dinsdag 7 januari 2014

Doden Cambodjaanse textielarbeiders komt erg dichtbij.



Er zijn felle protesten gaande in Cambodja. Textielarbeiders strijden voor een hoger loon. Wat vreedzaam begint, dreigt (zoals zo vaak) fors te escaleren. Protesten worden door de politie gewelddadig neergeslagen.
De looneisen van de textielarbeiders, die vaak onder erbarmelijke omstandigheden leven, zijn voor hun van levensbelang. Ze willen bijna een verdubbeling van € 60 per maand naar € 115. De overheid, die de werkgevers steunt, wil niet verder gaan dan € 75 per maand. Waar hebben we het over? Een loon van ver onder één euro per uur (zeker als je rekening houdt met extra lange werkweken). Reken die loonkosten eens om naar één product, dan is dat over het algemeen minder dan één procent van de verkoopprijs.

Maar ja, Cambodja is ver weg, bijna aan de andere kant van de wereld. Of is dit probleem een heel stuk dichterbij? Textiel is het belangrijkste exportproduct van Cambodja. Veel van de gemaakte kleding is te koop in winkels die we erg goed kennen, zoals H&M. En draagt de merken van Puma en Levi’s.  De regering van Cambodja kiest de kant van de fabrieksbazen omdat die dreigen het land te verlaten als de lonen te hoog worden. Pure chantage. Maar die directies en eigenaren kunnen alleen zo redeneren als ze gedekt worden door, of zelfs opdracht krijgen van hun opdrachtgevers.

Dit aan slavernij grenzend kapitalisme bestaat nog steeds anno 2014. Gewetenloos winstbejag. En het is nog wijd verspreid over de wereld. Nog vers in het geheugen ligt de ramp begin vorig jaar van het  instorten van de kledingfabriek Rana Plaza in Savar, een voorstad van Dhaka, Bangladesh, waarbij meer dan 1.100 mensen omkwamen. Ook hier erbarmelijke werkomstandigheden en veel te lage lonen. In Bangladesh werd Primark met name genoemd.

Het zijn geen uitwassen in Cambodja, Vietnam en Bangladesh. Is het nog voor een belangrijk deel de normale gang van zaken, eerder regel dan uitzondering in de kledingbranche? Er zijn veel bedrijven bij betrokken. Het lijkt wel doping in de wielersport: “Ik kan alleen winnen als ik doping gebruik omdat iedereen het doet”. Het zijn dezelfde bedrijven die met mooie (dure) reclame een prachtig wereldbeeld schetsen van welvaart en sportiviteit. Het zijn waarschijnlijk ook dezelfde multinationals die door slimme constructies en benutten van belastingparadijzen zoals Nederland, zo weinig mogelijk belasting betalen. Wat staan die bedrijven ver af van ‘verantwoord maatschappelijk ondernemen’ met hun cultuur van graaien zoals de op bonussen beluste bankmedewerkers.

Er is wel een kentering gaande? De kledingzaak Charles Vögele gaf aan lid te zijn van Business Social Compliance Initiative. Zo zijn ze verplicht regelmatig audits door te laten voeren. Charles Vögele werkt alleen met textielfabrikanten samen die de BSCI-Gedragscode accepteren. Deze code is gebaseerd op het principe dat bedrijven de wetten en voorschriften van de betreffende landen volgen. Daardoor zijn onder andere de arbeidsvoorwaarden volgens contract geregeld en wel in overeenstemming met de Conventies van de International Labour Organization (ILO).

Verdienen zij en andere kledingzaken hiermee het voordeel van de twijfel? Want de twijfels zijn niet hiermee volledig bij mij weggenomen. De wetten en voorschriften van het betreffende land worden (vanzelfsprekend) gevolg, maar wat als die onvoldoende bescherming bieden? Zie de houding van de Cambodjaanse regering. En worden er voldoende controles uitgevoerd op de naleving en zijn die wel voldoende waterdicht? Zijn er onderaannemers in het spel die zich weer onttrekken aan deze controles? Je hoort namelijk geen positieve berichten uit die landen dat het er nu zoveel beter gaat.

Maar Cambodja is nog dichterbij. Wij als consumenten doen hier aan mee en houden het systeem daarmee in stand. We hebben voor een belangrijk deel onze economie en onze welvaart gebouwd op de lage lonen van anderen. We profiteren met zijn allen van de lage lonen van Polen, Bulgaren en Roemenen hier en van de lage lonen overal ter wereld via de producten in onze winkels.
Ik ben daarbij geen voorstander van het niet meer kopen van die producten. Al die mensen die ze produceren hebben liever wel dan geen werk. Maar ik ben absoluut voorstander ervan dat iedereen een fatsoenlijk loon verdient, waarmee hij/zij ook het gezin kan onderhouden, de kinderen naar school kan laten gaan, redelijk behuisd is enz. Daar zijn de producenten in de gehele keten verantwoordelijk voor.

Harrie Winteraeken 

Ps.: Dit stukje is een reactie op het artikel ‘Kalasjnikovs op textielarbeiders’ in de beide regionale kranten van 4 januari 2014.
Ps. 2: Ik heb het bericht van Charles Vögele ter informatie gepubliceerd hieronder op mijn weblog.

Geen opmerkingen: