dinsdag 8 april 2008

Artikel 1 van de Grondwet

Artikel 1 van de Grondwet: tekst en uitleg

Artikel 1 van de Grondwet biedt een belangrijke basis voor de bestrijding van discriminatie. In dit artikel staan namelijk het gelijkheidsbeginsel en het discriminatieverbod geformuleerd. Het artikel geeft aan dat gelijke gevallen gelijk behandeld dienen te worden (gelijkheidsbeginsel) en dat discriminatie op grond van godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook niet is toegestaan (discriminatieverbod). Het gelijkheidsbeginsel en het verbod van discriminatie zijn een van de meest fundamentele beginselen van onze rechtsorde.1 In het hierna volgende stuk zal uiteengezet worden wat de betekenis is van artikel 1 Grondwet. Voorts zal worden uiteengezet wie een beroep kan doen op dit artikel en op welke wijze dit kan gebeuren.

Tekstanalyse
Artikel 1 van de Grondwet is het eerste artikel in het hoofdstuk van de grondrechten. Het artikel verwoordt het gelijkheidsbeginsel en het verbod op discriminatie. De tekst van het artikel luidt als volgt:
‘Art 1. Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan.’

De eerste zinsnede van het artikel geeft weer dat gelijke gevallen gelijk behandeld dienen te worden. Essentieel is dus om te bepalen of het in een betreffend geval gaat om gelijke of ongelijke gevallen. De gelijkheid of ongelijkheid van gevallen wordt niet vastgesteld door alle aspecten van de gevallen met elkaar te vergelijken, maar door slechts die aspecten in aanmerking te nemen die in die gegeven situatie relevant zijn .
De tweede zinsnede van artikel 1 Grondwet formuleert het discriminatieverbod. Een aantal gronden zijn daarbij uitdrukkelijk genoemd; godsdienst levensovertuiging, politieke gezindheid, ras en geslacht. Dit zijn gronden die ook vermeld staan in diverse internationale verdragen. Het verbod op discriminatie op deze gronden is vaak nader uitgewerkt in andere wet- en regelgeving (zie o.a. Wetboek van Strafrecht art 137c ev. en de Algemene wet gelijke behandeling). De tweede zinsnede eindigt met de formulering “op welke grond dan ook”. De wetgever heeft deze open formulering in het artikel opgenomen zodat het discriminatieverbod niet alleen geldt voor de expliciet genoemde gronden, maar dat dit discriminatieverbod ook voor andere gronden zou kunnen gelden. Welke kenmerken en eigenschappen onder de zinsnede “op welke grond dan ook” zouden kunnen vallen zal door de maatschappelijke werkelijkheid worden bepaald. Ook de uitdrukkelijk genoemde non-discriminatie gronden hebben zich door de maatschappelijke werkelijkheid als zodanig ontwikkeld.

Werking van artikel 1 Grondwet
De Grondwet is een wet waarin in beginsel de verhouding overheid burger wordt geregeld. De artikelen in de Grondwet hebben daarom in beginsel een verticale werking. De praktijk wijst echter uit dat de bepalingen in de Grondwet ook steeds meer gebruikt worden ter regulering van de verhouding tussen burgers onderling. De artikelen hebben dan niet alleen een verticale maar ook een horizontale werking.
Artikel 1 Grondwet formuleert een norm waaraan de overheid zich jegens de burger dient te houden namelijk het gelijk behandelen van gelijke gevallen. Artikel 1 Grondwet bevat voorts niet alleen een algemeen discriminatieverbod dat voor de overheid geldt, maar het is een discriminatieverbod dat ook betekenis heeft voor de verhouding tussen burgers onderling.2 Artikel 1 Grondwet formuleert een recht waar de burger zich rechtstreeks voor de rechter op kan beroepen.
Indien men geconfronteerd wordt met een geval van discriminatie waartegen men juridisch wil optreden is het van belang om te bezien of de grond op grond waarvan wordt gediscrimineerd naast artikel 1 Grondwet ook in andere wetgeving is uitgewerkt; bijvoorbeeld het Wetboek van Strafrecht of de Algemene wet gelijke behandeling. Indien het verbod op discriminatie op die grond in andere wetgeving nader is uitgewerkt verdient het de voorkeur om je je op die wetgeving te beroepen, omdat het bij die wetgeving niet zozeer om een afweging van belangen gaat, maar om specifieke verboden. Indien er geen nadere wetgeving is kan een beroep op artikel 1 Grondwet bij de rechter zinvol zijn.

Conclusie
Artikel 1 Grondwet verwoordt het gelijkheidsbeginsel en het discriminatieverbod. Alhoewel het artikel net als andere artikelen in de Grondwet in beginsel de verhouding overheid burger regelt en dus een verticale werking heeft, heeft dit artikel ook steeds meer een horizontale werking. Indien men discriminatie met juridische middelen wil bestrijden en indien het discriminatieverbod in andere wetgeving nader is uitgewerkt, zoals bijvoorbeeld in het Wetboek van Strafrecht art 137c e.v. of de Algemene wet gelijke behandeling, is een beroep op deze specifieke wetgeving aan te bevelen. Indien deze specifieke wetgeving geen mogelijkheden biedt kan een beroep op artikel 1 Grondwet bij de rechter zinvol zijn.

1 Gerbranda, T. en M. Kroes, Grondrechten Evaluatie-Onderzoek, documentatierapport (1), Leiden: Stichting NJCM-Boekerij 15, 1991, p. 1-3.
2 Gerbranda en Kroes, a.w., p. 1-21.

Teksten en uitleg zijn afkomstig van www.art1.nl

Geen opmerkingen: