Boeren wentelen eigen onmacht af op de samenleving.
Varkenscyclus
geldt ook voor melkveehouderij.
De
agrarische sector wordt steeds gevoeliger voor de tendensen op de wereldmarkt.
Daarbij is opstelling van de sector vaak behoorlijk tegenstrijdig. Als het goed
gaat, dan profiteren boeren hier stilzwijgend volop van. Maar gaat het minder,
dan is de roep om hulp luid. De recente protesten in Frankrijk, maar ook in ons
land vanwege de gedaalde melkprijs, zijn hier voorbeelden van. Ook in de
melkveehouderij is de ‘varkenscyclus’ aan de orde.
Voor wie de
‘varkenscyclus’ niet kent: als de prijs goed is, dan wordt extra geïnvesteerd
om meer varkensvlees te produceren (bijvoorbeeld in megastallen). Maar die
extra productie zorgt voor overaanbod en dus dalen de prijzen. Dan blijkt dat nogal wat bedrijven te grote
risico’s hebben genomen en in moeilijkheden komen.
Voor de
melkveehouderij is enkele jaren geleden besloten dat het melkquotum (de totaal
per land per jaar maximaal toegestaan te produceren hoeveelheid melk) per 1
april 2015 werd afgeschaft. De noodzaak voor het in 1984 instellen van dit
melkquotum was gelegen in overproductie (boterberg, melkplas) en de
bijbehorende, steeds meer geld kostende bedrijfssteun door de toentertijd
Europese Gemeenschap.
In 2014 was
de melkprijs na enkele slechte jaren weer goed. De vraag steeg, naar het leek structureel.
Denk bijvoorbeeld aan babymelkpoeder richting China. Dus gingen veehouders meer
produceren. Meer koeien, nieuwe, grotere stallen, melkrobots met als
neveneffect minder koeien in de wei. De boete voor meer produceren dan het
melkquotum, de ‘superheffing’, werd grif betaald. Men keek verlangend uit naar
de vrije markt. Iedere overheidsbeperking, zoals het niet verlenen van
bouwvergunningen, werd met boegeroep beantwoord.
Enkele
maanden verder overstijgt het aanbod de vraag en zijn de prijzen gedaald. Men
roept weer om overheidssteun. De belangrijkste oplossing is echter minder
produceren. Maar dat brengt nogal wat bedrijven fors in de problemen en dan
zegt de individuele ondernemer: “Wie, ik?” Afspraken maken met tussenhandel en
supermarkten over hogere prijzen dan de wereldmarkt, gaat moeizaam. De sector
zou zich daarvoor nog beter moeten organiseren.
De eigen
onmacht van de sector dan maar via protesten afwentelen op de maatschappij? Het
is beter om in ieder geval die consumenten te vriend te houden die het zich
kunnen permitteren meer te betalen. Dan moet er wel iets extra’s tegenover
staan, zoals streekproducten,
diervriendelijk produceren
(koeien in de wei), biologische landbouw, aantoonbaar duurzame
milieuvriendelijke landbouw. Dat vraagt
meer dan een façade of goede marketing. Want daar prikken organisaties als
Wakker Dier wel doorheen.
Boeren
hebben het niet makkelijk. Ze moeten vanwege mechanisatie hoge investeringen
doen en rendementen wisselen sterk. Het zijn allemaal ondernemers die het vrije
ondernemerschap koesteren. Ze hebben echter niet altijd voldoende oog voor zwaarwegende
maatschappelijke belangen, zoals volksgezondheid (luchtvervuiling, fijnstof,
schoon drinkwater, gebruik medicijnen) en een duurzame leefomgeving
(verdroging, vermesting, gewasbeschermingsmiddelen). Zo zorgen de recente uitbreidingen
van de veestapel dat er via de mest teveel fosfaat en nitraat worden
geproduceerd. Het mag niet verwonderlijk zijn dat het Rijk vanwege
EU-regelgeving hier een maximum aan stelt. Een complicerende factor is dat de
overheid ze als groep aanspreekt, maar het zijn allemaal zelfstandige
ondernemers: “Wie, ik?”.
Het is goed
dat de Europese Unie, naast financiële steun aan bedrijven, ook regulerend
optreedt om zo belangrijke maatschappelijke doelen te behartigen. Europa kan
dit beter afdwingen dan een nationale overheid, enerzijds om productiefactoren
in Europa min of meer gelijk te houden, maar anderzijds omdat nationale
overheden vanwege politieke motieven vaak te toegeeflijk zijn.
ps.: het bovenstaande is op 18 augustus 2015 grotendeels gepubliceerd als opinie-artikel in de regionale kranten Dagblad De Limburger en Limburgs Dagblad.