het land. Beide kampen hebben geen meerderheid in de Tweede Kamer. Daarnaast is het niet gewenst dat de samenleving verder polariseert en tegenstellingen groter worden. Dus moet er in het midden gezocht worden, of ten minste compromissen worden gesloten.
Als Mark Rutte dit beseft, dan weet hij ook dat een puur rechtse agenda niet mogelijk is met een linkse samenwerking. Rutte zal zijn rechtse ‘piketpaaltjes’ (18 miljard bezuinigen zonder lastenverzwaring, geen kilometerheffing en geen gemorrel aan de hypotheekrente) moeten loslaten. Dan komt Paars+ weer serieus in beeld. Het CDA moet doen wat ze direct na de verkiezingen al zeiden: in de oppositie gaan en de wonden likken.”
De dag daarna kwam de brief van Ab Klink en het verliep dus heel anders…. Wellicht iets te veel ‘wishfull thinking’ in mijn reactie.
zondag 29 augustus 2010
zondag 15 augustus 2010
CDA: afkeer van PvdA cs is nog groter dan de PVV
Bescheidenheid CDA gold in eerste instantie PVV, maar de afkeer van PvdA cs is nog groter.
Natuurlijk stelde Maxime Verhagen zich terughoudend op na de verkiezingsnederlaag van het CDA: “Ons past bescheidenheid”. Op dat moment wilden de VVD en de PVV graag met het CDA om tafel, maar het CDA weigerde: “Overbrug eerst de grootste onderlinge verschillen en kom dan maar terug”. Daarmee pareerde het CDA vakkundig de grootspraak van Mark ‘een kabinet voor 1 juli’ Rutte met zijn voorkeur voor VVD, PVV en CDA. VVD en PVV verschillen namelijk ook over heel veel onderwerpen van mening, waaronder de fundamentele kloof tussen liberalisme en neofascisme. Logisch dat het CDA hieraan in eerste instantie geen energie wilde verspillen. En het was ook goed om kenbaar te maken dat de anti-islam onderwerpen niet eens onderhandelbaar waren en dus dat er door het CDA niets anders voor wordt ingeruild als ze van tafel gaan.
Maar toen de keuze tussen Paars+ (zonder CDA) en middenkabinet (VVD – PvdA – CDA) ter sprake kwam, hield de bescheidenheid van het CDA op. Ik heb althans Maxime Verhagen niet horen zeggen: “Ga nu eerst serieus Paars+ onderzoeken en als jullie er echt niet uitkomen, kom dan maar eens terug”. Nee, toen telden de 21 CDA-zetels en als er een kans is om daarmee een meerderheid te maken en de regering te vormen, dan wordt die aangegrepen. Het was dus een beetje selectieve bescheidenheid van het CDA. Of gewoon positie kiezen in een delicate zaak?
Paars+ liep op de klippen. En dus kwam het CDA weer in beeld. Allereerst voor de voorkeursvariant van de VVD, dus samen met de PVV. Want een middenkabinet met de PvdA was eigenlijk tegelijk met Paars+ afgeschoten vanwege de ‘piketpaaltjes’ van de VVD. Onze koningin wist hoe moeilijk het lag bij het CDA om toch met Wilders om tafel te gaan zitten. Het CDA had immers eerst die opdracht aan de VVD gegeven. Daar lag dus de belangrijkste taak voor Minister van Staat en CDA-grootheid Ruud Lubbers, want alleen een CDA-er met veel gezag binnen zijn partij kon deze ommezwaai voor elkaar krijgen. En hij slaagde er ondanks zijn eigen afkeer van de PVV binnen enkele dagen in om het CDA aan de gesprekken met VVD en PVV te laten deelnemen.
Binnen de fractie van het CDA had men in die korte periode na het afketsen van Paars+ een ingrijpende keuze te maken. Of met Geert Wilders proberen of met de SP, GroenLinks en PvdA. Beide combinaties hebben 76 zetels in de kamer. Het CDA had dus ‘nee’ kunnen zeggen tegen de VVD en PVV. Met de linkse partijen heeft het CDA geen fundamentele verschillen van mening, maar ze voorzien natuurlijk wel een hele hoop praktische problemen. Daarbij is de afkeer van de PvdA waarschijnlijk nog erg groot. Maar blijkbaar is de aversie voor links zo groot dat het CDA zich liever het dubbele probleem op de hals haalt van een partner met een fundamenteel ander wereldbeeld en een fractie die in het geheel niet bewezen heeft voldoende betrouwbaar te zijn om een onmisbare peiler van het kabinet te vormen.
De koopman wint het vooralsnog van de dominee. Het CDA is namelijk sterk verrechtst. Ze verwachten daarom op tal van punten eerder tot overeenstemming te komen met de VVD. En dan wordt het risico van een onberekenbare PVV blijkbaar liever genomen dan een te sociale en te groene politiek?
Er is ook een oplossing gevonden voor de principiële meningsverschillen van CDA (vrijheid van godsdienst) en VVD (liberalisme) met de islambestrijding en discriminatie van de PVV: “We zijn het eens dat we het oneens zijn”. Daarbij zullen kabinet en coalitie VVD-CDA zich distantiëren van uitlatingen van Geert Wilders, die overigens de vrijheid krijgt om die mening te verkondigen en daarbij tweedracht te blijven zaaien in de Nederlandse samenleving. Het kan niet anders dan dat dit voor forse wrijvingen zal zorgen binnen de coalitie. En dat keer op keer zal moeten worden uitgelegd aan mensen die daar niet ontvankelijk voor zijn, dat het anders zit dan dat het lijkt. In de praktijk zal het zo gaan als met Denemarken, waar het hele land in de islamitische wereld werd verketterd vanwege enkele cartoons.
VVD en CDA bezweren met de hand op het hart dat de rechtstaat bij hun veilig is: “Aan de rechtstaat zullen geen concessies worden gedaan”. Daarbij zien ze de grote concessie over het hoofd dat het te vormen kabinet volledig afhankelijk is van een partij die artikel 1 van de Grondwet met de voeten treedt. VVD en CDA verbinden zich aan een wankel compromis van ‘voor wat hoort wat’. De koopman heeft zijn ziel al verkocht.
Natuurlijk stelde Maxime Verhagen zich terughoudend op na de verkiezingsnederlaag van het CDA: “Ons past bescheidenheid”. Op dat moment wilden de VVD en de PVV graag met het CDA om tafel, maar het CDA weigerde: “Overbrug eerst de grootste onderlinge verschillen en kom dan maar terug”. Daarmee pareerde het CDA vakkundig de grootspraak van Mark ‘een kabinet voor 1 juli’ Rutte met zijn voorkeur voor VVD, PVV en CDA. VVD en PVV verschillen namelijk ook over heel veel onderwerpen van mening, waaronder de fundamentele kloof tussen liberalisme en neofascisme. Logisch dat het CDA hieraan in eerste instantie geen energie wilde verspillen. En het was ook goed om kenbaar te maken dat de anti-islam onderwerpen niet eens onderhandelbaar waren en dus dat er door het CDA niets anders voor wordt ingeruild als ze van tafel gaan.
Maar toen de keuze tussen Paars+ (zonder CDA) en middenkabinet (VVD – PvdA – CDA) ter sprake kwam, hield de bescheidenheid van het CDA op. Ik heb althans Maxime Verhagen niet horen zeggen: “Ga nu eerst serieus Paars+ onderzoeken en als jullie er echt niet uitkomen, kom dan maar eens terug”. Nee, toen telden de 21 CDA-zetels en als er een kans is om daarmee een meerderheid te maken en de regering te vormen, dan wordt die aangegrepen. Het was dus een beetje selectieve bescheidenheid van het CDA. Of gewoon positie kiezen in een delicate zaak?
Paars+ liep op de klippen. En dus kwam het CDA weer in beeld. Allereerst voor de voorkeursvariant van de VVD, dus samen met de PVV. Want een middenkabinet met de PvdA was eigenlijk tegelijk met Paars+ afgeschoten vanwege de ‘piketpaaltjes’ van de VVD. Onze koningin wist hoe moeilijk het lag bij het CDA om toch met Wilders om tafel te gaan zitten. Het CDA had immers eerst die opdracht aan de VVD gegeven. Daar lag dus de belangrijkste taak voor Minister van Staat en CDA-grootheid Ruud Lubbers, want alleen een CDA-er met veel gezag binnen zijn partij kon deze ommezwaai voor elkaar krijgen. En hij slaagde er ondanks zijn eigen afkeer van de PVV binnen enkele dagen in om het CDA aan de gesprekken met VVD en PVV te laten deelnemen.
Binnen de fractie van het CDA had men in die korte periode na het afketsen van Paars+ een ingrijpende keuze te maken. Of met Geert Wilders proberen of met de SP, GroenLinks en PvdA. Beide combinaties hebben 76 zetels in de kamer. Het CDA had dus ‘nee’ kunnen zeggen tegen de VVD en PVV. Met de linkse partijen heeft het CDA geen fundamentele verschillen van mening, maar ze voorzien natuurlijk wel een hele hoop praktische problemen. Daarbij is de afkeer van de PvdA waarschijnlijk nog erg groot. Maar blijkbaar is de aversie voor links zo groot dat het CDA zich liever het dubbele probleem op de hals haalt van een partner met een fundamenteel ander wereldbeeld en een fractie die in het geheel niet bewezen heeft voldoende betrouwbaar te zijn om een onmisbare peiler van het kabinet te vormen.
De koopman wint het vooralsnog van de dominee. Het CDA is namelijk sterk verrechtst. Ze verwachten daarom op tal van punten eerder tot overeenstemming te komen met de VVD. En dan wordt het risico van een onberekenbare PVV blijkbaar liever genomen dan een te sociale en te groene politiek?
Er is ook een oplossing gevonden voor de principiële meningsverschillen van CDA (vrijheid van godsdienst) en VVD (liberalisme) met de islambestrijding en discriminatie van de PVV: “We zijn het eens dat we het oneens zijn”. Daarbij zullen kabinet en coalitie VVD-CDA zich distantiëren van uitlatingen van Geert Wilders, die overigens de vrijheid krijgt om die mening te verkondigen en daarbij tweedracht te blijven zaaien in de Nederlandse samenleving. Het kan niet anders dan dat dit voor forse wrijvingen zal zorgen binnen de coalitie. En dat keer op keer zal moeten worden uitgelegd aan mensen die daar niet ontvankelijk voor zijn, dat het anders zit dan dat het lijkt. In de praktijk zal het zo gaan als met Denemarken, waar het hele land in de islamitische wereld werd verketterd vanwege enkele cartoons.
VVD en CDA bezweren met de hand op het hart dat de rechtstaat bij hun veilig is: “Aan de rechtstaat zullen geen concessies worden gedaan”. Daarbij zien ze de grote concessie over het hoofd dat het te vormen kabinet volledig afhankelijk is van een partij die artikel 1 van de Grondwet met de voeten treedt. VVD en CDA verbinden zich aan een wankel compromis van ‘voor wat hoort wat’. De koopman heeft zijn ziel al verkocht.
Piketpaaltjes zijn dwingender dan breekpunten.
Politiek is ook andere woorden gebruiken om hetzelfde te zeggen, maar het wel anders te doen overkomen. Het maakt het ingenomen standpunt doelbewust pas achteraf (na de verkiezingen) duidelijk.
Voor de verkiezingen had de VVD uitdrukkelijk geen breekpunten. Vanuit het normale taalgebruik zou men mogen verwachten dat er geen onwrikbare standpunten zijn, punten waarover niet onderhandeld kan worden. Tijdens de gesprekken tussen VVD, PvdA, D66 en GroenLinks bleek dat de VVD wel een aantal piketpaaltjes heeft geslagen, die fier en onwrikbaar overeind dienen te blijven bij de verdere onderhandelingen.
Het waren drie essentiële onderwerpen: minimaal 18 miljard bezuinigen, waarbij er (en dat maakte het dubbel moeilijk) geen belastingverhogingen zijn toegestaan; geen invoering van de kilometerheffing en geen begin maken met het aftoppen van aftrek van de hypotheekrenteaftrek.
De PvdA kon deze piketpaaltjes niet accepteren (D66 en GroenLinks waren nog niet uitonderhandeld). Vooral 18 miljard bezuinigen is al heel veel en als dat dan voor een zeer groot deel moet komen uit gezondheidszorg, onderwijs, sociale voorzieningen, dan zijn daar allemaal inkomensgroepen bij betrokken die het gemiddeld niet zo breed hebben. En ik neem aan dat ook fors bezuinigen op ontwikkelingssamenwerking op grote weerstand stuit. Dat is teveel gevraagd als oplossingen voor de vermindering van een financieringstekort dat grotendeels is veroorzaakt in de financieel-economische wereld, waar vooral bedrijven steun hebben ontvangen.
De VVD gaf richting PvdA, D66 en GroenLinks de harde grenzen aan van zijn compromisbereidheid. De VVD kon deze eisen stellen, omdat het een BAZO heeft: een 'Beste Alternatief Zonder Overeenkomst'. De VVD had namelijk de voorkeur voor een VVD-kabinet met CDA en PVV.
PvdA kreeg daarbij ook nog handig maar volkomen onterecht de schuld van het niet eerst onderzoeken van een middenkabinet van VVD, PvdA en CDA. Als de VVD onaanvaardbare piketpaaltjes slaat in de richting van PvdA, dan mag niet worden verwacht dat dezelfde VVD een week later die piketpaaltjes weer uit de grond trekt voor de onderhandelingen met de PvdA en CDA. Dat zou volstrekt ongeloofwaardig zijn. Vandaar dat Job Cohen ook aangaf dat eerst VVD – CDA – PVV onderzocht moest worden. Je mag hem na het voorgaande niet verwijten dat hij op het verkeerde been is gezet.
Voor de verkiezingen had de VVD uitdrukkelijk geen breekpunten. Vanuit het normale taalgebruik zou men mogen verwachten dat er geen onwrikbare standpunten zijn, punten waarover niet onderhandeld kan worden. Tijdens de gesprekken tussen VVD, PvdA, D66 en GroenLinks bleek dat de VVD wel een aantal piketpaaltjes heeft geslagen, die fier en onwrikbaar overeind dienen te blijven bij de verdere onderhandelingen.
Het waren drie essentiële onderwerpen: minimaal 18 miljard bezuinigen, waarbij er (en dat maakte het dubbel moeilijk) geen belastingverhogingen zijn toegestaan; geen invoering van de kilometerheffing en geen begin maken met het aftoppen van aftrek van de hypotheekrenteaftrek.
De PvdA kon deze piketpaaltjes niet accepteren (D66 en GroenLinks waren nog niet uitonderhandeld). Vooral 18 miljard bezuinigen is al heel veel en als dat dan voor een zeer groot deel moet komen uit gezondheidszorg, onderwijs, sociale voorzieningen, dan zijn daar allemaal inkomensgroepen bij betrokken die het gemiddeld niet zo breed hebben. En ik neem aan dat ook fors bezuinigen op ontwikkelingssamenwerking op grote weerstand stuit. Dat is teveel gevraagd als oplossingen voor de vermindering van een financieringstekort dat grotendeels is veroorzaakt in de financieel-economische wereld, waar vooral bedrijven steun hebben ontvangen.
De VVD gaf richting PvdA, D66 en GroenLinks de harde grenzen aan van zijn compromisbereidheid. De VVD kon deze eisen stellen, omdat het een BAZO heeft: een 'Beste Alternatief Zonder Overeenkomst'. De VVD had namelijk de voorkeur voor een VVD-kabinet met CDA en PVV.
PvdA kreeg daarbij ook nog handig maar volkomen onterecht de schuld van het niet eerst onderzoeken van een middenkabinet van VVD, PvdA en CDA. Als de VVD onaanvaardbare piketpaaltjes slaat in de richting van PvdA, dan mag niet worden verwacht dat dezelfde VVD een week later die piketpaaltjes weer uit de grond trekt voor de onderhandelingen met de PvdA en CDA. Dat zou volstrekt ongeloofwaardig zijn. Vandaar dat Job Cohen ook aangaf dat eerst VVD – CDA – PVV onderzocht moest worden. Je mag hem na het voorgaande niet verwijten dat hij op het verkeerde been is gezet.
Stem op de PVV is niet meer waard dan een stem op een andere partij.
Hoe delicaat is eigenlijk het eventueel afwijzen van de PVV? Er wordt geroepen dat met het afwijzen van de PVV de anderhalf miljoen stemmers op de PVV voor het hoofd wordt gestoten. Hiermee wordt op een sentimentele wijze de stemming bepaald, om zo een positie kracht bij te zetten. Namelijk: “Betrek de PVV bij de kabinetsonderhandelingen”. En er zijn zelfs CDA-ers die vinden dat PVV-kiezers niet in de kou mogen worden gezet.
Maar dit onderscheid in stemmen of kiezers is niet terecht. Er moet onderhandeld worden en daarvoor heb je een meerderheid van Kamerzetels nodig. Echter, die meerderheid kan op vele wijzen worden samengesteld. Daarvoor moet politieke overeenstemming komen. Maar 76 Kamerzetels zijn 76 Kamerzetels, of die van de SP daar deel van uitmaken of die van de PVV. Het winnen of verliezen van zetels is hierin slechts de momentopname van de verkiezingen. Daar kan niet meer betekenis aan worden ontleend. En ook niet dat de kiezers die stemmen op de PVV nu meer hun zin zouden moeten krijgen dan andere kiezers.
Kiezers op de PVV verwachten wel een voorkeursbehandeling: “Nu moeten die andere partijen (eindelijk) ook naar ons luisteren”. Een rare verwachting. Andere partijen hebben op eerste plaats de verantwoordelijkheid om voor hun eigen programma en hun eigen kiezers op te komen.
Het is objectief niet reëel dat kiezers na het uitbrengen van hun proteststem eigenlijk ook nog verwachten dat die veel meer dan gemiddeld invloed heeft? Als je een proteststem uitbrengt op een extreme partij dan loop je de kans dat die bij de kabinetsformatie buitenboord blijft. En dat geldt ook voor veel andere kiezers, als de zetels van die partij niet tot de minstens 76 behoren.
Het uitbrengen van een proteststem geeft even een goed gevoel en vervolgens zullen wel veel van die anderhalf miljoen stemmers (gewoon?) boos blijven op de politiek. Het zou goed zijn als de overige partijen de inhoudelijke problemen van deze mensen in het juiste perspectief plaatsen en ernaar handelen. Dus zonder het extreme overdrijven van Geert Wilders. En dat ze zo de politieke domheid van het stemmen op de PVV proberen om te buigen (zie ook mijn bericht van 28 juni op mijn weblog).
Maar dit onderscheid in stemmen of kiezers is niet terecht. Er moet onderhandeld worden en daarvoor heb je een meerderheid van Kamerzetels nodig. Echter, die meerderheid kan op vele wijzen worden samengesteld. Daarvoor moet politieke overeenstemming komen. Maar 76 Kamerzetels zijn 76 Kamerzetels, of die van de SP daar deel van uitmaken of die van de PVV. Het winnen of verliezen van zetels is hierin slechts de momentopname van de verkiezingen. Daar kan niet meer betekenis aan worden ontleend. En ook niet dat de kiezers die stemmen op de PVV nu meer hun zin zouden moeten krijgen dan andere kiezers.
Kiezers op de PVV verwachten wel een voorkeursbehandeling: “Nu moeten die andere partijen (eindelijk) ook naar ons luisteren”. Een rare verwachting. Andere partijen hebben op eerste plaats de verantwoordelijkheid om voor hun eigen programma en hun eigen kiezers op te komen.
Het is objectief niet reëel dat kiezers na het uitbrengen van hun proteststem eigenlijk ook nog verwachten dat die veel meer dan gemiddeld invloed heeft? Als je een proteststem uitbrengt op een extreme partij dan loop je de kans dat die bij de kabinetsformatie buitenboord blijft. En dat geldt ook voor veel andere kiezers, als de zetels van die partij niet tot de minstens 76 behoren.
Het uitbrengen van een proteststem geeft even een goed gevoel en vervolgens zullen wel veel van die anderhalf miljoen stemmers (gewoon?) boos blijven op de politiek. Het zou goed zijn als de overige partijen de inhoudelijke problemen van deze mensen in het juiste perspectief plaatsen en ernaar handelen. Dus zonder het extreme overdrijven van Geert Wilders. En dat ze zo de politieke domheid van het stemmen op de PVV proberen om te buigen (zie ook mijn bericht van 28 juni op mijn weblog).
De ‘nazi-kaart’ volgens Godwin’s Rule
De ‘nazi-kaart’ volgens Godwin’s Rule
In zijn column Aan de kant heeft Johan van de Beek (Limburgs Dagblad en Dagblad de Limburger van maandag 9 augustus 2010) een stukje geschreven over ‘Godwin’s Rule of Nazi Analogies’ van 1989. Godwin formuleerde zijn ‘wet’ voor internetdiscussies. Naarmate een discussie langer duurt, wordt de kans groter dat een van de deelnemers (uit intellectuele onmacht) een vergelijking maakt met de tweede wereldoorlog. Die persoon is automatisch de verliezer van het debat.
Johan van de Beek schreef zijn column naar aanleiding van de discussies over het voorgenomen bezoek van Geert Wilders aan Ground Zero in New York om er te demonstreren tegen de bouw van een islamitisch centrum met een moskee in de directe omgeving. “Het spelen van de nazi-kaart in discussies is iets waar vooral Nederlanders in uitblinken. Of je nu de krochten van het internet opzoekt of luistert naar politici, je kunt er zeker van zijn dat iemand op een gegeven moment een WO-II vergelijking maakt.” Ook rondom de PVV regent het ‘nazi-kaarten’. Bijvoorbeeld Wilders vergelijkt de Koran met Mein Kampf en het fascisme en “zowat iedereen behalve PVV-stemmers” vergelijkt Wilders met fascisme.
Ik behoor ook tot de laatste categorie en voel me dus direct aangesproken. Want ik vind dat ik dat niet onterecht doe. Voor wie geïnteresseerd is naar mijn onderbouwing, zie deze weblog o.a.: “Geert Wilders discrimineert moslims” (7 januari 2008) “Vrijheid kent zijn grenzen” (8 april 2008) en “Stemmen op de PVV wordt goedgepraat” (28 juni 2010).
Omdat ik nog niet eerder van Godwin’s Law had gehoord, heb ik maar eens Wikipedia en Brainz.org opgezocht voor wat meer uitleg (zie nu ook hieronder). Daar blijkt dat Godwin zijn wet op discussies over alle onderwerpen van toepassing verklaart. En als men (uiteindelijk) geen valide, inhoudelijke argumenten meer heeft dan komt de vergelijking met WO-II.
De vraag daarbij is of Godwin’s Law ook van toepassing is op 'terechte' verwijzingen. Want ik ben lang niet de enige die een inhoudelijk verband legt tussen Geert Wilders en (neo)fascisme. Er loopt zelfs rechtszaak over deze discussie (discriminatie). Maar zijn degenen die deze kaart spelen dan ook de verliezers van het debat? Electoraal gezien wel gezien de grote winst van de PVV de afgelopen verkiezingen en ook de verdere stijgingen in de opiniepeilingen.
Dan die vergelijkingen maar niet meer maken? Dat zou niet alleen weinig geloofwaardig zijn maar ook niet meer een werkelijk probleem duidelijk benoemen. Ik hoop dat Wilders cs uiteindelijk ook zullen verliezen. Dat mag ook worden verwacht conform Godwin’s Law, omdat hij dezelfde vergelijkingen maakt.
Godwin's law
From Wikipedia, the free encyclopedia:
Godwin's law (also known as Godwin's Rule of Nazi Analogies or Godwin's law of Nazi Analogies)is a humorous observation made by Mike Godwin in 1989 which has become an Internet adage. It states: "As an online discussion grows longer, the probability of a comparison involving Nazis or Hitler approaches 1." In other words, Godwin put forth the sarcastic observation that, given enough time, all discussions—regardless of topic or scope—inevitably wind up being about Hitler and the Nazis.
In many cases, those who are compared to Nazis (particularly if the comparison is apt) erroneously and/or mendaciously try to invoke Godwin's law as proof that their opponents have lost the debate/discussion regarding the topic at hand, the comparison being nullified without the comparison being substantively refuted.
Godwin's law is often cited in online discussions as a deterrent against the use of arguments in the widespread 'reductio ad Hitlerum' form. The rule does not make any statement about whether any particular reference or comparison to Adolf Hitler or the Nazis might be appropriate, but only asserts that the likelihood of such a reference or comparison arising increases as the discussion progresses. It is precisely because such a comparison or reference may sometimes be appropriate, Godwin has argued that overuse of Nazi and Hitler comparisons should be avoided, because it robs the valid comparisons of their impact.
Although in one of its early forms Godwin's law referred specifically to Usenet newsgroup discussions, the law is now applied to any threaded online discussion: electronic mailing lists, message boards, chat rooms, and more recently blog comment threads, wiki talk pages, and social networking sites.
Website Brainz.org: What is Godwin’s Rule of Nazi Analogies
Godwin’s Rule of Nazi Analogies, which is also called simply as Godwin’s Law, is a theory that was presented in 1990 by Mike Godwin. Godwin forwarded that most discussion on the internet that have become long-threaded would have a tendency at some point to devolve into mud slinging competitions at the very end. Godwin posited that the longer the discussion thread gets the likelihood of a Nazi comparison being presented also increases. Therefore, Godwin’s Rule officially states: “As an online discussion grows longer, the probability of a comparison involving Nazis or Hitler approaches one.”
Godwin’s rule actually presents a number of implications. A majority of online discussions would usually be about subjects that would involve very strong personal opinions, beliefs and also touch on their personal values. These are elements that usually clash because of the differences of opinions and beliefs among people. As the discussion deepens, it would usually slowly devolve and become less rational. This happens more often when the valid arguments for the topic have been exhausted already. With discussions that are hotly contested and provide no “right” answer, the opposite camps could start to take it to a more personal level by hurling insults at each other, which is caused by both frustration and anger.
Usually, examples of online discussions that satisfy Godwin’s Rule would usually contain hyperbole. The whole objective behind the action is to try and invalidate the opposing side by comparing them or their beliefs to the Nazi Party. But this tactic would usually backfire.
In zijn column Aan de kant heeft Johan van de Beek (Limburgs Dagblad en Dagblad de Limburger van maandag 9 augustus 2010) een stukje geschreven over ‘Godwin’s Rule of Nazi Analogies’ van 1989. Godwin formuleerde zijn ‘wet’ voor internetdiscussies. Naarmate een discussie langer duurt, wordt de kans groter dat een van de deelnemers (uit intellectuele onmacht) een vergelijking maakt met de tweede wereldoorlog. Die persoon is automatisch de verliezer van het debat.
Johan van de Beek schreef zijn column naar aanleiding van de discussies over het voorgenomen bezoek van Geert Wilders aan Ground Zero in New York om er te demonstreren tegen de bouw van een islamitisch centrum met een moskee in de directe omgeving. “Het spelen van de nazi-kaart in discussies is iets waar vooral Nederlanders in uitblinken. Of je nu de krochten van het internet opzoekt of luistert naar politici, je kunt er zeker van zijn dat iemand op een gegeven moment een WO-II vergelijking maakt.” Ook rondom de PVV regent het ‘nazi-kaarten’. Bijvoorbeeld Wilders vergelijkt de Koran met Mein Kampf en het fascisme en “zowat iedereen behalve PVV-stemmers” vergelijkt Wilders met fascisme.
Ik behoor ook tot de laatste categorie en voel me dus direct aangesproken. Want ik vind dat ik dat niet onterecht doe. Voor wie geïnteresseerd is naar mijn onderbouwing, zie deze weblog o.a.: “Geert Wilders discrimineert moslims” (7 januari 2008) “Vrijheid kent zijn grenzen” (8 april 2008) en “Stemmen op de PVV wordt goedgepraat” (28 juni 2010).
Omdat ik nog niet eerder van Godwin’s Law had gehoord, heb ik maar eens Wikipedia en Brainz.org opgezocht voor wat meer uitleg (zie nu ook hieronder). Daar blijkt dat Godwin zijn wet op discussies over alle onderwerpen van toepassing verklaart. En als men (uiteindelijk) geen valide, inhoudelijke argumenten meer heeft dan komt de vergelijking met WO-II.
De vraag daarbij is of Godwin’s Law ook van toepassing is op 'terechte' verwijzingen. Want ik ben lang niet de enige die een inhoudelijk verband legt tussen Geert Wilders en (neo)fascisme. Er loopt zelfs rechtszaak over deze discussie (discriminatie). Maar zijn degenen die deze kaart spelen dan ook de verliezers van het debat? Electoraal gezien wel gezien de grote winst van de PVV de afgelopen verkiezingen en ook de verdere stijgingen in de opiniepeilingen.
Dan die vergelijkingen maar niet meer maken? Dat zou niet alleen weinig geloofwaardig zijn maar ook niet meer een werkelijk probleem duidelijk benoemen. Ik hoop dat Wilders cs uiteindelijk ook zullen verliezen. Dat mag ook worden verwacht conform Godwin’s Law, omdat hij dezelfde vergelijkingen maakt.
Godwin's law
From Wikipedia, the free encyclopedia:
Godwin's law (also known as Godwin's Rule of Nazi Analogies or Godwin's law of Nazi Analogies)is a humorous observation made by Mike Godwin in 1989 which has become an Internet adage. It states: "As an online discussion grows longer, the probability of a comparison involving Nazis or Hitler approaches 1." In other words, Godwin put forth the sarcastic observation that, given enough time, all discussions—regardless of topic or scope—inevitably wind up being about Hitler and the Nazis.
In many cases, those who are compared to Nazis (particularly if the comparison is apt) erroneously and/or mendaciously try to invoke Godwin's law as proof that their opponents have lost the debate/discussion regarding the topic at hand, the comparison being nullified without the comparison being substantively refuted.
Godwin's law is often cited in online discussions as a deterrent against the use of arguments in the widespread 'reductio ad Hitlerum' form. The rule does not make any statement about whether any particular reference or comparison to Adolf Hitler or the Nazis might be appropriate, but only asserts that the likelihood of such a reference or comparison arising increases as the discussion progresses. It is precisely because such a comparison or reference may sometimes be appropriate, Godwin has argued that overuse of Nazi and Hitler comparisons should be avoided, because it robs the valid comparisons of their impact.
Although in one of its early forms Godwin's law referred specifically to Usenet newsgroup discussions, the law is now applied to any threaded online discussion: electronic mailing lists, message boards, chat rooms, and more recently blog comment threads, wiki talk pages, and social networking sites.
Website Brainz.org: What is Godwin’s Rule of Nazi Analogies
Godwin’s Rule of Nazi Analogies, which is also called simply as Godwin’s Law, is a theory that was presented in 1990 by Mike Godwin. Godwin forwarded that most discussion on the internet that have become long-threaded would have a tendency at some point to devolve into mud slinging competitions at the very end. Godwin posited that the longer the discussion thread gets the likelihood of a Nazi comparison being presented also increases. Therefore, Godwin’s Rule officially states: “As an online discussion grows longer, the probability of a comparison involving Nazis or Hitler approaches one.”
Godwin’s rule actually presents a number of implications. A majority of online discussions would usually be about subjects that would involve very strong personal opinions, beliefs and also touch on their personal values. These are elements that usually clash because of the differences of opinions and beliefs among people. As the discussion deepens, it would usually slowly devolve and become less rational. This happens more often when the valid arguments for the topic have been exhausted already. With discussions that are hotly contested and provide no “right” answer, the opposite camps could start to take it to a more personal level by hurling insults at each other, which is caused by both frustration and anger.
Usually, examples of online discussions that satisfy Godwin’s Rule would usually contain hyperbole. The whole objective behind the action is to try and invalidate the opposing side by comparing them or their beliefs to the Nazi Party. But this tactic would usually backfire.
maandag 2 augustus 2010
persbericht zienswijze Fietsersbond Buitenring PsL
PERSBERICHT
Fietsersbond: Buitenring heeft veel nadelen voor fietsers.
Als de Buitenring zo zal worden aangelegd, zoals deze nu gepland is, dan gaat de weg amper voordeel maar wel veel nadelen veroorzaken voor de fietsers. Een groot aantal van deze nadelen vindt de Fietsersbond niet acceptabel. De Fietsersbond verzoekt Provinciale Staten dan ook de plannen voor de Buitenring niet zo vast te stellen. Dit stelt de Fietsersbond in zijn onlangs gestuurde zienswijze over de plannen voor de Buitenring.
De Fietsersbond heeft de plannen beoordeeld uit oogpunt van het belang van de fietsers. Daarbij staan de verkeersveiligheid en de gebruikersvriendelijkheid centraal voor de fietsers op alle wegen die geraakt worden door of in verband met de aanleg van de Buitenring.
De Fietsersbond is van oordeel dat deze plannen zo niet mogen worden vastgesteld en uitgevoerd. Het is niet aannemelijk dat het zich maatschappelijk ‘loont’ om de Buitenring aan te leggen. Het is zeer onzeker dat de maatschappelijke en in het bijzonder de verkeerskundige voordelen in overwegende mate groter zijn dan de nadelen en kosten. De in het Verkeerskundig Onderzoek gedane voorspellingen van de toenemende verkeersdrukte zijn onvoldoende onderbouwd en daarmee is het onvoldoende aannemelijk gemaakt dat deze weg in deze omvang noodzakelijk is. De te verwachten verbeteringen in de verkeersstructuur zijn onvoldoende om een weg met deze allure als een effectieve maatregel te beschouwen.
Uit oogpunt van de fietsers zijn er hoofdzakelijk nadelen te verwachten. Nadelen waarmee talrijke fietsers gedurende tientallen jaren worden geconfronteerd! Deze nadelen zijn niet acceptabel. De gepresenteerde plannen dienen dan ook te worden aangepast.
De belangrijkste nadelen voor fietsers hebben te maken met de barrièrewerking van de Buitenring ofwel problemen bij het kruisen van de Buitenring. Omdat de Buitenring bestaande wegen gaat doorsnijden, zullen fietsers op veel plaatsen een langere route krijgen en dus moeten omrijden.
Veel mensen genieten van het landschap door er te fietsen of te wandelen. Voor deze mensen wordt de Buitenring een storend object in het landschap.
Waar het fietsverkeer niet wordt omgeleid, zal het de op- en afritten moeten kruisen. Dit zijn altijd gevaarlijke conflictpunten en daarmee vormen deze een groot nadeel van de Buitenring voor het fietsverkeer. De Fietsersbond staat erop dat dit nadeel wordt geminimaliseerd, waarbij de oplossingen niet ten koste gaan van een veilige en gemakkelijke oversteekbaarheid voor de fietser.
Door de aanleg van de Buitenring veranderen ook verkeersstromen in het lokale wegennet. Hierdoor moet het wegennet op veel plaatsen worden aangepast. In de plannen zijn deze aanpassingen niet meegenomen en de kosten daarvan op de verschillende gemeentes afgewenteld. Daardoor is er geen waarborg gegeven dat deze maatregelen ook op een acceptabele manier worden uitgevoerd.
De Fietsersbond heeft 11 plaatselijke knelpunten geconstateerd, waar het voorgestelde plan niet acceptabel is en/of waar de fietsers echt profijt kan hebben van aanpassing van de plannen.
Wellicht blijkt uit beter onderbouwde plannen dat kan worden volstaan met een gedeeltelijke aanleg van een 2-strooks weg die een meer menselijke maat benadert, en zowel de impact op het landschap verkleint alsook de barrièrewerking voor het kruisend (fiets)verkeer aanzienlijk vermindert. Daarbij dienen wel enkele verspreid liggende verkeersknelpunten te worden aangepakt.
De Fietsersbond heeft Provinciale Staten dan ook geadviseerd om de voorliggende plannen voor de Buitenring zo niet vast te stellen. De Fietsersbond stelt daarbij voor om:
a. een betere analyse te maken van de verkeersontwikkelingen in de komende 20 – 30 jaar;
b. te zorgen voor het oplossen van bestaande verkeerskundige knelpunten en daarbij vooral ook oplossingen te zoeken bij de bevordering van het fietsgebruik en het openbaar vervoer;
c. de aanleg te overwegen van een tweestrokenweg van de Randweg ter hoogte van Mariarade tot de Streekweg S20 (N276), ter ontlasting van wegen in de bebouwde kom die daadwerkelijk hierbij baat hebben (bijvoorbeeld een deel van de Randweg en de Paterweg in Hoensbroek en de Trichterweg in Treebeek); en
d. bovenal oplossingen te zoeken die geen nadelige gevolgen hebben voor langzaam verkeer en in het bijzonder voor fietsverkeer.
Zie voor de gehele zienswijze het onderstaande bericht.
Fietsersbond: Buitenring heeft veel nadelen voor fietsers.
Als de Buitenring zo zal worden aangelegd, zoals deze nu gepland is, dan gaat de weg amper voordeel maar wel veel nadelen veroorzaken voor de fietsers. Een groot aantal van deze nadelen vindt de Fietsersbond niet acceptabel. De Fietsersbond verzoekt Provinciale Staten dan ook de plannen voor de Buitenring niet zo vast te stellen. Dit stelt de Fietsersbond in zijn onlangs gestuurde zienswijze over de plannen voor de Buitenring.
De Fietsersbond heeft de plannen beoordeeld uit oogpunt van het belang van de fietsers. Daarbij staan de verkeersveiligheid en de gebruikersvriendelijkheid centraal voor de fietsers op alle wegen die geraakt worden door of in verband met de aanleg van de Buitenring.
De Fietsersbond is van oordeel dat deze plannen zo niet mogen worden vastgesteld en uitgevoerd. Het is niet aannemelijk dat het zich maatschappelijk ‘loont’ om de Buitenring aan te leggen. Het is zeer onzeker dat de maatschappelijke en in het bijzonder de verkeerskundige voordelen in overwegende mate groter zijn dan de nadelen en kosten. De in het Verkeerskundig Onderzoek gedane voorspellingen van de toenemende verkeersdrukte zijn onvoldoende onderbouwd en daarmee is het onvoldoende aannemelijk gemaakt dat deze weg in deze omvang noodzakelijk is. De te verwachten verbeteringen in de verkeersstructuur zijn onvoldoende om een weg met deze allure als een effectieve maatregel te beschouwen.
Uit oogpunt van de fietsers zijn er hoofdzakelijk nadelen te verwachten. Nadelen waarmee talrijke fietsers gedurende tientallen jaren worden geconfronteerd! Deze nadelen zijn niet acceptabel. De gepresenteerde plannen dienen dan ook te worden aangepast.
De belangrijkste nadelen voor fietsers hebben te maken met de barrièrewerking van de Buitenring ofwel problemen bij het kruisen van de Buitenring. Omdat de Buitenring bestaande wegen gaat doorsnijden, zullen fietsers op veel plaatsen een langere route krijgen en dus moeten omrijden.
Veel mensen genieten van het landschap door er te fietsen of te wandelen. Voor deze mensen wordt de Buitenring een storend object in het landschap.
Waar het fietsverkeer niet wordt omgeleid, zal het de op- en afritten moeten kruisen. Dit zijn altijd gevaarlijke conflictpunten en daarmee vormen deze een groot nadeel van de Buitenring voor het fietsverkeer. De Fietsersbond staat erop dat dit nadeel wordt geminimaliseerd, waarbij de oplossingen niet ten koste gaan van een veilige en gemakkelijke oversteekbaarheid voor de fietser.
Door de aanleg van de Buitenring veranderen ook verkeersstromen in het lokale wegennet. Hierdoor moet het wegennet op veel plaatsen worden aangepast. In de plannen zijn deze aanpassingen niet meegenomen en de kosten daarvan op de verschillende gemeentes afgewenteld. Daardoor is er geen waarborg gegeven dat deze maatregelen ook op een acceptabele manier worden uitgevoerd.
De Fietsersbond heeft 11 plaatselijke knelpunten geconstateerd, waar het voorgestelde plan niet acceptabel is en/of waar de fietsers echt profijt kan hebben van aanpassing van de plannen.
Wellicht blijkt uit beter onderbouwde plannen dat kan worden volstaan met een gedeeltelijke aanleg van een 2-strooks weg die een meer menselijke maat benadert, en zowel de impact op het landschap verkleint alsook de barrièrewerking voor het kruisend (fiets)verkeer aanzienlijk vermindert. Daarbij dienen wel enkele verspreid liggende verkeersknelpunten te worden aangepakt.
De Fietsersbond heeft Provinciale Staten dan ook geadviseerd om de voorliggende plannen voor de Buitenring zo niet vast te stellen. De Fietsersbond stelt daarbij voor om:
a. een betere analyse te maken van de verkeersontwikkelingen in de komende 20 – 30 jaar;
b. te zorgen voor het oplossen van bestaande verkeerskundige knelpunten en daarbij vooral ook oplossingen te zoeken bij de bevordering van het fietsgebruik en het openbaar vervoer;
c. de aanleg te overwegen van een tweestrokenweg van de Randweg ter hoogte van Mariarade tot de Streekweg S20 (N276), ter ontlasting van wegen in de bebouwde kom die daadwerkelijk hierbij baat hebben (bijvoorbeeld een deel van de Randweg en de Paterweg in Hoensbroek en de Trichterweg in Treebeek); en
d. bovenal oplossingen te zoeken die geen nadelige gevolgen hebben voor langzaam verkeer en in het bijzonder voor fietsverkeer.
Zie voor de gehele zienswijze het onderstaande bericht.
zondag 1 augustus 2010
Zienswijze Fietsersbond Buitenring PsL
Ten Esschen – Heerlen, 27 juli 2010
Aan: Provinciale Staten
T.a.v. Gedeputeerde Staten
Postbus 5700
6202 MA Maastricht
Onderwerp: zienswijze Fietsersbond met betrekking tot het 'Ontwerp-Inpassingsplan Buitenring Parkstad Limburg' en/of, '1e Aanvulling MER' en/of '2e Aanvulling MER' en/of 'Tracé/nota MER Aansluiting Nuth'.
Geachte leden van Provinciale Staten,
Hierbij geven wij onze zienswijze op het ontwerp Inpassingsplan Buitenring Parkstad Limburg met de bijbehorende documenten zoals deze vanaf 17 juni tot en met 28 juli ter inzage is gelegd en daarmee vrijgegeven voor inspraak.
Wij beseffen dat met de aanleg van de Buitenring verbeteringen worden beoogd van de verkeersstructuur en dat u een aantal positieve neveneffecten wil bereiken. Met de investeringen in de Buitenring zijn ook enorme bedragen gemoeid. Wij constateren ook dat een dergelijk plan niet kan worden gerealiseerd zonder dat er nadelige consequenties aan zijn verbonden. Zo zal deze weg diep zal ingrijpen in de huidige sociale en landschappelijke structuren.
Ons uitgangspunt en toetsingskader zijn dat voor het wel of niet acceptabel achten van (delen van) deze plannen, deze plannen grote maatschappelijke voordelen moeten bieden én dat de nadelen die het fietsverkeer gaat ondervinden niet onevenredig groot mogen zijn. Voor ons staan de verkeersveiligheid en de gebruikersvriendelijkheid centraal voor de fietsers op alle wegen die geraakt worden door of in verband met de aanleg van de Buitenring. Dit betekent niet alleen dat de onvermijdelijke barrièrewerking voor de fietsers volledig en op een verantwoorde wijze dient te worden ondervangen maar ook dat er maatregelen moeten worden genomen om de naar verwachting verminderde verkeersveiligheid voor de fietsers op de aanliggende routes te verbeteren.
In dit verband vragen wij ons of het zich maatschappelijk ‘loont’ om de weg aan te leggen omdat de mogelijke maatschappelijke voordelen grotendeels teniet worden gedaan door nadelen. In het bijzonder wijzen wij daarbij op de te verwachten nadelen voor fietsers door de barrièrewerking en de verminderde verkeersveiligheid, c.q. de kosten die nodig zijn om de genoemde nadelen weer te corrigeren.
Onze zienswijze bestaat uit deze brief met ons algemeen standpunt ten aanzien van de plannen voor de Buitenring alsmede in bijlage 1 de algemene toelichting op ons standpunt en in bijlage 2 een opsomming van een aantal naar onze mening concrete knelpunten. In bijlage 3 is een opsomming gegeven van een aantal hoofdeisen met betrekking tot de barrièrewerking. Bijlage 4 is de machtiging van de Fietsersbond voor het indienen van deze zienswijze. (De bijlagen 3 en 4 zijn niet hiermee gepubliceerd.)
Algemeen standpunt
De Fietsersbond is ten aanzien van de plannen voor de Buitenring, zoals deze ter inzage zijn gelegd, van oordeel dat deze plannen zo niet mogen worden vastgesteld en uitgevoerd. Wij achten het niet aannemelijk dat de maatschappelijke en in het bijzonder verkeerskundige voordelen in overwegende mate groter zijn dan de nadelen en kosten. De verstrekte verkeersprognoses zijn onvoldoende onderbouwd en daarmee is het onvoldoende aannemelijk dat deze weg in deze omvang noodzakelijk is. De te verwachten verbeteringen in de verkeersstructuur zijn onvoldoende om een weg met deze allure als een effectieve maatregel te beschouwen.
Uit oogpunt van de belangen van de fietsers zijn er met de nu voorliggende plannen hoofdzakelijk nadelen te verwachten. Nadelen waarmee talrijke fietsers gedurende tientallen jaren worden geconfronteerd! Deze nadelen zijn niet acceptabel. De gepresenteerde plannen dienen dan ook te worden aangepast.
Wellicht blijkt uit beter onderbouwde plannen dat kan worden volstaan met een gedeeltelijke aanleg van een 2-strooks weg die een meer menselijke maat benadert, wat zowel de impact op het landschap verkleint alsook de barrièrewerking voor het kruisend (fiets)verkeer aanzienlijk reduceert. Daarbij dienen wel enkele verspreid liggende verkeersknelpunten te worden aangepakt.
Advies aan Provinciale Staten
Wij adviseren u om de voorliggende plannen voor de Buitenring te heroverwegen, daarbij op een aantal wezenlijke punten nadere waarborgen te creëren en de plannen zodanig bij te stellen dat de nadelen voor de fietsers tot een minimaal en daarmee acceptabel niveau terug worden gebracht. Vooral de vermindering van de barrièrewerking voor de fietsers dient expliciet bij het vervolgonderzoek betrokken te worden.
Wij nemen aan dat wij u hierbij vooralsnog voldoende hebben geïnformeerd. Wij verzoeken u hierbij de mogelijkheid te bieden om ons standpunt aan u nader toe te lichten.
Met vriendelijke groet,
namens de Fietsersbond,
Harrie Winteraeken
(voorzitter Fietsersbond afdeling Parkstad Limburg)
**************************************
Bijlage 1
Toelichting op het algemene standpunt en het advies aan Provinciale Staten
Hieronder zijn de meest relevante aspecten genoemd die hebben geleid tot het in onze zienswijze genoemde algemene standpunt.
1. Een fietsroute effectrapport ontbreekt.
Wij zijn van mening dat de geboden informatie onvoldoende toegankelijk is. Tevens wordt ook hier en daar aangekondigd dat nog nadere informatie beschikbaar komt. Wij verwachten dat ook u als leden van Provinciale Staten vanwege de veelheid en onoverzichtelijkheid van de geboden informatie niet in de gelegenheid bent om te kunnen beoordelen of alle consequenties voor het fietsverkeer voldoende in beeld zijn en op hun waarde kunnen worden meegewogen in uw besluitvorming. In onze zienswijze over de Tracénota/MER Buitenring van 14 juli 2008 hebben wij Gedeputeerde Staten dringend verzocht om een aanvullende nota ‘fietsroute effectrapport’ op te stellen, zonder welke deze plannen niet mogen worden vastgesteld. Dit is niet gebeurd. Wij achten dit een omissie die hersteld dient te worden voordat u deze plannen goedkeurt.
2. Toetsingskader voor de Fietsersbond
Wij hebben de plannen beoordeeld uit het oogpunt van de belangen van de fietsers. Daarbij hebben wij nadelen geconstateerd. Wij hebben ons vervolgens vraag gesteld of deze nadelen beperkt zijn en geaccepteerd moeten worden vanuit onze maatschappelijke verantwoordelijkheid, of dat deze nadelen niet acceptabel zijn en dat de voorliggende plannen aangepast dienen te worden.
In het verkeerskundig onderzoek is aangegeven dat ook voor fietsverbindingen het inrichtingsprincipe van Duurzaam Veilig richtinggevend is. Echter, tevens wordt de mogelijkheid geopend om hiervan af te wijken en zogenaamd maatwerk te leveren. Het risico is hierbij groot dat dit maatwerk niet volgens de uitgangspunten van Duurzaam Veilig wordt uitgevoerd.
Wij zijn van mening dat bij de aanleg van deze nieuwe weg uit oogpunt van verkeersveiligheid en comfort voor de fietsers te allen tijde gekozen moet worden voor een weginrichting van de wegen die worden beïnvloed door de Buitenring met de bijbehorende fietsvoorzieningen die volledig beantwoordt aan de voorwaarden van Duurzaam Veilig.
Daar waar in dit plan alle ruimte en geld wordt vrijgemaakt voor een nieuwe autoweg, zijn wij van mening dat de fietsers hiervan geen nadelen hoeven te accepteren die zodanig slecht zijn dat ze niet voldoen aan Duurzaam Veilig. Dit is op een te groot aantal plekken wel het geval. Hier dienen dan ook betere oplossingen te worden voorgesteld.
Een aanvullende belemmering bij het geven van dit oordeel is dat veel voorzieningen in een later stadium nog moeten worden uitgewerkt. Het ontwerpplan is daarmee onvoldoende volledig en biedt daarmee onvoldoende rechtszekerheid. Na deze procedure is er wellicht nog overleg mogelijk, maar een (nieuwe) juridische toetsing van de genomen beslissingen voor maatregelen en weginrichting is dan niet meer aan de orde, zo vragen wij ons af.
Deze onzekerheid wordt extra groot omdat Gedeputeerde Staten willen kiezen voor een uitvoering of aanleg van de weg via de werkwijze van ‘design, construct, built and maintenance’. De uiteindelijke aannemer ontwerpt zelf de weginrichting en kan zelf afwegingen maken en prioriteiten stellen, daar waar dit plan niet eenduidig is in de te stellen randvoorwaarden. Hoewel dit ook een aantal voordelen kan bieden, mag de formulering van de uitgangspunten die hieraan ten grondslag moeten liggen, niet aan interpretatie of keuzevrijheid onderhevig zijn. Deze waarborgen worden in het ontwerpplan niet geboden.
Wij concluderen dat het ontwerpplan onvoldoende zekerheden en waarborgen biedt dat noodzakelijke fietsvoorzieningen ook daadwerkelijk worden uitgevoerd conform de uitgangspunten Duurzaam Veilig. Wij zijn van mening dat bij de vaststelling van het plan deze garantie gegeven dient te worden. Wij dringen er dan ook op aan dat bij de eventuele (latere) vaststelling van dit plan alle onduidelijkheden zijn weggenomen en de te hanteren ontwerpnormen en inrichtingen eenduidig als randvoorwaarden worden opgenomen.
3. De plannen zijn onevenredig nadelig voor het fietsverkeer
Voor ons oordeel hebben wij maatschappelijke en verkeerskundige voor- en nadelen afgewogen, en dit bezien vanuit het oogpunt van de fietser. Wij constateren dat er voor de fietser amper voordelen te verwachten zijn. Waar wellicht wel voordeel ontstaat, bijvoorbeeld door een meer verkeersluwe situatie, worden er geen garanties geboden dat dit ook gevolgd wordt door passende maatregelen.
Wij constateren tevens dat de algemene balans van de kosten-batenanalyse, zoals deze is gepresenteerd, onvoldoende in het voordeel van aanleg van de Buitenring is. Dit verlaagt onze acceptatiegrens. Als de buitenring zeer veel meerwaarde zou bieden, dan is het gemakkelijker te accepteren dat hier of daar wat moet worden ingeleverd. Het omgekeerde lijkt het geval. De kosten en nadelen zijn groter dan de voordelen die de weg kan gaan bieden.
Het bovenstaande probleem had wellicht minder kunnen zijn als de Buitenring zou worden gecompleteerd met fietspaden zodat ook de verbetering van het netwerk van doorgaande fietsroutes een impuls zou krijgen. Een gewone provinciale weg met twee rijstroken en aan weerszijden vrijliggende fietspaden, had meer kansen geboden en minder barrièrewerking veroorzaakt.
4. De verkeersprognoses zijn niet transparant en niet aannemelijk
In het Verkeerskundig Onderzoek wordt verwezen naar het geactualiseerde Verkeersmodel Buitenring Parkstad Limburg. Daarbij wordt gesteld dat dit model rekening houdt met de bijgestelde bevolkingsprognoses. Volgens de huidige inzichten gaat de bevolking van Parkstad Limburg terug van nu 252.000 inwoners naar 180.000 inwoners in 2040 (Dagblad De Limburger van 14 juli 2010). Dit is 28,6 % afname. Hoewel er wellicht optimisten zijn die dit proces denken fors te kunnen beïnvloeden, in casu te vertragen, mag gezien de bevolkingdalingen in het oosten van Duitsland en in Frankrijk, daar niet vanuit worden gegaan.
Desalniettemin wordt met het gehanteerde verkeersmodel geconcludeerd dat het aantal verkeersbewegingen nog fors zal toenemen. Dit is onvoldoende aannemelijk gemaakt. Voor het Verkeersmodel Buitenring Parkstad Limburg zijn aannames gehanteerd (zoals het niet meewegen van de krimpende arbeidsmarkt en de voorkeur om grotere afstanden af te leggen) die onvoldoende zijn onderbouwd of zelfs onvoldoende waarschijnlijk zijn. Dit leidt ertoe dat het omrekenen van de demografische ontwikkelingen naar de mogelijke verkeersintensiteiten inconsequent is. Daarbij is het verkeersmodel onvoldoende transparant gepresenteerd.
In dit verband verwijzen wij naar de Nationale bereikbaarheidskaart (Goudappel Coffeng, 2008, www.bereikbaarheidskaart.nl) die de autonome ontwikkelingen tot 2020 in beeld brengt. Deze studie gaat niet uit van de aanleg van de Buitenring. Uit dit onderzoek blijkt dat er bij autonome ontwikkelingen in Parkstad Limburg geen grote veranderingen zijn te verwachten in de verkeersdrukte tot 2020.
Wij hebben de stellige indruk dat het model Buitenring zo is opgezet dat dit het ‘gewenste resultaat’ geeft, namelijk dat het leidt tot forse verkeerstoenames om daarmee de buitenring te rechtvaardigen. Met andere woorden, er is naar een doel toe geredeneerd. Daarmee is het gehanteerde Verkeersmodel Buitenring Parkstad Limburg onvoldoende betrouwbaar om de als een van de belangrijkste onderleggers te dienen voor de aanleg van de Buitenring. Daarbij is dit verkeersmodel wel het meest belangrijke argument voor deze plannen en de hieruit voortkomende maatregelen voor de fietsers. Wij achten deze onvoldoende onderbouwing niet acceptabel.
Het verkeersmodel heeft geleid tot het plan voor de aanleg van een autoweg met 2 x 2 rijstroken. Dit is volgens ons een overgedimensioneerde weg die veel ruimte in beslag neemt en op veel plaatsen een grote barrière vormt. Op een aantal plaatsen ontstaat door het grote ruimtebeslag van de Buitenring plaatsgebrek voor goede fietsvoorzieningen. Ook worden (optimale) maatregelen voor fietsers en ander langzaam verkeer duurder en daardoor deels geschrapt. Er worden omrijroutes voorgesteld of oplossingen voor het fietsverkeer voorgesteld die niet beantwoorden aan Duurzaam Veilig. Een groot aantal van deze oplossingen zijn voor de Fietsersbond niet acceptabel.
5. De Maatschappelijke kosten-batenanalyse
De hoofdreden voor de aanleg van de Buitenring dient naar onze mening een verkeerskundige te zijn. De Buitenring zou veel bestaande verkeersknelpunten in de bebouwde kommen moeten oplossen. Dit is echter onvoldoende het geval. Het aantal structurele verbeteringen in het wegennet is veel beperkter dan verwacht zou mogen worden. Daarnaast zijn er ook door de komst van de Buitenring verslechteringen in het wegennet voorspeld.
De algemene balans (van ± 0,1) voldoet niet aan de hieraan maatschappelijk te stellen ‘multiplier’, die meer dan 2 zou moeten zijn. Wij verwachten dat als de grote bedragen die voor de Buitenring gereserveerd zijn op een andere wijze beschikbaar worden gesteld aan verkeer en economie, dat dan hiermee een hoger verkeerskundig en maatschappelijk rendement wordt verkregen. Daarbij is een aantal nadelen en kostenposten (bijvoorbeeld nadelen voor omrijden, wachten voor verkeerslichten, de landschapsbeleving van recreatief fietsverkeer) niet of onvoldoende meegewogen in de algemene kosten-batenanalyse.
Met name de kosten voor de maatregelen aan het gemeentelijk wegennet ten behoeve van de fietsers zijn niet in de investeringskosten van de Buitenring opgenomen en blijken voor rekening van de betreffende gemeenten te komen. Het voorliggende ontwerpplan biedt daarmee geen enkele waarborg dat deze noodzakelijke maatregelen ook zullen worden uitgevoerd. Dit achten wij onaanvaardbaar. Bij de vaststelling van de plannen voor de Buitenring dienen deze garanties wel gegeven te zijn en dienen de kosten hiervan in de begroting van de Buitenring te worden opgenomen.
6. Opsomming van nadelen voor fietsers
De Buitenring wordt een autoweg. Deze voorzieningen en investeringen komen niet of slechts zeer indirect ten goede van fietsers. Het belang van fietsers bij deze weg is daardoor uitermate gering. Het bevreemdt in ieder geval dat in deze tijd een dergelijke omvangrijk project wordt voorgesteld zonder multifunctioneel doel. In de beleving van fietsers wordt deze eenzijdige verbetering als extra negatief ervaren omdat het strijdig is met het algemene beleidsstreven dat het fietsverkeer (en het openbaar vervoer) moet worden gestimuleerd en niet het optimaal faciliteren van het gebruik van de auto.
De belangrijkste nadelen voor fietsers hebben te maken met de barrièrewerking van de Buitenring ofwel problemen bij het kruisen van de Buitenring.
6a. Omrijden
Omdat de Buitenring bestaande infrastructuur gaat doorsnijden, zullen fietsers op veel plaatsen een langere route krijgen en dus moeten omrijden. Een aantal wegen zal op de Buitenring doodlopen en dus niet meer beschikbaar zijn voor doorgaand fietsverkeer. Andere wegen zullen worden afgeleid en vervolgens over een bepaalde afstand parallel aan de Buitenring worden geleid tot een kruispunt of brug. Ook bij kruispunten met de Buitenring wordt fietsverkeer om de op- en afritten geleid, waar men nu gewoon rechtdoor kan rijden.
Op deze wijze zullen talrijke fietsers gedurende tientallen jaren op nadelige wijze met de Buitenring worden geconfronteerd. Het treft alle fietsers rondom Parkstad Limburg (woon-werkverkeer, scholieren, boodschappen doen, recreatieve fietsers, enzovoort), maar ook veel ander langzaam verkeer. Het betekent vaak enkele honderden meters omrijden, wat zich ook vertaalt in een langere reistijd. Dit negatieve aspect van de Buitenring dient ook in de kosten-batenanalyse te worden meegenomen. Nu wordt de nadruk gelegd op de kortere reistijden voor snelverkeer, dit voordeel wordt waarschijnlijk in belangrijke mate teniet gedaan door de langere reistijden voor fietsers e.d.
6b. Beleving van het landschap
Veel mensen genieten van het landschap door er te fietsen of te wandelen. Voor deze mensen wordt de Buitenring een storend object in het landschap. Dit treft veel mensen die graag in de stadsrand recreëren door een ommetje te fietsen of te wandelen in de groene omgeving nabij de woongebieden. Ook vermindert de aantrekkelijkheid van het landschap voor toeristisch – recreatief fietsen. Deze negatieve aspecten van de Buitenring dienen ook in de kosten-batenanalyse te worden meegenomen.
6c. Bruggen over de Buitenring
Daar waar de fietsers de Buitenring kunnen kruisen via een brug (dus zonder op- en afritten), zijn amper problemen te verwachten. De bruggen dienen wel ingericht te worden volgens de uitgangspunten van Duurzaam Veilig. In het buitengebied bij een weg met maximum snelheid van 80 km/uur en binnen de bebouwde kom bij een maximumsnelheid van 50 km/uur dient dit te gebeuren met vrijliggende fietspaden. Er kan in een aantal gevallen gekozen worden voor fietsstroken van voldoende breedte (minstens 1,30 m aan weerszijden). Buiten de bebouwde kom dient de maximumsnelheid dan 60 km/uur te zijn. Wel dienen op- en afritten van bruggen geen hoger hellingspercentage dan 3 % te krijgen.
6d. Kruising van de op- en afritten van de Buitenring
Waar het fietsverkeer niet wordt omgeleid, zal het de op- en afritten moeten kruisen. Dit zijn altijd gevaarlijke conflictpunten en daarmee vormen deze een groot nadeel van de Buitenring voor het fietsverkeer. De Fietsersbond staat erop dat dit nadeel wordt geminimaliseerd, waarbij de oplossingen niet ten koste gaan van een veilige en gemakkelijke oversteekbaarheid voor de fietser.
• Bij turborotondes dient er altijd gekozen te worden voor een ongelijkvloerse kruising voor de fietsers. Omdat het hier een nieuwe weg betreft, zal de Fietsersbond hierin geen concessies doen.
• Bij gewone rotondes buiten de bebouwde kom, zijn vrijliggende fietspaden vereist. De voorkeur gaat uit naar vrijliggende fietspaden aan weerszijden van de weg. Indien en vooral waar de op- en afritten aan één zijde liggen (bij een ‘halve Haarlemmermeer’ – aansluiting) kan ook gekozen worden voor een tweerichtingen fietspad aan de andere zijde. Er dienen wel verderop langs de fietsroute veilige oversteekmogelijkheden te worden gerealiseerd.
• Bij rotondes binnen de bebouwde kom, zeker waar ook regelmatig vrachtverkeer komt, hebben wij de voorkeur voor vrijliggende fietspaden, met de aanvullende voorwaarde dat fietsers hier ook voorrang krijgen.
• De keuze voor verkeersregelinstallaties heeft als voordeel dat hiermee de kruisbaarheid van de op- en afritten veiliger wordt. Echter, waarschijnlijk wordt er gekozen voor een cyclus van 2 minuten die optimaal zal zijn afgesteld voor een goede doorstroming van het snelverkeer. Dit is verre van aantrekkelijk voor fietsers, zeker als ze bij een kruispunt zowel een verkeerslicht bij de oprit als bij de afrit krijgen. Dit houdt in dat de wachttijden op kunnen lopen tot 2 maal 2 minuten. De praktijk wijst uit dat (veel) fietsers het verkeerslicht zullen negeren. Dit kan worden verminderd door een betere afstemming op de snelheid van de fietsers en door wachttijdsignalering. Overigens zou de gemiddeld langere reistijd en het mindere comfort voor de fietser voor fietsers ook meegeteld moeten worden in de algemene kosten-batenanalyse.
6e Aanpassingen aan het lokale wegennet
Door de aanleg van de Buitenring veranderen ook verkeersstromen in het lokale wegennet. Hierdoor zal het wegennet op veel plaatsen moeten worden aangepast. Voor de fietsers dienen deze aanpassingen zonder uitzondering plaats te vinden conform de uitgangspunten van ‘Duurzaam Veilig’. Een minder veilige en comfortabele inrichting en zeker verslechteringen ten opzichte van de huidige situatie worden niet geaccepteerd. In de gepresenteerde tekeningen wordt deze duidelijkheid niet altijd geboden. (Zie ook punt 2.) De kosten voor de aanpassingen van het wegennet dat beïnvloed wordt door de Buitenring dienen in de begroting van de Buitenring te worden opgenomen.
7. Voorstel van de Fietsersbond
Hoewel wij van mening zijn dat een algemene heroverweging van deze plannen noodzakelijk is, geven wij wel hierbij enkele adviezen.
a. Maak een betere analyse van de verkeersontwikkelingen in de komende 20 – 30 jaar.
b. Zorg vooralsnog voor het selectief oplossen van bestaande verkeerskundige knelpunten. Gebruik daarnaast de aanpak van Ladder van Verdaas en in het bijzonder de combinatie van maatregelen en met de optimalisatie van het fietsgebruik en het openbaar vervoer.
c. Overweeg de aanleg van de tweestrokenweg van de Randweg ter hoogte van Mariarade tot de Streekweg S20 (N276), zo veel mogelijk over bestaande tracés, en alleen ter vervanging van wegen in de bebouwde kom die daadwerkelijk hierbij baat hebben (bijvoorbeeld een deel van de Randweg en de Paterweg in Hoensbroek en de Trichterweg in Treebeek).
d. Ontwerp in alle gevallen oplossingen die geen nadelige gevolgen hebben voor langzaam verkeer en in het bijzonder voor fietsverkeer.
*********************************************
Bijlage 2
De belangrijkste te verwachten knelpunten voor het fietsverkeer
Volgens de gepresenteerde plannen zullen er voor het fietsverkeer een aantal knelpunten en ongewenste situaties ontstaan. Deze knelpunten zijn deels het gevolg van de aanpassingen in het lokale wegennet. Zij dienen te worden voorkomen of opgelost voordat de plannen voor de Buitenring worden vastgesteld.
1. Ontsluitingsweg Nuth nabij de aansluiting van de Buitenring op de A76
Volgens de voorliggende plannen krijgt de Reijmersbekerweg een veel zwaardere verkeersfunctie omdat het een ontsluitingsweg wordt voor de kern Nuth op de A76. Uit de plannen blijkt dat deze weg geen adequate fietsvoorzieningen krijgt in de vorm van vrijliggende fietspaden (of desnoods een enkelzijdig tweerichtingen fietspad). Dit is niet acceptabel. De Reijmersbekerweg is de enige fietsverbinding tussen de kernen Nuth en Schinnen. Het mogelijkerwijze omleiden van fietsers via bedrijventerrein de Horzel is voor de Fietsersbond geen optie vanwege de grote omweg ten opzichte van de gestrekte route nu en het risico dat op het bedrijventerrein zelf vrachtverkeer en fietsverkeer dreigen te worden vermengd. Deze omissie dient te worden hersteld voordat het plan wordt vastgesteld.
2. De route Schuureikenweg – Naanhofsweg
De Naanhofsweg krijgt een ongekend forse toename van verkeer, terwijl deze weg nu al erg onoverzichtelijk is, er vaak te hard wordt gereden en geen adequate fietsvoorzieningen heeft. Dit is niet acceptabel zonder de garantie dat hier een vrijliggend fietspad wordt gecreëerd.
De route Schuureikenweg – Naanhofsweg krijgt bij de kruising met de Buitenring een forse omweg met extra hoogteverschillen. Niet duidelijk is of er een veilige oversteek van de op- en afritten komt.
3. De route Hoensbroek – Amstenrade via de Allee
Voor fietsers gaat deze route ingrijpend veranderen. Nu liggen langs de Allee aan weerszijden vrijliggende fietspaden. Volgens het plan wordt dit een eenzijdig tweerichtingen fietspad dat met een omweg en een brug de Buitenring kruist. Aandachtspunten zijn de bochtstralen voor fietsers en de overzichtelijkheid van dit fietspad plus het beperkt houden van de hellingshoek naar de fietsbrug toe. De breedte van dit fietspad dient 4 meter te worden, mede omdat er veel scholieren gebruik van maken.
Tevens wordt er informatie geboden over het wijzigen van de kruising Allee – Trichterweg – Akerstraat-Noord – Patersweg in een turborotonde. Fietsers dreigen hier uit de voorrang te worden gehaald, waarbij er zelfs geen rechtstreekse oversteek meer kan plaatsvinden maar een met haakse hoeken. Deze oplossing is bijzonder fietsonvriendelijk. Omdat in de directe nabijheid van deze kruising een grote middelbare school ligt, is deze oplossing absoluut onvoldoende. Dat geldt in het bijzonder voor de fietsers die richting Amstenrade moeten. Daarbij komt dat deze kruising nog onlangs is gereconstrueerd met een naar volle tevredenheid functionerende verkeersregelinstallatie met voor de fietsers een wachttijdsignaleringssysteem. Als hier de keuze voor een turborotonde wordt gehandhaafd, dan dient hier ook gekozen te worden voor een ongelijkvloerse kruising voor fietsers. Vervalt de keuze voor een turborotonde, dan volstaan vrijliggende fietspaden, deels in twee richtingen, met voorrang voor de fietsers.
Het is overigens onduidelijk tot wiens verantwoordelijkheid de aanpassing van deze kruising wordt gerekend, de gemeente Heerlen of de Provincie Limburg en of deze bij dit plan behoort.
Ook dient er nog nabij de Hagendoornweg een veilige oversteek te worden gerealiseerd voor de fietsers richting Amstenrade.
4. De route Esschenweg – Brommelen – Hellebroek – Nuth en de route Esschenweg – Terlindenweg – Klinkertstraat
Beide routes krijgen als gevolg van de Buitenring veel meer dan 1000 voertuigbewegingen per dag extra belasting. Er is sprake van verhoging van de verkeersintensiteit van 50 – 270 %. Deze wegen zijn deels 30 km weg en (school)fietsroute en behoren gedeeltelijk tot het provinciale fietsroutenetwerk. Andere delen van deze routes (Laarderweg, oostelijk deel Terlindenweg) voldoen nu al niet aan de inrichtingseisen voor Duurzaam Veilig. Deze toenames van verkeer en onveiligheid zijn niet acceptabel. Bijkomende problemen zijn de verhoudingsgewijs grote aandelen van zwaar vrachtverkeer en landbouwverkeer en als er een file staat op de Antwerpseweg – Keulseweg (N281), en dat komt regelmatig voor, dan worden deze routes extra zwaar belast met sluipverkeer.
5. Nieuwenhagerheideweg – Kantstraat
Deze route krijgt een aanzienlijk zwaardere belasting. De Kantstraat wordt overigens ten onrechte niet genoemd in de bijlage 20 van het Verkeerskundig onderzoek. De Kantstraat is nu al overbelast en niet adequaat is ingericht voor fietsers (veel te smalle fietssuggestiestroken). De Buitenring gaat hier een waarschijnlijk niet oplosbaar probleem veroorzaken. Voor de Fietsersbond zijn voor de Kantweg alleen maar maatregelen acceptabel die leiden tot verkeersluw maken of aan weerszijden fietsstroken van 1,30 meter breedte.
Hier en op meer plaatsen in Landgraaf zijn aanpassingen van de wegen dringend gewenst, maar deze worden niet tot de reikwijdte van dit plan gerekend. Daarmee worden deze knelpunten dus de verantwoordelijkheid van de gemeente. Dit is een niet acceptabele vorm van afwentelen. Omdat dit ontwerpplan geen enkele garantie biedt dat deze aanpassingen ook zullen plaatsvinden, is aanpassing van de plannen vereist.
6. Viaduct Buitenring over de Torenstraat
Het doorgaande fietsverkeer van Nieuwenhagen naar Dentgenbach en Chevremont (inclusief het oostelijke deel van Hopel) zou zeer gebaat zijn met een rechtstreekse fietsverbinding via het viaduct van de Buitenring over de Torenstraat. Vooral op deze plek kunnen de plannen voor de Buitenring een meerwaarde bieden aan het fietsverkeer en daarmee een meer integraal karakter krijgen.
7. Dentgenbachweg
De huidige situatie is tweezijdig fietspad. De nieuwe situatie dreigt een ventweg te worden die tevens dient als ontsluitingsweg voor het bedrijventerrein Dentgenbach. Een mogelijke vermenging van fietsverkeer met vrachtverkeer is bij voorbaat onacceptabel. Hier dient om de verslechtering te minimaliseren tenminste een tweerichtingen fietspad van 3,5 meter breedte te worden gerealiseerd.
8. Kruising Dentgenbachweg – Kaalheidersteenweg
De Buitenring zal in het verlengde van de Dentgenbacherweg de Kaalheidersteenweg ongelijkvloers kruisen. De Buitenring wordt dieper aangelegd en gaat onder het huidige kruispunt door. Terplekke van het huidige kruispunt zullen de lokale wegen gehandhaafd blijven en tevens zullen hier aan weerszijden de op- en afritten van de Buitenring moeten worden gerealiseerd. Om hier nog een veilige verkeersafhandeling voor de fietsers te laten plaats vinden, zullen ter plekke ruime fietspaden aanwezig moeten zijn die óf in de voorrang komen of met verkeerslichten geregeld worden.
9. Fietspaden Hamstraat.
Uit de aangereikte informatie blijkt dat het momenteel aanwezige aan de noordzijde gelegen tweerichtingen fietspad volledig verdwijnt. Als vervanging hiervoor komt een ventweg achter een 6 meter! hoge geluidswal/wand. Deze ventweg dient als aansluiting voor de aanhorige woonwijken en industriegebieden en zal dus veel (vracht)verkeer krijgen. Tevens dient het intensieve fietsverkeer van de Hamstraat plaats te vinden op deze ventweg. Deze oplossing is voor ons onacceptabel. Ook hier dient, net zoals nu aanwezig, een vrijliggend tweerichtingen fietspad te worden gerealiseerd met een breedte van 3,5 meter en bij voorkeur door een groenstrook gescheiden van de Buitenring.
10. Stationsstraat (Kerkrade Centrum) en Voorterstraat (Bleijerheide)
Beide straten krijgen meer dan 1000 voertuigbewegingen per dag meer. Ze worden overigens ten onrechte niet genoemd in de bijlage 20 van het Verkeerskundig onderzoek. Deze straten dienen ook fietsstroken te krijgen van 1,30 meter breedte. Ook hier hebben wij de indruk dat toenemende verkeersproblemen worden afgewenteld op de gemeente.
11. Fietspad van Kerkrade naar Simpelveld
Een tweede wens van de Fietsersbond is een doorgaande fietsroute van Kerkrade – Centrum vanaf het NS-station langs het miljoenenlijntje naar Simpelveld. Deze route zou aangelegd moeten worden voordat de aanleg van de Buitenring van start gaat (om jarenlang omrijden te voorkomen). Dit fietspad kan dan ‘op- en afritten’ krijgen naar de Gracht, de Locht, de Beitel, Beitel-Zuid, Avantis enzovoorts. Daarbij kan ook de fietsverbinding tussen Beitel-Zuid en Avantis worden gerealiseerd inclusief goede verbindingen richting Horbach en Richterich.
Aan: Provinciale Staten
T.a.v. Gedeputeerde Staten
Postbus 5700
6202 MA Maastricht
Onderwerp: zienswijze Fietsersbond met betrekking tot het 'Ontwerp-Inpassingsplan Buitenring Parkstad Limburg' en/of, '1e Aanvulling MER' en/of '2e Aanvulling MER' en/of 'Tracé/nota MER Aansluiting Nuth'.
Geachte leden van Provinciale Staten,
Hierbij geven wij onze zienswijze op het ontwerp Inpassingsplan Buitenring Parkstad Limburg met de bijbehorende documenten zoals deze vanaf 17 juni tot en met 28 juli ter inzage is gelegd en daarmee vrijgegeven voor inspraak.
Wij beseffen dat met de aanleg van de Buitenring verbeteringen worden beoogd van de verkeersstructuur en dat u een aantal positieve neveneffecten wil bereiken. Met de investeringen in de Buitenring zijn ook enorme bedragen gemoeid. Wij constateren ook dat een dergelijk plan niet kan worden gerealiseerd zonder dat er nadelige consequenties aan zijn verbonden. Zo zal deze weg diep zal ingrijpen in de huidige sociale en landschappelijke structuren.
Ons uitgangspunt en toetsingskader zijn dat voor het wel of niet acceptabel achten van (delen van) deze plannen, deze plannen grote maatschappelijke voordelen moeten bieden én dat de nadelen die het fietsverkeer gaat ondervinden niet onevenredig groot mogen zijn. Voor ons staan de verkeersveiligheid en de gebruikersvriendelijkheid centraal voor de fietsers op alle wegen die geraakt worden door of in verband met de aanleg van de Buitenring. Dit betekent niet alleen dat de onvermijdelijke barrièrewerking voor de fietsers volledig en op een verantwoorde wijze dient te worden ondervangen maar ook dat er maatregelen moeten worden genomen om de naar verwachting verminderde verkeersveiligheid voor de fietsers op de aanliggende routes te verbeteren.
In dit verband vragen wij ons of het zich maatschappelijk ‘loont’ om de weg aan te leggen omdat de mogelijke maatschappelijke voordelen grotendeels teniet worden gedaan door nadelen. In het bijzonder wijzen wij daarbij op de te verwachten nadelen voor fietsers door de barrièrewerking en de verminderde verkeersveiligheid, c.q. de kosten die nodig zijn om de genoemde nadelen weer te corrigeren.
Onze zienswijze bestaat uit deze brief met ons algemeen standpunt ten aanzien van de plannen voor de Buitenring alsmede in bijlage 1 de algemene toelichting op ons standpunt en in bijlage 2 een opsomming van een aantal naar onze mening concrete knelpunten. In bijlage 3 is een opsomming gegeven van een aantal hoofdeisen met betrekking tot de barrièrewerking. Bijlage 4 is de machtiging van de Fietsersbond voor het indienen van deze zienswijze. (De bijlagen 3 en 4 zijn niet hiermee gepubliceerd.)
Algemeen standpunt
De Fietsersbond is ten aanzien van de plannen voor de Buitenring, zoals deze ter inzage zijn gelegd, van oordeel dat deze plannen zo niet mogen worden vastgesteld en uitgevoerd. Wij achten het niet aannemelijk dat de maatschappelijke en in het bijzonder verkeerskundige voordelen in overwegende mate groter zijn dan de nadelen en kosten. De verstrekte verkeersprognoses zijn onvoldoende onderbouwd en daarmee is het onvoldoende aannemelijk dat deze weg in deze omvang noodzakelijk is. De te verwachten verbeteringen in de verkeersstructuur zijn onvoldoende om een weg met deze allure als een effectieve maatregel te beschouwen.
Uit oogpunt van de belangen van de fietsers zijn er met de nu voorliggende plannen hoofdzakelijk nadelen te verwachten. Nadelen waarmee talrijke fietsers gedurende tientallen jaren worden geconfronteerd! Deze nadelen zijn niet acceptabel. De gepresenteerde plannen dienen dan ook te worden aangepast.
Wellicht blijkt uit beter onderbouwde plannen dat kan worden volstaan met een gedeeltelijke aanleg van een 2-strooks weg die een meer menselijke maat benadert, wat zowel de impact op het landschap verkleint alsook de barrièrewerking voor het kruisend (fiets)verkeer aanzienlijk reduceert. Daarbij dienen wel enkele verspreid liggende verkeersknelpunten te worden aangepakt.
Advies aan Provinciale Staten
Wij adviseren u om de voorliggende plannen voor de Buitenring te heroverwegen, daarbij op een aantal wezenlijke punten nadere waarborgen te creëren en de plannen zodanig bij te stellen dat de nadelen voor de fietsers tot een minimaal en daarmee acceptabel niveau terug worden gebracht. Vooral de vermindering van de barrièrewerking voor de fietsers dient expliciet bij het vervolgonderzoek betrokken te worden.
Wij nemen aan dat wij u hierbij vooralsnog voldoende hebben geïnformeerd. Wij verzoeken u hierbij de mogelijkheid te bieden om ons standpunt aan u nader toe te lichten.
Met vriendelijke groet,
namens de Fietsersbond,
Harrie Winteraeken
(voorzitter Fietsersbond afdeling Parkstad Limburg)
**************************************
Bijlage 1
Toelichting op het algemene standpunt en het advies aan Provinciale Staten
Hieronder zijn de meest relevante aspecten genoemd die hebben geleid tot het in onze zienswijze genoemde algemene standpunt.
1. Een fietsroute effectrapport ontbreekt.
Wij zijn van mening dat de geboden informatie onvoldoende toegankelijk is. Tevens wordt ook hier en daar aangekondigd dat nog nadere informatie beschikbaar komt. Wij verwachten dat ook u als leden van Provinciale Staten vanwege de veelheid en onoverzichtelijkheid van de geboden informatie niet in de gelegenheid bent om te kunnen beoordelen of alle consequenties voor het fietsverkeer voldoende in beeld zijn en op hun waarde kunnen worden meegewogen in uw besluitvorming. In onze zienswijze over de Tracénota/MER Buitenring van 14 juli 2008 hebben wij Gedeputeerde Staten dringend verzocht om een aanvullende nota ‘fietsroute effectrapport’ op te stellen, zonder welke deze plannen niet mogen worden vastgesteld. Dit is niet gebeurd. Wij achten dit een omissie die hersteld dient te worden voordat u deze plannen goedkeurt.
2. Toetsingskader voor de Fietsersbond
Wij hebben de plannen beoordeeld uit het oogpunt van de belangen van de fietsers. Daarbij hebben wij nadelen geconstateerd. Wij hebben ons vervolgens vraag gesteld of deze nadelen beperkt zijn en geaccepteerd moeten worden vanuit onze maatschappelijke verantwoordelijkheid, of dat deze nadelen niet acceptabel zijn en dat de voorliggende plannen aangepast dienen te worden.
In het verkeerskundig onderzoek is aangegeven dat ook voor fietsverbindingen het inrichtingsprincipe van Duurzaam Veilig richtinggevend is. Echter, tevens wordt de mogelijkheid geopend om hiervan af te wijken en zogenaamd maatwerk te leveren. Het risico is hierbij groot dat dit maatwerk niet volgens de uitgangspunten van Duurzaam Veilig wordt uitgevoerd.
Wij zijn van mening dat bij de aanleg van deze nieuwe weg uit oogpunt van verkeersveiligheid en comfort voor de fietsers te allen tijde gekozen moet worden voor een weginrichting van de wegen die worden beïnvloed door de Buitenring met de bijbehorende fietsvoorzieningen die volledig beantwoordt aan de voorwaarden van Duurzaam Veilig.
Daar waar in dit plan alle ruimte en geld wordt vrijgemaakt voor een nieuwe autoweg, zijn wij van mening dat de fietsers hiervan geen nadelen hoeven te accepteren die zodanig slecht zijn dat ze niet voldoen aan Duurzaam Veilig. Dit is op een te groot aantal plekken wel het geval. Hier dienen dan ook betere oplossingen te worden voorgesteld.
Een aanvullende belemmering bij het geven van dit oordeel is dat veel voorzieningen in een later stadium nog moeten worden uitgewerkt. Het ontwerpplan is daarmee onvoldoende volledig en biedt daarmee onvoldoende rechtszekerheid. Na deze procedure is er wellicht nog overleg mogelijk, maar een (nieuwe) juridische toetsing van de genomen beslissingen voor maatregelen en weginrichting is dan niet meer aan de orde, zo vragen wij ons af.
Deze onzekerheid wordt extra groot omdat Gedeputeerde Staten willen kiezen voor een uitvoering of aanleg van de weg via de werkwijze van ‘design, construct, built and maintenance’. De uiteindelijke aannemer ontwerpt zelf de weginrichting en kan zelf afwegingen maken en prioriteiten stellen, daar waar dit plan niet eenduidig is in de te stellen randvoorwaarden. Hoewel dit ook een aantal voordelen kan bieden, mag de formulering van de uitgangspunten die hieraan ten grondslag moeten liggen, niet aan interpretatie of keuzevrijheid onderhevig zijn. Deze waarborgen worden in het ontwerpplan niet geboden.
Wij concluderen dat het ontwerpplan onvoldoende zekerheden en waarborgen biedt dat noodzakelijke fietsvoorzieningen ook daadwerkelijk worden uitgevoerd conform de uitgangspunten Duurzaam Veilig. Wij zijn van mening dat bij de vaststelling van het plan deze garantie gegeven dient te worden. Wij dringen er dan ook op aan dat bij de eventuele (latere) vaststelling van dit plan alle onduidelijkheden zijn weggenomen en de te hanteren ontwerpnormen en inrichtingen eenduidig als randvoorwaarden worden opgenomen.
3. De plannen zijn onevenredig nadelig voor het fietsverkeer
Voor ons oordeel hebben wij maatschappelijke en verkeerskundige voor- en nadelen afgewogen, en dit bezien vanuit het oogpunt van de fietser. Wij constateren dat er voor de fietser amper voordelen te verwachten zijn. Waar wellicht wel voordeel ontstaat, bijvoorbeeld door een meer verkeersluwe situatie, worden er geen garanties geboden dat dit ook gevolgd wordt door passende maatregelen.
Wij constateren tevens dat de algemene balans van de kosten-batenanalyse, zoals deze is gepresenteerd, onvoldoende in het voordeel van aanleg van de Buitenring is. Dit verlaagt onze acceptatiegrens. Als de buitenring zeer veel meerwaarde zou bieden, dan is het gemakkelijker te accepteren dat hier of daar wat moet worden ingeleverd. Het omgekeerde lijkt het geval. De kosten en nadelen zijn groter dan de voordelen die de weg kan gaan bieden.
Het bovenstaande probleem had wellicht minder kunnen zijn als de Buitenring zou worden gecompleteerd met fietspaden zodat ook de verbetering van het netwerk van doorgaande fietsroutes een impuls zou krijgen. Een gewone provinciale weg met twee rijstroken en aan weerszijden vrijliggende fietspaden, had meer kansen geboden en minder barrièrewerking veroorzaakt.
4. De verkeersprognoses zijn niet transparant en niet aannemelijk
In het Verkeerskundig Onderzoek wordt verwezen naar het geactualiseerde Verkeersmodel Buitenring Parkstad Limburg. Daarbij wordt gesteld dat dit model rekening houdt met de bijgestelde bevolkingsprognoses. Volgens de huidige inzichten gaat de bevolking van Parkstad Limburg terug van nu 252.000 inwoners naar 180.000 inwoners in 2040 (Dagblad De Limburger van 14 juli 2010). Dit is 28,6 % afname. Hoewel er wellicht optimisten zijn die dit proces denken fors te kunnen beïnvloeden, in casu te vertragen, mag gezien de bevolkingdalingen in het oosten van Duitsland en in Frankrijk, daar niet vanuit worden gegaan.
Desalniettemin wordt met het gehanteerde verkeersmodel geconcludeerd dat het aantal verkeersbewegingen nog fors zal toenemen. Dit is onvoldoende aannemelijk gemaakt. Voor het Verkeersmodel Buitenring Parkstad Limburg zijn aannames gehanteerd (zoals het niet meewegen van de krimpende arbeidsmarkt en de voorkeur om grotere afstanden af te leggen) die onvoldoende zijn onderbouwd of zelfs onvoldoende waarschijnlijk zijn. Dit leidt ertoe dat het omrekenen van de demografische ontwikkelingen naar de mogelijke verkeersintensiteiten inconsequent is. Daarbij is het verkeersmodel onvoldoende transparant gepresenteerd.
In dit verband verwijzen wij naar de Nationale bereikbaarheidskaart (Goudappel Coffeng, 2008, www.bereikbaarheidskaart.nl) die de autonome ontwikkelingen tot 2020 in beeld brengt. Deze studie gaat niet uit van de aanleg van de Buitenring. Uit dit onderzoek blijkt dat er bij autonome ontwikkelingen in Parkstad Limburg geen grote veranderingen zijn te verwachten in de verkeersdrukte tot 2020.
Wij hebben de stellige indruk dat het model Buitenring zo is opgezet dat dit het ‘gewenste resultaat’ geeft, namelijk dat het leidt tot forse verkeerstoenames om daarmee de buitenring te rechtvaardigen. Met andere woorden, er is naar een doel toe geredeneerd. Daarmee is het gehanteerde Verkeersmodel Buitenring Parkstad Limburg onvoldoende betrouwbaar om de als een van de belangrijkste onderleggers te dienen voor de aanleg van de Buitenring. Daarbij is dit verkeersmodel wel het meest belangrijke argument voor deze plannen en de hieruit voortkomende maatregelen voor de fietsers. Wij achten deze onvoldoende onderbouwing niet acceptabel.
Het verkeersmodel heeft geleid tot het plan voor de aanleg van een autoweg met 2 x 2 rijstroken. Dit is volgens ons een overgedimensioneerde weg die veel ruimte in beslag neemt en op veel plaatsen een grote barrière vormt. Op een aantal plaatsen ontstaat door het grote ruimtebeslag van de Buitenring plaatsgebrek voor goede fietsvoorzieningen. Ook worden (optimale) maatregelen voor fietsers en ander langzaam verkeer duurder en daardoor deels geschrapt. Er worden omrijroutes voorgesteld of oplossingen voor het fietsverkeer voorgesteld die niet beantwoorden aan Duurzaam Veilig. Een groot aantal van deze oplossingen zijn voor de Fietsersbond niet acceptabel.
5. De Maatschappelijke kosten-batenanalyse
De hoofdreden voor de aanleg van de Buitenring dient naar onze mening een verkeerskundige te zijn. De Buitenring zou veel bestaande verkeersknelpunten in de bebouwde kommen moeten oplossen. Dit is echter onvoldoende het geval. Het aantal structurele verbeteringen in het wegennet is veel beperkter dan verwacht zou mogen worden. Daarnaast zijn er ook door de komst van de Buitenring verslechteringen in het wegennet voorspeld.
De algemene balans (van ± 0,1) voldoet niet aan de hieraan maatschappelijk te stellen ‘multiplier’, die meer dan 2 zou moeten zijn. Wij verwachten dat als de grote bedragen die voor de Buitenring gereserveerd zijn op een andere wijze beschikbaar worden gesteld aan verkeer en economie, dat dan hiermee een hoger verkeerskundig en maatschappelijk rendement wordt verkregen. Daarbij is een aantal nadelen en kostenposten (bijvoorbeeld nadelen voor omrijden, wachten voor verkeerslichten, de landschapsbeleving van recreatief fietsverkeer) niet of onvoldoende meegewogen in de algemene kosten-batenanalyse.
Met name de kosten voor de maatregelen aan het gemeentelijk wegennet ten behoeve van de fietsers zijn niet in de investeringskosten van de Buitenring opgenomen en blijken voor rekening van de betreffende gemeenten te komen. Het voorliggende ontwerpplan biedt daarmee geen enkele waarborg dat deze noodzakelijke maatregelen ook zullen worden uitgevoerd. Dit achten wij onaanvaardbaar. Bij de vaststelling van de plannen voor de Buitenring dienen deze garanties wel gegeven te zijn en dienen de kosten hiervan in de begroting van de Buitenring te worden opgenomen.
6. Opsomming van nadelen voor fietsers
De Buitenring wordt een autoweg. Deze voorzieningen en investeringen komen niet of slechts zeer indirect ten goede van fietsers. Het belang van fietsers bij deze weg is daardoor uitermate gering. Het bevreemdt in ieder geval dat in deze tijd een dergelijke omvangrijk project wordt voorgesteld zonder multifunctioneel doel. In de beleving van fietsers wordt deze eenzijdige verbetering als extra negatief ervaren omdat het strijdig is met het algemene beleidsstreven dat het fietsverkeer (en het openbaar vervoer) moet worden gestimuleerd en niet het optimaal faciliteren van het gebruik van de auto.
De belangrijkste nadelen voor fietsers hebben te maken met de barrièrewerking van de Buitenring ofwel problemen bij het kruisen van de Buitenring.
6a. Omrijden
Omdat de Buitenring bestaande infrastructuur gaat doorsnijden, zullen fietsers op veel plaatsen een langere route krijgen en dus moeten omrijden. Een aantal wegen zal op de Buitenring doodlopen en dus niet meer beschikbaar zijn voor doorgaand fietsverkeer. Andere wegen zullen worden afgeleid en vervolgens over een bepaalde afstand parallel aan de Buitenring worden geleid tot een kruispunt of brug. Ook bij kruispunten met de Buitenring wordt fietsverkeer om de op- en afritten geleid, waar men nu gewoon rechtdoor kan rijden.
Op deze wijze zullen talrijke fietsers gedurende tientallen jaren op nadelige wijze met de Buitenring worden geconfronteerd. Het treft alle fietsers rondom Parkstad Limburg (woon-werkverkeer, scholieren, boodschappen doen, recreatieve fietsers, enzovoort), maar ook veel ander langzaam verkeer. Het betekent vaak enkele honderden meters omrijden, wat zich ook vertaalt in een langere reistijd. Dit negatieve aspect van de Buitenring dient ook in de kosten-batenanalyse te worden meegenomen. Nu wordt de nadruk gelegd op de kortere reistijden voor snelverkeer, dit voordeel wordt waarschijnlijk in belangrijke mate teniet gedaan door de langere reistijden voor fietsers e.d.
6b. Beleving van het landschap
Veel mensen genieten van het landschap door er te fietsen of te wandelen. Voor deze mensen wordt de Buitenring een storend object in het landschap. Dit treft veel mensen die graag in de stadsrand recreëren door een ommetje te fietsen of te wandelen in de groene omgeving nabij de woongebieden. Ook vermindert de aantrekkelijkheid van het landschap voor toeristisch – recreatief fietsen. Deze negatieve aspecten van de Buitenring dienen ook in de kosten-batenanalyse te worden meegenomen.
6c. Bruggen over de Buitenring
Daar waar de fietsers de Buitenring kunnen kruisen via een brug (dus zonder op- en afritten), zijn amper problemen te verwachten. De bruggen dienen wel ingericht te worden volgens de uitgangspunten van Duurzaam Veilig. In het buitengebied bij een weg met maximum snelheid van 80 km/uur en binnen de bebouwde kom bij een maximumsnelheid van 50 km/uur dient dit te gebeuren met vrijliggende fietspaden. Er kan in een aantal gevallen gekozen worden voor fietsstroken van voldoende breedte (minstens 1,30 m aan weerszijden). Buiten de bebouwde kom dient de maximumsnelheid dan 60 km/uur te zijn. Wel dienen op- en afritten van bruggen geen hoger hellingspercentage dan 3 % te krijgen.
6d. Kruising van de op- en afritten van de Buitenring
Waar het fietsverkeer niet wordt omgeleid, zal het de op- en afritten moeten kruisen. Dit zijn altijd gevaarlijke conflictpunten en daarmee vormen deze een groot nadeel van de Buitenring voor het fietsverkeer. De Fietsersbond staat erop dat dit nadeel wordt geminimaliseerd, waarbij de oplossingen niet ten koste gaan van een veilige en gemakkelijke oversteekbaarheid voor de fietser.
• Bij turborotondes dient er altijd gekozen te worden voor een ongelijkvloerse kruising voor de fietsers. Omdat het hier een nieuwe weg betreft, zal de Fietsersbond hierin geen concessies doen.
• Bij gewone rotondes buiten de bebouwde kom, zijn vrijliggende fietspaden vereist. De voorkeur gaat uit naar vrijliggende fietspaden aan weerszijden van de weg. Indien en vooral waar de op- en afritten aan één zijde liggen (bij een ‘halve Haarlemmermeer’ – aansluiting) kan ook gekozen worden voor een tweerichtingen fietspad aan de andere zijde. Er dienen wel verderop langs de fietsroute veilige oversteekmogelijkheden te worden gerealiseerd.
• Bij rotondes binnen de bebouwde kom, zeker waar ook regelmatig vrachtverkeer komt, hebben wij de voorkeur voor vrijliggende fietspaden, met de aanvullende voorwaarde dat fietsers hier ook voorrang krijgen.
• De keuze voor verkeersregelinstallaties heeft als voordeel dat hiermee de kruisbaarheid van de op- en afritten veiliger wordt. Echter, waarschijnlijk wordt er gekozen voor een cyclus van 2 minuten die optimaal zal zijn afgesteld voor een goede doorstroming van het snelverkeer. Dit is verre van aantrekkelijk voor fietsers, zeker als ze bij een kruispunt zowel een verkeerslicht bij de oprit als bij de afrit krijgen. Dit houdt in dat de wachttijden op kunnen lopen tot 2 maal 2 minuten. De praktijk wijst uit dat (veel) fietsers het verkeerslicht zullen negeren. Dit kan worden verminderd door een betere afstemming op de snelheid van de fietsers en door wachttijdsignalering. Overigens zou de gemiddeld langere reistijd en het mindere comfort voor de fietser voor fietsers ook meegeteld moeten worden in de algemene kosten-batenanalyse.
6e Aanpassingen aan het lokale wegennet
Door de aanleg van de Buitenring veranderen ook verkeersstromen in het lokale wegennet. Hierdoor zal het wegennet op veel plaatsen moeten worden aangepast. Voor de fietsers dienen deze aanpassingen zonder uitzondering plaats te vinden conform de uitgangspunten van ‘Duurzaam Veilig’. Een minder veilige en comfortabele inrichting en zeker verslechteringen ten opzichte van de huidige situatie worden niet geaccepteerd. In de gepresenteerde tekeningen wordt deze duidelijkheid niet altijd geboden. (Zie ook punt 2.) De kosten voor de aanpassingen van het wegennet dat beïnvloed wordt door de Buitenring dienen in de begroting van de Buitenring te worden opgenomen.
7. Voorstel van de Fietsersbond
Hoewel wij van mening zijn dat een algemene heroverweging van deze plannen noodzakelijk is, geven wij wel hierbij enkele adviezen.
a. Maak een betere analyse van de verkeersontwikkelingen in de komende 20 – 30 jaar.
b. Zorg vooralsnog voor het selectief oplossen van bestaande verkeerskundige knelpunten. Gebruik daarnaast de aanpak van Ladder van Verdaas en in het bijzonder de combinatie van maatregelen en met de optimalisatie van het fietsgebruik en het openbaar vervoer.
c. Overweeg de aanleg van de tweestrokenweg van de Randweg ter hoogte van Mariarade tot de Streekweg S20 (N276), zo veel mogelijk over bestaande tracés, en alleen ter vervanging van wegen in de bebouwde kom die daadwerkelijk hierbij baat hebben (bijvoorbeeld een deel van de Randweg en de Paterweg in Hoensbroek en de Trichterweg in Treebeek).
d. Ontwerp in alle gevallen oplossingen die geen nadelige gevolgen hebben voor langzaam verkeer en in het bijzonder voor fietsverkeer.
*********************************************
Bijlage 2
De belangrijkste te verwachten knelpunten voor het fietsverkeer
Volgens de gepresenteerde plannen zullen er voor het fietsverkeer een aantal knelpunten en ongewenste situaties ontstaan. Deze knelpunten zijn deels het gevolg van de aanpassingen in het lokale wegennet. Zij dienen te worden voorkomen of opgelost voordat de plannen voor de Buitenring worden vastgesteld.
1. Ontsluitingsweg Nuth nabij de aansluiting van de Buitenring op de A76
Volgens de voorliggende plannen krijgt de Reijmersbekerweg een veel zwaardere verkeersfunctie omdat het een ontsluitingsweg wordt voor de kern Nuth op de A76. Uit de plannen blijkt dat deze weg geen adequate fietsvoorzieningen krijgt in de vorm van vrijliggende fietspaden (of desnoods een enkelzijdig tweerichtingen fietspad). Dit is niet acceptabel. De Reijmersbekerweg is de enige fietsverbinding tussen de kernen Nuth en Schinnen. Het mogelijkerwijze omleiden van fietsers via bedrijventerrein de Horzel is voor de Fietsersbond geen optie vanwege de grote omweg ten opzichte van de gestrekte route nu en het risico dat op het bedrijventerrein zelf vrachtverkeer en fietsverkeer dreigen te worden vermengd. Deze omissie dient te worden hersteld voordat het plan wordt vastgesteld.
2. De route Schuureikenweg – Naanhofsweg
De Naanhofsweg krijgt een ongekend forse toename van verkeer, terwijl deze weg nu al erg onoverzichtelijk is, er vaak te hard wordt gereden en geen adequate fietsvoorzieningen heeft. Dit is niet acceptabel zonder de garantie dat hier een vrijliggend fietspad wordt gecreëerd.
De route Schuureikenweg – Naanhofsweg krijgt bij de kruising met de Buitenring een forse omweg met extra hoogteverschillen. Niet duidelijk is of er een veilige oversteek van de op- en afritten komt.
3. De route Hoensbroek – Amstenrade via de Allee
Voor fietsers gaat deze route ingrijpend veranderen. Nu liggen langs de Allee aan weerszijden vrijliggende fietspaden. Volgens het plan wordt dit een eenzijdig tweerichtingen fietspad dat met een omweg en een brug de Buitenring kruist. Aandachtspunten zijn de bochtstralen voor fietsers en de overzichtelijkheid van dit fietspad plus het beperkt houden van de hellingshoek naar de fietsbrug toe. De breedte van dit fietspad dient 4 meter te worden, mede omdat er veel scholieren gebruik van maken.
Tevens wordt er informatie geboden over het wijzigen van de kruising Allee – Trichterweg – Akerstraat-Noord – Patersweg in een turborotonde. Fietsers dreigen hier uit de voorrang te worden gehaald, waarbij er zelfs geen rechtstreekse oversteek meer kan plaatsvinden maar een met haakse hoeken. Deze oplossing is bijzonder fietsonvriendelijk. Omdat in de directe nabijheid van deze kruising een grote middelbare school ligt, is deze oplossing absoluut onvoldoende. Dat geldt in het bijzonder voor de fietsers die richting Amstenrade moeten. Daarbij komt dat deze kruising nog onlangs is gereconstrueerd met een naar volle tevredenheid functionerende verkeersregelinstallatie met voor de fietsers een wachttijdsignaleringssysteem. Als hier de keuze voor een turborotonde wordt gehandhaafd, dan dient hier ook gekozen te worden voor een ongelijkvloerse kruising voor fietsers. Vervalt de keuze voor een turborotonde, dan volstaan vrijliggende fietspaden, deels in twee richtingen, met voorrang voor de fietsers.
Het is overigens onduidelijk tot wiens verantwoordelijkheid de aanpassing van deze kruising wordt gerekend, de gemeente Heerlen of de Provincie Limburg en of deze bij dit plan behoort.
Ook dient er nog nabij de Hagendoornweg een veilige oversteek te worden gerealiseerd voor de fietsers richting Amstenrade.
4. De route Esschenweg – Brommelen – Hellebroek – Nuth en de route Esschenweg – Terlindenweg – Klinkertstraat
Beide routes krijgen als gevolg van de Buitenring veel meer dan 1000 voertuigbewegingen per dag extra belasting. Er is sprake van verhoging van de verkeersintensiteit van 50 – 270 %. Deze wegen zijn deels 30 km weg en (school)fietsroute en behoren gedeeltelijk tot het provinciale fietsroutenetwerk. Andere delen van deze routes (Laarderweg, oostelijk deel Terlindenweg) voldoen nu al niet aan de inrichtingseisen voor Duurzaam Veilig. Deze toenames van verkeer en onveiligheid zijn niet acceptabel. Bijkomende problemen zijn de verhoudingsgewijs grote aandelen van zwaar vrachtverkeer en landbouwverkeer en als er een file staat op de Antwerpseweg – Keulseweg (N281), en dat komt regelmatig voor, dan worden deze routes extra zwaar belast met sluipverkeer.
5. Nieuwenhagerheideweg – Kantstraat
Deze route krijgt een aanzienlijk zwaardere belasting. De Kantstraat wordt overigens ten onrechte niet genoemd in de bijlage 20 van het Verkeerskundig onderzoek. De Kantstraat is nu al overbelast en niet adequaat is ingericht voor fietsers (veel te smalle fietssuggestiestroken). De Buitenring gaat hier een waarschijnlijk niet oplosbaar probleem veroorzaken. Voor de Fietsersbond zijn voor de Kantweg alleen maar maatregelen acceptabel die leiden tot verkeersluw maken of aan weerszijden fietsstroken van 1,30 meter breedte.
Hier en op meer plaatsen in Landgraaf zijn aanpassingen van de wegen dringend gewenst, maar deze worden niet tot de reikwijdte van dit plan gerekend. Daarmee worden deze knelpunten dus de verantwoordelijkheid van de gemeente. Dit is een niet acceptabele vorm van afwentelen. Omdat dit ontwerpplan geen enkele garantie biedt dat deze aanpassingen ook zullen plaatsvinden, is aanpassing van de plannen vereist.
6. Viaduct Buitenring over de Torenstraat
Het doorgaande fietsverkeer van Nieuwenhagen naar Dentgenbach en Chevremont (inclusief het oostelijke deel van Hopel) zou zeer gebaat zijn met een rechtstreekse fietsverbinding via het viaduct van de Buitenring over de Torenstraat. Vooral op deze plek kunnen de plannen voor de Buitenring een meerwaarde bieden aan het fietsverkeer en daarmee een meer integraal karakter krijgen.
7. Dentgenbachweg
De huidige situatie is tweezijdig fietspad. De nieuwe situatie dreigt een ventweg te worden die tevens dient als ontsluitingsweg voor het bedrijventerrein Dentgenbach. Een mogelijke vermenging van fietsverkeer met vrachtverkeer is bij voorbaat onacceptabel. Hier dient om de verslechtering te minimaliseren tenminste een tweerichtingen fietspad van 3,5 meter breedte te worden gerealiseerd.
8. Kruising Dentgenbachweg – Kaalheidersteenweg
De Buitenring zal in het verlengde van de Dentgenbacherweg de Kaalheidersteenweg ongelijkvloers kruisen. De Buitenring wordt dieper aangelegd en gaat onder het huidige kruispunt door. Terplekke van het huidige kruispunt zullen de lokale wegen gehandhaafd blijven en tevens zullen hier aan weerszijden de op- en afritten van de Buitenring moeten worden gerealiseerd. Om hier nog een veilige verkeersafhandeling voor de fietsers te laten plaats vinden, zullen ter plekke ruime fietspaden aanwezig moeten zijn die óf in de voorrang komen of met verkeerslichten geregeld worden.
9. Fietspaden Hamstraat.
Uit de aangereikte informatie blijkt dat het momenteel aanwezige aan de noordzijde gelegen tweerichtingen fietspad volledig verdwijnt. Als vervanging hiervoor komt een ventweg achter een 6 meter! hoge geluidswal/wand. Deze ventweg dient als aansluiting voor de aanhorige woonwijken en industriegebieden en zal dus veel (vracht)verkeer krijgen. Tevens dient het intensieve fietsverkeer van de Hamstraat plaats te vinden op deze ventweg. Deze oplossing is voor ons onacceptabel. Ook hier dient, net zoals nu aanwezig, een vrijliggend tweerichtingen fietspad te worden gerealiseerd met een breedte van 3,5 meter en bij voorkeur door een groenstrook gescheiden van de Buitenring.
10. Stationsstraat (Kerkrade Centrum) en Voorterstraat (Bleijerheide)
Beide straten krijgen meer dan 1000 voertuigbewegingen per dag meer. Ze worden overigens ten onrechte niet genoemd in de bijlage 20 van het Verkeerskundig onderzoek. Deze straten dienen ook fietsstroken te krijgen van 1,30 meter breedte. Ook hier hebben wij de indruk dat toenemende verkeersproblemen worden afgewenteld op de gemeente.
11. Fietspad van Kerkrade naar Simpelveld
Een tweede wens van de Fietsersbond is een doorgaande fietsroute van Kerkrade – Centrum vanaf het NS-station langs het miljoenenlijntje naar Simpelveld. Deze route zou aangelegd moeten worden voordat de aanleg van de Buitenring van start gaat (om jarenlang omrijden te voorkomen). Dit fietspad kan dan ‘op- en afritten’ krijgen naar de Gracht, de Locht, de Beitel, Beitel-Zuid, Avantis enzovoorts. Daarbij kan ook de fietsverbinding tussen Beitel-Zuid en Avantis worden gerealiseerd inclusief goede verbindingen richting Horbach en Richterich.
maandag 26 juli 2010
Detailhandel Parkstad Limburg: groei zonder beleid
Detailhandel Parkstad Limburg: groei zonder beleid
Op 14 juli 2010 stond een interview met de nieuwe burgemeester Paul Depla van Heerlen in onze regionale kranten. Een zin viel mij daarin op: "De regio telt 542.000 vierkante meter aan winkeloppervlak waarvan nu al 73.000 vierkante meter leeg ligt. Door de afname van de bevolking valt er straks nog minder te besteden en krimpt de retailmarkt met nog eens 60.000 vierkante meter winkeloppervlak, luidt de voorspelling. Actie geboden dus!"
Naast dit interview stond een bericht over de voortgang van de nieuwe stationsomgeving van Heerlen met de poëtische naam ‘het Maankwartier’. Daarin stond de volgende zin: "Het toekomstige station zal omgeven worden door 19.000 vierkante meter kantoren, 12.000 vierkante meter grootschalige detailhandel (waaronder een grote Jumbo-supermarkt),wat kleinere winkels enz."
Betekent dat nog 20 % meer nieuwe leegstand? Of zijn die al ingecalculeerd? Daarnaast mag Albert Heijn zijn megasuper XL inrichten bij het Parkstad Station. En zijn er nog volop plannen in het Kerkraadse winkelcentrum.
Dan vraag ik me af of hier enig beleid, visie of ruimtelijke ordening op Parkstad niveau achter zit of is het alleen maar vrije markt en ongeïnteresseerdheid in de toekomst? Het kan volgens mij niet anders dan dat er waarschijnlijk heel wat buurtsupers zullen sneuvelen en dat de mensen die minder mobiel zijn, de klos zijn?
Op 14 juli 2010 stond een interview met de nieuwe burgemeester Paul Depla van Heerlen in onze regionale kranten. Een zin viel mij daarin op: "De regio telt 542.000 vierkante meter aan winkeloppervlak waarvan nu al 73.000 vierkante meter leeg ligt. Door de afname van de bevolking valt er straks nog minder te besteden en krimpt de retailmarkt met nog eens 60.000 vierkante meter winkeloppervlak, luidt de voorspelling. Actie geboden dus!"
Naast dit interview stond een bericht over de voortgang van de nieuwe stationsomgeving van Heerlen met de poëtische naam ‘het Maankwartier’. Daarin stond de volgende zin: "Het toekomstige station zal omgeven worden door 19.000 vierkante meter kantoren, 12.000 vierkante meter grootschalige detailhandel (waaronder een grote Jumbo-supermarkt),wat kleinere winkels enz."
Betekent dat nog 20 % meer nieuwe leegstand? Of zijn die al ingecalculeerd? Daarnaast mag Albert Heijn zijn megasuper XL inrichten bij het Parkstad Station. En zijn er nog volop plannen in het Kerkraadse winkelcentrum.
Dan vraag ik me af of hier enig beleid, visie of ruimtelijke ordening op Parkstad niveau achter zit of is het alleen maar vrije markt en ongeïnteresseerdheid in de toekomst? Het kan volgens mij niet anders dan dat er waarschijnlijk heel wat buurtsupers zullen sneuvelen en dat de mensen die minder mobiel zijn, de klos zijn?
zondag 11 juli 2010
Buitenring is negatief voor Esschenweg e.o.
Buitenring zorgt voor meer dan 1000 mvt/etmaal meer belasting voor routes Esschenweg – Klinkertstraat en Esschenweg – Brommelen – Hellebroek.
Bij het bestuderen van de plannen voor de buitenring ben ik een ‘vervelende bijwerking’ tegengekomen.
Volgens het hoofdstuk Verkeerseffecten in deelrapport 4A Verkeerskundig onderzoek, Afbeelding 3.2 Intensiteitenkaart zullen de route Esschenweg – Brommelen – Laarderweg – Hellebroek en de route Esschenweg – Terlindenweg – Klinkertstraat een toename van verkeer van meer dan 1000 motorvoertuigen per etmaal krijgen.
De Esschenweg, Hellebroek en Klinkertstraat zijn (ten dele) ingericht als 30 km-gebied. Andere delen van deze routes, bijvoorbeeld de Laarderweg, zijn nog niet voorzien van een vrijliggend fietspad of adequate fietsstroken (deel Terlindenweg). Vooral de route Nuth - Heerlen is ook belangrijk voor fietsers. Grote delen van deze routes zijn nu al zwaar belast met sluipverkeer.
De onderbouwing in het Verkeersmodel Parkstad Limburg ben ik nog niet tegengekomen. Ik ken de huidige verkeersintensiteiten niet, en ik weet ook niet hoeveel meer dan 1000 voertuigbewegingen er worden verwacht. Maar ik weet wel dat het streven van deze wegen meer gericht zou moeten zijn op afname van gemotoriseerd verkeer en toename van langzaam verkeer. Nu dreigt het langzaam verkeer ook op deze wegen ten gevolge van de buitenring in de verdrukking te komen. Ik vind dat niet acceptabel.
Het nemen van maatregelen zal waarschijnlijk niet plaatsvinden binnen het project van de buitenring. De gemeenten Heerlen en Nuth zijn hier verantwoordelijk voor. Omdat dit rechtstreeks voortkomt uit het plan voor de buitenring is er wel sprake van een vorm van planschade? In een zienswijze zou kunnen worden aangegeven dat de plannen zo gewijzigd moeten worden dat deze negatieve bijwerking niet ontstaat?
Mocht iemand in de gelegenheid zijn het bovenstaande verder te beoordelen, geef me dan a.u.b. een reactie. Zelf in actie komen of meenemen in je acties, wordt ook gewaardeerd.
Harrie Winteraeken.
Bij het bestuderen van de plannen voor de buitenring ben ik een ‘vervelende bijwerking’ tegengekomen.
Volgens het hoofdstuk Verkeerseffecten in deelrapport 4A Verkeerskundig onderzoek, Afbeelding 3.2 Intensiteitenkaart zullen de route Esschenweg – Brommelen – Laarderweg – Hellebroek en de route Esschenweg – Terlindenweg – Klinkertstraat een toename van verkeer van meer dan 1000 motorvoertuigen per etmaal krijgen.
De Esschenweg, Hellebroek en Klinkertstraat zijn (ten dele) ingericht als 30 km-gebied. Andere delen van deze routes, bijvoorbeeld de Laarderweg, zijn nog niet voorzien van een vrijliggend fietspad of adequate fietsstroken (deel Terlindenweg). Vooral de route Nuth - Heerlen is ook belangrijk voor fietsers. Grote delen van deze routes zijn nu al zwaar belast met sluipverkeer.
De onderbouwing in het Verkeersmodel Parkstad Limburg ben ik nog niet tegengekomen. Ik ken de huidige verkeersintensiteiten niet, en ik weet ook niet hoeveel meer dan 1000 voertuigbewegingen er worden verwacht. Maar ik weet wel dat het streven van deze wegen meer gericht zou moeten zijn op afname van gemotoriseerd verkeer en toename van langzaam verkeer. Nu dreigt het langzaam verkeer ook op deze wegen ten gevolge van de buitenring in de verdrukking te komen. Ik vind dat niet acceptabel.
Het nemen van maatregelen zal waarschijnlijk niet plaatsvinden binnen het project van de buitenring. De gemeenten Heerlen en Nuth zijn hier verantwoordelijk voor. Omdat dit rechtstreeks voortkomt uit het plan voor de buitenring is er wel sprake van een vorm van planschade? In een zienswijze zou kunnen worden aangegeven dat de plannen zo gewijzigd moeten worden dat deze negatieve bijwerking niet ontstaat?
Mocht iemand in de gelegenheid zijn het bovenstaande verder te beoordelen, geef me dan a.u.b. een reactie. Zelf in actie komen of meenemen in je acties, wordt ook gewaardeerd.
Harrie Winteraeken.
zaterdag 10 juli 2010
Bescheidenheid CDA gold alleen PVV
Bescheidenheid CDA na de verkiezingsnederlaag gold alleen richting PVV.
Natuurlijk stelde Maxime Verhagen (CDA) zich terughoudend op na de verkiezingsnederlaag van het CDA: “Ons past bescheidenheid”. Op dat moment wilden de VVD en de PVV graag met het CDA om tafel, maar het CDA weigerde: “Overbrug eerst de grootste onderlinge verschillen en kom dan maar terug”. Daarmee pareerde het CDA vakkundig de grootspraak van Mark “een kabinet voor 1 juli” Rutte met zijn voorkeur voor VVD, PVV en CDA. PVV en VVD verschillen namelijk over heel veel onderwerpen van mening, nog los van doorslaggevende punten zoals neofascisme versus liberalisme. Logisch dat het CDA hier geen energie aan wil verspillen. En het was ook goed om tijdens het Tweede Kamerdebat kenbaar te maken dat de anti-islam onderwerpen niet eens onderhandelbaar waren en dus dat er door het CDA niets anders voor zou worden ingeruild als ze van tafel gingen. Alleen zal nu (voorlopig) niet duidelijk worden hoe ver Geert Wilders zou willen gaan met het plegen van kiezersbedrog, om toch deel te mogen nemen aan een regering.
Toen de keuze tussen Paars+ (zonder CDA) en middenkabinet (VVD – PvdA – CDA) ter sprake kwam, hield de bescheidenheid van het CDA op. Die bescheidenheid gold alleen richting PVV. Ik heb althans Maxime Verhagen niet horen zeggen: “Ga nu eerst serieus Paars+ onderzoeken en als jullie er echt niet uitkomen, kom dan maar eens terug”. Nee, nu tellen de 22 CDA-zetels en als er een kans is om daarmee een meerderheid te maken en mee de regering te vormen, dan wordt die aangegrepen. Het CDA gaat gewoon niet graag in de oppositie. Het was dus een beetje selectieve bescheidenheid van het CDA. Of gewoon positie kiezen in een delicate zaak?
Trouwens, hoe delicaat is eigenlijk het afwijzen van de PVV? Er wordt geroepen dat met het afwijzen van de PVV de anderhalf miljoen stemmers op de PVV voor het hoofd wordt gestoten. Maar konden die kiezers dat na het uitbrengen van hun proteststem eigenlijk wel verwachten? Die kans loop je als je een proteststem uitbrengt op een extreme partij. Echter wat verder vooruit denken behoort blijkbaar niet tot de goed ontwikkelde eigenschappen van de PVV-kiezer. Het uitbrengen van een proteststem geeft even een goed gevoel en vervolgens zullen wel veel van die anderhalf miljoen stemmers (gewoon?) boos blijven op de politiek. Het zou goed zijn als de overige partijen de inhoudelijke problemen van deze mensen in het juiste perspectief plaatsen en ernaar handelen. Dus zonder het extreme overdrijven van Geert Wilders. En dat ze zo de politieke domheid van het stemmen op de PVV proberen om te buigen.
Natuurlijk stelde Maxime Verhagen (CDA) zich terughoudend op na de verkiezingsnederlaag van het CDA: “Ons past bescheidenheid”. Op dat moment wilden de VVD en de PVV graag met het CDA om tafel, maar het CDA weigerde: “Overbrug eerst de grootste onderlinge verschillen en kom dan maar terug”. Daarmee pareerde het CDA vakkundig de grootspraak van Mark “een kabinet voor 1 juli” Rutte met zijn voorkeur voor VVD, PVV en CDA. PVV en VVD verschillen namelijk over heel veel onderwerpen van mening, nog los van doorslaggevende punten zoals neofascisme versus liberalisme. Logisch dat het CDA hier geen energie aan wil verspillen. En het was ook goed om tijdens het Tweede Kamerdebat kenbaar te maken dat de anti-islam onderwerpen niet eens onderhandelbaar waren en dus dat er door het CDA niets anders voor zou worden ingeruild als ze van tafel gingen. Alleen zal nu (voorlopig) niet duidelijk worden hoe ver Geert Wilders zou willen gaan met het plegen van kiezersbedrog, om toch deel te mogen nemen aan een regering.
Toen de keuze tussen Paars+ (zonder CDA) en middenkabinet (VVD – PvdA – CDA) ter sprake kwam, hield de bescheidenheid van het CDA op. Die bescheidenheid gold alleen richting PVV. Ik heb althans Maxime Verhagen niet horen zeggen: “Ga nu eerst serieus Paars+ onderzoeken en als jullie er echt niet uitkomen, kom dan maar eens terug”. Nee, nu tellen de 22 CDA-zetels en als er een kans is om daarmee een meerderheid te maken en mee de regering te vormen, dan wordt die aangegrepen. Het CDA gaat gewoon niet graag in de oppositie. Het was dus een beetje selectieve bescheidenheid van het CDA. Of gewoon positie kiezen in een delicate zaak?
Trouwens, hoe delicaat is eigenlijk het afwijzen van de PVV? Er wordt geroepen dat met het afwijzen van de PVV de anderhalf miljoen stemmers op de PVV voor het hoofd wordt gestoten. Maar konden die kiezers dat na het uitbrengen van hun proteststem eigenlijk wel verwachten? Die kans loop je als je een proteststem uitbrengt op een extreme partij. Echter wat verder vooruit denken behoort blijkbaar niet tot de goed ontwikkelde eigenschappen van de PVV-kiezer. Het uitbrengen van een proteststem geeft even een goed gevoel en vervolgens zullen wel veel van die anderhalf miljoen stemmers (gewoon?) boos blijven op de politiek. Het zou goed zijn als de overige partijen de inhoudelijke problemen van deze mensen in het juiste perspectief plaatsen en ernaar handelen. Dus zonder het extreme overdrijven van Geert Wilders. En dat ze zo de politieke domheid van het stemmen op de PVV proberen om te buigen.
Fietsersbond bereidt zienswijze Buitenring voor.
PERSBERICHT
Fietsersbond bereidt zienswijze Buitenring voor
Tot en met 28 juli liggen de plannen voor de Buitenring nog ter visie. De Fietsersbond afdeling Parkstad Limburg bereidt hiervoor een zienswijze voor. Dat doet de Fietsersbond op basis van eigen constateringen en studie van de plannen. Maar voor een zo volledig mogelijke signalering van mogelijk nadelige effecten roept de Fietsersbond ook de hulp in van alle fietsers die verwachten regelmatig de Buitenring te moeten kruisen of er anderszins nadeel van zullen ondervinden. De Fietsersbond richt zich hier zowel op gewoon fietsverkeer naar school, werk of winkel, als op het recreatieve fietsen.
De Fietsersbond verwacht dat de Buitenring amper voordelen gaat opleveren voor de fietsers. Hier en daar wordt wellicht nog een stuk weg verbeterd, maar de Buitenring kan ook een barrière gaan betekenen voor fietsers. Wegen kunnen er op doodlopen of routes worden omgeleid. Het kruisen van de Buitenring kan via een brug of tunnel, maar ook via rotondes en verkeerslichten. Zijn de hellingen van bruggen en tunnels niet te stijl? Zijn die kruisingen wel voldoende veilig? Krijgen fietsers voorrang op drukke rotondes en waar zij de weg over moeten steken om naar een stukje tweerichtingen-fietspad te worden geleid? Moet een fietser straks maximaal 2 x 2 minuten voor het stoplicht wachten als hij/zij de op- en afritten van de Buitenring moet kruisen? Krijgt de fietser daarmee een langere reistijd zodat de automobilist een paar minuten eerder op zijn bestemming is?
De Fietsersbond stelt al deze vragen en hoopt hier ook antwoord op te krijgen in die zin dat de plannen zo nodig worden bijgesteld in het voordeel van de fietsers (en overig langzame verkeer). Indien u uw mening kwijt wil over de Buitenring in relatie tot het fietsverkeer, wend u dan per e-mail tot de secretaris van de afdeling: parkstadlimburg@fietsersbond.nl of provlimburg@fietsersbond.nl.
Fietsersbond bereidt zienswijze Buitenring voor
Tot en met 28 juli liggen de plannen voor de Buitenring nog ter visie. De Fietsersbond afdeling Parkstad Limburg bereidt hiervoor een zienswijze voor. Dat doet de Fietsersbond op basis van eigen constateringen en studie van de plannen. Maar voor een zo volledig mogelijke signalering van mogelijk nadelige effecten roept de Fietsersbond ook de hulp in van alle fietsers die verwachten regelmatig de Buitenring te moeten kruisen of er anderszins nadeel van zullen ondervinden. De Fietsersbond richt zich hier zowel op gewoon fietsverkeer naar school, werk of winkel, als op het recreatieve fietsen.
De Fietsersbond verwacht dat de Buitenring amper voordelen gaat opleveren voor de fietsers. Hier en daar wordt wellicht nog een stuk weg verbeterd, maar de Buitenring kan ook een barrière gaan betekenen voor fietsers. Wegen kunnen er op doodlopen of routes worden omgeleid. Het kruisen van de Buitenring kan via een brug of tunnel, maar ook via rotondes en verkeerslichten. Zijn de hellingen van bruggen en tunnels niet te stijl? Zijn die kruisingen wel voldoende veilig? Krijgen fietsers voorrang op drukke rotondes en waar zij de weg over moeten steken om naar een stukje tweerichtingen-fietspad te worden geleid? Moet een fietser straks maximaal 2 x 2 minuten voor het stoplicht wachten als hij/zij de op- en afritten van de Buitenring moet kruisen? Krijgt de fietser daarmee een langere reistijd zodat de automobilist een paar minuten eerder op zijn bestemming is?
De Fietsersbond stelt al deze vragen en hoopt hier ook antwoord op te krijgen in die zin dat de plannen zo nodig worden bijgesteld in het voordeel van de fietsers (en overig langzame verkeer). Indien u uw mening kwijt wil over de Buitenring in relatie tot het fietsverkeer, wend u dan per e-mail tot de secretaris van de afdeling: parkstadlimburg@fietsersbond.nl of provlimburg@fietsersbond.nl.
maandag 28 juni 2010
Stemmen op de PVV wordt goedgepraat.
Stemmen op de PVV wordt goedgepraat.
Waarom hebben zoveel mensen PVV gestemd, vooral hier in Limburg? Daar wordt op dit moment meer naar gespeculeerd dan onderzoek naar gedaan. Het is waarschijnlijk ook niet eenduidig verklaarbaar. Maar met enig schaamtegevoel wordt nu ook geprobeerd om het stemmen op de PVV goed te praten. Ook door de krant in het commentaar van 22 juni. Het stemmen op de PVV is blijkbaar niet zo afkeurenswaardig?
Je hebt natuurlijk de PVV-stemmers die het hartgrondig eens zijn met de politiek van neofascisme ten opzichte van allochtonen en islam, de ongelijke behandeling en de tweedeling in de samenleving. Of die een idee van culturele meerderwaardigheid combineren met een zich afkeren van de omgeving (dichtbij en veraf), iets wat je wel meer bij geïsoleerd wonende bergvolken ziet. Daar liggen de belangrijkste verschillen tussen de PVV en alle andere partijen en daarop profileert Wilders zich. En die verschillen werpen bij voorbaat onoverkomelijke drempels op voor samenwerking.
Daarbij is in veel opzichten de politiek van Wilders gericht op de (materiële) belangen van het individu boven het gemeenschappelijke van de samenleving. Dat is ook een belangrijk motief om PVV te stemmen. Verder is Wilders een populist. Hij verwoordt de onvrede in de samenleving en formuleert daar een aantal verkiezingsbeloften omheen die vanzelfsprekend aanspreken bij veel ontevreden mensen. Dat is op zich niet vreemd in de politiek, maar hij doet het wel in uitvergrootte mate. De haalbaarheid wordt natuurlijk minder en inmiddels is ook gebleken dat verkiezingsbeloften bij Wilders helemaal niet zoveel waard zijn (WAO 65 jaar exit binnen een dag na de verkiezingen). Maar misschien verwachten veel kiezers van de PVV dat ook niet en nemen ze Wilders deze draaikonterij minder kwalijk dan andere politici? Wilders meet tenslotte ook regelmatig met twee maten.
Veel PVV-stemmers hebben gedaan wat ze wilden doen: een proteststem uitbrengen. En nu gaan ze, tevreden met hun stemgedrag, verder met kankeren en leven op hun politieke eilandje? Dat blijkbaar de Limburger gemakkelijker een proteststem uitbrengt, wordt dan mede verklaard door de afstand tot Den Haag en een daarbij horende sentimentele gevoelens van minderwaardigheid of achterstelling. Daarbij kunnen grote vraagtekens worden gezet of die gevoelens over de volle breedte wel terecht zijn. Of zo’n stem bijdraagt aan de regeerbaarheid van het land en daarmee ook aan het oplossen van problemen, is niet hun grootste zorg. Ze hebben sowieso amper vertrouwen in de politiek. Maar dat men ondanks de keuze van links tot rechts toch stemt op een partij die er afkeurenswaardige ideeën op nahoudt, kan ik niet als slim beschouwen. Dat is niet goed doordacht. Je onvoldoende verdiepen in de hoofdlijnen van de politiek noem ik dom.
Geschreven: 22 juni, de laatste (derde) alinea is geplaatst in de rubriek 'lezers schrijven' van Dagblad De Limburger en Limburgs Dagblad van 28 juni.
Waarom hebben zoveel mensen PVV gestemd, vooral hier in Limburg? Daar wordt op dit moment meer naar gespeculeerd dan onderzoek naar gedaan. Het is waarschijnlijk ook niet eenduidig verklaarbaar. Maar met enig schaamtegevoel wordt nu ook geprobeerd om het stemmen op de PVV goed te praten. Ook door de krant in het commentaar van 22 juni. Het stemmen op de PVV is blijkbaar niet zo afkeurenswaardig?
Je hebt natuurlijk de PVV-stemmers die het hartgrondig eens zijn met de politiek van neofascisme ten opzichte van allochtonen en islam, de ongelijke behandeling en de tweedeling in de samenleving. Of die een idee van culturele meerderwaardigheid combineren met een zich afkeren van de omgeving (dichtbij en veraf), iets wat je wel meer bij geïsoleerd wonende bergvolken ziet. Daar liggen de belangrijkste verschillen tussen de PVV en alle andere partijen en daarop profileert Wilders zich. En die verschillen werpen bij voorbaat onoverkomelijke drempels op voor samenwerking.
Daarbij is in veel opzichten de politiek van Wilders gericht op de (materiële) belangen van het individu boven het gemeenschappelijke van de samenleving. Dat is ook een belangrijk motief om PVV te stemmen. Verder is Wilders een populist. Hij verwoordt de onvrede in de samenleving en formuleert daar een aantal verkiezingsbeloften omheen die vanzelfsprekend aanspreken bij veel ontevreden mensen. Dat is op zich niet vreemd in de politiek, maar hij doet het wel in uitvergrootte mate. De haalbaarheid wordt natuurlijk minder en inmiddels is ook gebleken dat verkiezingsbeloften bij Wilders helemaal niet zoveel waard zijn (WAO 65 jaar exit binnen een dag na de verkiezingen). Maar misschien verwachten veel kiezers van de PVV dat ook niet en nemen ze Wilders deze draaikonterij minder kwalijk dan andere politici? Wilders meet tenslotte ook regelmatig met twee maten.
Veel PVV-stemmers hebben gedaan wat ze wilden doen: een proteststem uitbrengen. En nu gaan ze, tevreden met hun stemgedrag, verder met kankeren en leven op hun politieke eilandje? Dat blijkbaar de Limburger gemakkelijker een proteststem uitbrengt, wordt dan mede verklaard door de afstand tot Den Haag en een daarbij horende sentimentele gevoelens van minderwaardigheid of achterstelling. Daarbij kunnen grote vraagtekens worden gezet of die gevoelens over de volle breedte wel terecht zijn. Of zo’n stem bijdraagt aan de regeerbaarheid van het land en daarmee ook aan het oplossen van problemen, is niet hun grootste zorg. Ze hebben sowieso amper vertrouwen in de politiek. Maar dat men ondanks de keuze van links tot rechts toch stemt op een partij die er afkeurenswaardige ideeën op nahoudt, kan ik niet als slim beschouwen. Dat is niet goed doordacht. Je onvoldoende verdiepen in de hoofdlijnen van de politiek noem ik dom.
Geschreven: 22 juni, de laatste (derde) alinea is geplaatst in de rubriek 'lezers schrijven' van Dagblad De Limburger en Limburgs Dagblad van 28 juni.
Abonneren op:
Posts (Atom)