Economische crisis is bezinning van ‘de consument’
Het nieuws staat bol van de berichtgeving over de economische crisis, de kredietcrisis, de beurscrisis, de instortende economie, een zware recessie enz. Daarbij worden vaak termen gebruikt in de overtreffende trap alsof deze crisis in de geschiedenis zijn weerga niet kent. Al lopen bij veel bedrijven de orderportefeuilles sterk terug, is dit alleszeggend?
Het Centraal Planbureau leverde onlangs nog voorspellingen die niet zo zwaar lijken tegen te vallen. De teruggang van de economie zou het komende jaar 0,75 % zijn, tot maximaal 2 % in het donkerste scenario. Dat betekent dat laten we zeggen 99 % van onze totale economische omzet gehandhaafd blijft. Een omzet die dus vergelijkbaar is met een jaartje of wat geleden dus. En dat was weer een tijd dat iedereen over onze economie juichte.
Natuurlijk zijn de vooruitzichten somber, maar voor een belangrijk deel praten we ons deze crisis ook aan. Voor een deel doordat enkele sectoren of bedrijven die in zwaar weer zijn beland, uitvergroot het nieuws beheersen. Maar wat nu gebeurt, is waarschijnlijk een versterking van wat toch al noodzakelijk plaats zou moeten vinden: een grote omwenteling voor een groot aantal economische (productie) sectoren. De markt gaat zich verduurzamen?
Een van de belangrijkste redenen dat deze omwenteling ook versneld gebeurt, is dat de consument zich aan het bezinnen is. Anderen noemen het een koperstaking. Nu is ‘de consument’ natuurlijk een diffuus begrip, maar ik gebruik het voor een grote groep met een gemiddeld koopgedrag. Dit betoog gaat dus niet in op grote de groepen mensen die bijvoorbeeld op de armoedegrens leven, een forse inkomensachteruitgang kennen of hun beleggingsverlies niet kunnen dekken. Stuk voor stuk groepen die wel terecht om aandacht vragen.
Opvallend voor deze herbezinning is dat dit niet primair voortvloeit uit geldgebrek van de gemiddelde consument. Zo te horen is er geld genoeg beschikbaar in onze maatschappij. Volgend jaar zal zelfs de gemiddelde koopkracht toenemen. Maar de consument pakt blijkbaar signalen op, zoals hogere voedselprijzen en energieprijzen, en vertaalt deze naar min of meer collectief handelen. Denk daarbij aan wachten met dure aankopen of een nieuw huis. Voor een deel kan er ook gewacht worden. Als het overgrote deel van de Nederlandse bevolking redelijk goed woont, dan hoeft er ook niet veel verhuisd te worden. Maar ook over het algemeen is de consument zich aan het bezinnen en maakt daarbij een pas op de plaats. Voor mij zijn dit herkenbare uitgangspunten die al eerder, begin jaren 80, zijn geformuleerd bij de ‘Economie van het genoeg’. Wat blijkt is dat de bezinning van de consument heel wat krachtiger is dan menig overheidsgestuurde ontwikkeling.
Deze bezinning van de consument moet ook een bezinning worden voor de gehele productieve economie. De centrale vraag moet zijn: “Produceer ik nog het meest nuttige, het meest gevraagde? Of is dat wat ik maak of verhandel eigenlijk verouderd, niet meer van deze tijd?”
Een voorbeeld is de vliegindustrie en vooral de vakantiesector. Als optimist denk ik dat naast de hoge brandstofprijzen de vliegtax zijn werk begint te doen. Er wordt minder gevlogen en dat is uit oogpunt van milieu en energiegebruik dringend nodig. Natuurlijk klagen de economische sectoren die van veel vliegen afhankelijk zijn, hier steen en been over. Maar als men minder uitgeeft aan vliegvakanties, dan geeft men bijvoorbeeld meer geld uit aan vakanties in eigen land of aan andere zaken. De ene economische tak lijdt en de andere groeit. Het gemiddelde is niet eens zo negatief voorspelt het CPB.
Als tweede voorbeeld de auto-industrie. De consument heeft deze zomer het signaal gekregen van de dure benzineprijzen. En zijn reactie is hard en wellicht ook doeltreffend. Eerst nog eens goed nadenken voordat een nieuwe auto wordt gekocht. De oude gaat immers best nog wel een poosje mee. De productie van auto’s stagneert meteen, want grote voorraden aanleggen, is natuurlijk ook een groot risico. De takken van de auto-industrie die technisch ouderwetse auto’s en vooral benzineslurpers maken, krijgen de grootste klappen. Het jarenlang treuzelen van de auto-industrie bij het maken van zuinige modellen, en de sussende rol van de overheid door strengere vervuilingsnormen keer op keer te vertragen, wordt nu door de consument afgestraft. Enkele ‘Japanners’ hebben het zien aankomen en hebben een enorme voorsprong.
Of ‘oude’ producenten deze bedrijfscrisis zullen overleven, is echt de vraag. Ze staan voor de zeer zware opgave hun productie grotendeels te moeten omgooien. In het verleden (denk aan verouderde staalindustrie, textielindustrie enz.) betekende een dergelijke omwenteling sluiting en elders de productie op een goedkopere of modernere wijze voortzetten.
Welke steun dient de overheid te geven aan deze megaherstructurering? Deze crisis is in feite een roep om innovatie en verduurzaming, een groene en solidaire economie. Het heeft dan ook geen zin om oude industrieën te helpen zich in stand te houden. Hoogstens, als er daadwerkelijk perspectief is, zouden er subsidies kunnen worden gegeven voor vernieuwing en verduurzaming van hun productieprocessen. Anderen zullen het waarschijnlijk beter kunnen en dus het gat in de markt weer vullen. De sectoren en bedrijven die de omwenteling willen en kunnen, de maatschappelijk verantwoorde ondernemingen en de producenten van duurzame producten, die verdienen steun van de overheid. En iedereen die goede producten maakt, verdient ook de steun van de consument. Want daar is markt voor.
Maar hoe kan Nederland of Europa dat voor elkaar krijgen in een wereldeconomie? Vuile productieprocessen dreigen te worden verplaatst en dan los je niets op. Op 12 december kwamen de Europese regeringsleiders bij elkaar voor een nieuw klimaatplan. Minder CO2 produceren is het devies. Op het verplaatsen van productie kan maar op een manier worden gereageerd: door eisen te stellen aan de producten die je koopt. Europa is een van de grootste consumenten op de wereldmarkt. Europa kan eisen dat de producten voldoen aan de daaraan te stellen duurzaamheidseisen. Een keurmerk, anders komen ze niet op onze markt.
Dit is helemaal niets nieuws. Een auto die niet aan de hoge veiligheidseisen voldoet, mag hier niet op de weg. Als producten zijn behandeld met ontoelaatbare bestrijdingsmiddelen, dan worden ze teruggestuurd. Over het algemeen betekent dit dat aan te importeren producten dezelfde productie-eisen worden gesteld als aan de eigen producten. Ook elders gemaakte producten moeten voldoen aan milieuvoorschriften, duurzaam geproduceerd zijn, weinig CO2 – uitstoot hebben, enz. Denk bijvoorbeeld ook aan duurzaam geproduceerd tropisch harthout. Als men de politieke wil heeft, dan wordt er geen boom meer zonder duurzaamheids certificaat gekapt voor de Europese markt. Voor een deel zal de Europese economie hier ook weer van profiteren, maar het zal ook een geweldige impuls zijn voor die economieën in ontwikkelingslanden die wel duurzaam voor onze economie willen produceren.
Mijn algemene conclusie is dat het goed is dat ‘de consument’ zich aan het bezinnen is. Wellicht treedt een verschuiving op van jachtige en materialistische overconsumptie naar een meer duurzaam consumptiepatroon. Want dat is maatschappelijk, ecologisch en economisch nodig en de Kersttijd biedt daarvoor een goede gelegenheid.
14 december 2008
Harrie Winteraeken
Dit artikel is voor ongeveer de helft gepubliceerd in beide regionale dagbladen op de opiniepagina op 17 december 2008.
1 opmerking:
u weet beter dan de polietiekers wat er aant gebeuren is. in politiek is zakken vullen nog altijd hun grootste bekommernis.
Een reactie posten