Roep om nieuw leiderschap: oude wijn in nieuwe zakken.
Met een aantal constateringen in het artikel ‘Roep om nieuw leiderschap: oude wijn in nieuwe zakken’ van Hans Goossen ben ik het roerend eens en ook dat de D66-kreet overmatig veel aandacht en gewicht krijgt. Zo breng ik in herinnering dat pas enkele dagen voor de verkiezingen relatief grote verschuivingen richting D66 plaatsvonden. Toen werd een ander inhoudelijk weinig relevant thema ineens belangrijk gevonden: wie wordt de tweede partij van het land?
De vergelijkingen over de voorkeurstemmen die Hans Goossen en de door hem geïnterviewde politicoloog Nico Baakman naar voren brengen zijn echter ‘appels en peren’. Ik gun de Tweede Kamer echt meer dualisme, controlerende functie en ook minder gedetailleerd geneuzel, maar Pieter Omtzigt en Renske Leijten ontlenen hun daden in het verleden en wellicht ook in de toekomst niet aan het aantal voorkeurstemmen (‘het kunnen bogen op hun politieke mandaat’) maar aan hun politieke karakters.
Het is onjuist om te suggereren dat het mandaat van de 34 VVD-Kamerleden ineens afneemt omdat de stemmentrekkers wellicht weer minister worden. In de Kamer hebben alle leden één stem. Het hebben van een mandaat zal zeker persoonlijk motiveren, het is verder nagenoeg irrelevant voor de politieke besluitvorming.
Het is gemakkelijk gezegd: “We zitten vast aan dat kiessysteem met zijn maffe lijsten van partijen. Als je dat niet doorbreekt, verandert er weinig en ….”. Ons systeem van stemmen mag dan niet perfect zijn, onze kiesdeler voor een politieke partij is 0,67 %, dit keer 69.485 stemmen. Om met voorkeurstemmen te worden gekozen is maar een kwart van de kiesdeler nodig (mits je partij voldoende stemmen heeft). Zo is het 43 Kamerleden gelukt om met voorkeur gekozen te worden. Ons systeem is daarmee representatiever dan in menig ander land. Een drempel van 5 % zoals in Duitsland zou negen partijen met minder dan 7,5 zetels hun toegang tot de Tweede Kamer ontzeggen. Daarmee zouden dus ook veel stemmen verloren gaan. Bij het stemmen volgens kiesdistricten zoals in het Verenigd Koninkrijk gaan alle stemmen verloren die in het district niet op de winnaar zijn uitgebracht. Het kan daar zijn dat een partij met ongeveer 40-45 % van de stemmen de absolute meerderheid krijgt in het Lagerhuis.
Hoogleraar bestuurskunde Paul Frissen geeft terecht aan dat “het geen kwaad kan om de positie van de Tweede Kamer te versterken”. Echter de daarop volgende uitspraken: “De overheid moet veel meer overlaten aan de samenleving zelf”, “Waarom moet een overheid per se zelf de regie voeren en overal ingrijpen?” en “Geef de samenleving meer ruimte om zaken zelf op te lossen”, zijn mijns inziens ook gemakkelijk gezegd. Althans, in het krantenartikel worden geen effectieve verbeteringen meegegeven. Volgens mij zijn het in onze sterk geïndividualiseerde samenleving meestal ook doodlopende oplossingsrichtingen. Men kan wel ‘deregulering’ roepen, maar waar leidt die vrijheid toe in maatschappelijk opzicht?
In het verleden is op talloze terreinen bewezen dat de liberale zelfregulering slechts vertraging betekent, als het al niet tot het recht van de sterkste leidt. Ook deze Coronapandemie laat zien dat alleen strenge en goed te handhaven regels effectief zijn. Het grote aantal besmettingen, ziekenhuisopnames en bezetting van Intensive Care-bedden laat zien dat veel regels onvoldoende worden nageleefd. En hoe lang zou het duren eer we van zwerfvuil van blikjes en plastic flesjes verlost zijn als het aan het producerende bedrijfsleven zou liggen? Ik denk dat bij de zoektocht naar een echt beter systeem nog veel ‘gemakkelijke’ oplossingen zullen worden aangedragen die een ding gemeen hebben: ze zullen niet of onvoldoende werken. En als ze in de Tweede Kamer beter willen functioneren, dan zullen ze dat zelf moeten realiseren door elkaar meer ruimte te gunnen.
Harrie Winteraeken
Reactie op het artikel van Hans Goossen in Dagblad De Limburger ‘Limburgs Supplement’ zaterdag 17 april 2021, blz. 2 & 3.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten