Tegenlicht Meet Up Heerlen over Future
fashion: inleiding van Bianca Hausoul
De onderstaande tekst is een
uitwerking van de inleiding die Bianca Hausoul heeft gegeven bij de Tegenlicht
Meet Up in Café Pelt op 26 februari jl. over de aflevering Future fashion.
Bianca Hausoul is eigenaresse van de kledingwinkel GreyLabel, Raadhuisstraat 48
in Heerlen.
Welkom in het fast-fashion
tijdperk, een tijdperk waarin je evenveel betaald voor een T-shirt als voor een
kilo kipfilet of een Big Mac. Als velen van ons de kleding in onze kast eens
zou tellen, zou hij of zij zelf schrikken. Maar ik kijk niemand kwaad aan. Het
past in een wereldwijde trend. In de afgelopen 18 jaar is ons koopgedrag van
kleding gemiddeld met 60% gegroeid. En het aantal keren dat we een kledingstuk
dragen met de helft afgenomen. De gevolgen zijn echter schrijnend.
Hoe is het zover gekomen?
Rond 1980 kwam de eerste echte confectie-industrie
op gang. Vrouwen gingen in toenemende mate werken en hadden minder tijd om zelf
naald en draad in de handen te pakken. Daarnaast waren er voorheen vooral
relatief kleinschalige naaiateliers.
De economie groeide waardoor de
consument meer te besteden had. Dat de confectie zo goedkoop aangeboden kon
worden, had ook te maken met de globalisering. Weverijen gingen hier dicht (denk
aan Teska International in Kerkrade, Ducon in Eindhoven en nog vele anderen) en
de productie werd verschoven naar lagelonenlanden, te denken aan China,
Thailand, Vietnam, Bangladesh enz.
Voortaan kon je er voor een ‘habbekrats’
volgens de modetrends bij lopen. Het succes van de grote bedrijven zoals
H&M en Zara was de snelheid. Waar een bedrijf eertijds 40-50 weken nodig
had om een kledingstuk van tekentafel tot winkelrek nodig had, konden deze dat
begin jaren 90 in 20 weken! Omdat de rest uit concurrentieoverwegingen niet
achter kon blijven, voerde iedereen de snelheid op en begon het tempo gekke
vormen aan te nemen. Iedere twee weken nieuwe items in de winkels. Door de snel
wisselende collectie kwamen klanten sneller terug. En aan de andere kant van de
wereld moesten arbeiders steeds meer en langere dagen werken voor hetzelfde
geld.
En daar zitten we dan, in het fast-fashion tijdperk. Een
opgefokte turbo-industrie omdat we, kort samengevat, meer zijn gaan kopen voor
minder geld! Kleding is bijna een wegwerpproduct geworden.
Wie de grote winnaars zijn, is duidelijk:
de eigenaren van confectieketens zoals H&M, de rijkste man van Zweden. De Spaanse
eigenaar van Zara heeft een vermogen van 71 miljard. hij behoort tot een van de
drie rijkste mensen van de wereld.
De verliezers, ja dat weten we ook.
Dat was begin jaren 90 al duidelijk. Door alle berichten van de erbarmelijke
omstandigheden waaronder kledingarbeiders in China, Indonesië en India werken.
Werkweken van 70 uur, kinderen van nog geen 10 jaar die in een naaiatelier
werken. Fabrieken waar honderden mensen om het leven kwamen door brand of
instorting (zoals de kledingfabriek Rana Plaza in Savar, een voorstad van Dhaka
in Bangladesh in 2013).
Bij dergenlijke rampen zijn
labels gevonden van merken als H&M, C&A, Primark, Zara…. Toch lijkt het
ons weinig te schelen.
Na het zien van de film “the true cost” (Netflix) een paar jaar
geleden, heb ik de definitieve omslag gekregen. Na jaren in de kledingbranche gewerkt,
wist ik wel het een en ander. Maar na het zien van deze documentaire was het
modesprookje voor mij meteen over. Daar sta je dan op school met het biologisch
appeltje voor de kinderen.
De verwoestende impact op mens en
milieu.
De mode-industrie is op olie na
de meest vervuilende industrie ter wereld. 25 % van het pesticidegebruik, 10 %
van het broeikaseffect en 20 % van de industriële watervervuiling. Dit zegt
jullie misschien niet veel maar er is onder andere 20.000 liter water nodig om één
kilo katoen te maken. (Bijvoorbeeld H&M maakt 600 miljoen kledingstukken
per jaar. En dat is maar een deel van alle kleding die geproduceerd wordt.)
Even kort uitgelegd: voor een
shirt van 250 gram van welk merk dan ook, is 2.500 liter water nodig en 150 gram
landbouwgif. Bij bio-katoen 500 liter en 0 gram landbouwgif. Een jeans (800
gram katoen) staat gelijk aan 8.000 liter water dat vervuild is. En dan nog
eens de chemische filter die na de productie over de kleding heen wordt
gespoten, zodat er onderweg naar ons winkeltje zich geen diertjes of andere
bacteriën in kunnen nestelen.
We hebben maar één wereld en er
is geen plan B!
Ook vergeten we hoeveel water aan
de bodem onttrokken wordt voor het groeien van katoen. Deze water-verslindende
gewassen zorgen voor de droogte in vele landen. En de oogst moet sneller en
sneller, want er moet veel katoen geproduceerd worden zodat wij morgen weer wat nieuws kunnen scoren. De grond laten rusten is er helaas
niet bij. Biologische katoen wordt zonder chemische middelen en kunstmest gekweekt;
daardoor groeit het veel langzamer en de bodem heeft ook rust nodig. Voor de
katoenboeren van bio-katoen betekent dit minder inkomsten, maar het is wel
minder schadelijk, ook voor hun gezondheid. Hun handen en ogen komen niet
direct in aanraking met chemie.
Echter, van alle katoen is maar 1
– 5 % biologisch. Knap dat alle grote ketens tegenwoordig zoveel biokatoenen
kleding in hun schappen hebben liggen.
Bij organische kleding wordt ook
gebruikt gemaakt van verf die niet giftig is. Dus zonder heftige materialen die
bijvoorbeeld chroom, zware metalen en van alles wat je niet in je keukenkastje
zou willen hebben staan. Maar we willen het schijnbaar wel op onze huid dragen.
Wellicht hebben veel ziektes van tegenwoordig hier wel iets mee te maken?
Verder wordt er bij de productie
van ‘eerlijke katoen’ gelet op de juiste verwerking van het afvalwater. Alle
producten zijn volledig bewust geproduceerd, met minimale impact op de natuur
en mens. Ook zijn er tegenwoordig veel nieuwe materialen, te denken aan
lycocell, zacht en natuurlijk en metweinig waterverbruik. Kleding gemaakt van
hergebruikte plastic flesjes, al is ook daar ook weer wat over te zeggen:
plastic deeltjes die in het water terecht komen met wassen. Bamboe en hennep
zijn alternatieven. Daarvoor is minder water nodig maar wel nog steeds veel
energie en chemicaliën om hier textiel van te maken.
Recyclen
Het nadeel van hergebruik is dat
stof van recyclede materialen sneller kapotgaat omdat de vezels al beschadigd
zijn. En niet alle kledingstukken zijn te recyclen omdat ze veelal uit
verschillende materialen bestaan. Hier worden onder andere wel poetsdoekjes van
gemaakt. Ongeveer 63 % van alle textiel is synthetisch. Een deel daarvan is
recyclebaar, maar de rest wordt uiteindelijk verbrand en daar komt ook weer CO2
bij vrij.
Nu is men ook bezig met het
ontwikkelen van bio-plastic, bijvoorbeeld gemaakt van suikerriet en
zetmeelproducten, maar deze zijn nu alleen bruikbaar voor verpakkingsmateriaal.
Een ander voorbeeld is paddenstoelenleer voor schoenen. Dat is biologisch
afbreekbaar. Maar tot nu toe is het nog niet geschikt om op te lopen. Ananas en
nog een aantal andere grondstoffen, de ontwikkeling daarvan voor stoffen staat allemaal
nog in de kinderschoenen, maar deze stoffen nog niet echt bruikbaar om kleding
mee te maken.
In de aflevering van Future fashion
van VPRO’s Tegenlicht worden deze nieuwe mogelijkheden om materialen voor onze
kleding te vinden nader toegelicht. Zoals de naam van deze aflevering al
aangeeft, wordt ingegaan op de vraag hoe onze toekomst eruit gaat zien met
behulp van de nieuwste technologieën en volgens pioniers die zich inzetten voor
het hergebruik van allerlei grondstoffen en afval.
In bovengenoemde documentaire the true cost, met onder ander
kledingontwerpster Stella McCartney, gaat het over het heden. Zij benadrukt ook wat
met alle overschotten van overproductie gedaan wordt. Er zijn beelden met
bergen, vuilnisbelten vol stof. In ontwikkelingslanden wordt dit in de
buitenlucht verbrand omdat ze geen verbrandingsovens hebben. Het gevolg is dat er
heel veel giftige stoffen en chemicaliën die in de kleding verwerkt zitten,
weer vrijkomen. Mensen in die omgeving worden ziek, kinderen raken gehandicapt enzovoort.
En wij hier in de Westerse wereld doneren weer geld aan de arme mensen in die
landen voor medicijnen. Vervolgens lopen wij weer met een zak vol kleding naar
de kledingcontainer voor mensen in Afrika. Daar waar door het kledingoverschot
echt niemand meer naakt hoeft rond te lopen want buiten jij en ik, brengt ook
de rest van de wereld naar de kledingcontainer.
De enige echte goede optie is
toch consuminderen. En gewoon weer dingen repareren en niet meteen een nieuwe
jas kopen als de rits stuk is. Zo creëren we ook weer werk voor de vakmensen.
We gebruiken groene energie, hybride
auto’s worden populairder (ja, daar is ook wel weer een verhaal over😉), we eten biologisch, maar hoe duurzaam is jouw garderobe?
Vandaar dat we echt weer betere kleding moeten kopen en langer dragen. Minder
gevoelig moeten zijn voor de laatste trends. Investeer in goede basics van
duurzame materialen. En die zijn er! Met ontzettend mooie pasvormen en
geweldige kwaliteiten, die meerdere jaren meegaan. Want eerlijk is eerlijk, we
doen steeds hetzelfde (lievelings-)item aan uit onze kast.
Bianca Hausoul.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten