maandag 23 december 2013

Opheffen van de waterschappen is nu zeker geen urgent politiek thema.




Op 20 december jl. zond de VPRO een aflevering uit over dijken en waterschappen in de serie ‘Nederland in 7 overstromingen’. Een mooie aflevering waarin de geschiedenis van de oudste waterschappen van Nederland (vanaf de 13de eeuw) in beeld werd gebracht. De vertaling van die oude waterschappen is echter niet zo heel representatief voor ons huidige Nederland. Met die ‘museumbeelden’ werd de indruk gegeven dat de waterschappen archaïsche instituten zijn en dus niet meer van deze tijd. Dat beeld klopt niet. Waterschappen zijn wel degelijk met de tijd meegegaan en zijn op hun werkterrein bijzonder innovatief bezig. Sterker nog, de organisatievorm van het waterbeheer geldt overal ter wereld als voorbeeld. Zo mag ik zelf met dit thema in februari naar Vietnam.
Echter, aan deze beelden werd ook de discussie over het opheffen van de waterschappen gekoppeld, een overigens regelmatig terugkerend thema.

Natuurlijk verdedigden de waterschappen zich bij monde van een sluiswachtster van Spaarnedam en de loco-dijkgraaf van het Hoogheemraadschap Delfland, mevrouw Adri Bom – Lemstra. Ik ben een aantal jaren geleden in het ‘gemeenlandshuis’ van Delfland geweest, waar het bestuur nog zetelt in de authentieke omgeving van een enkele eeuwen oud statig pand met de rijkdom van de Gouden Eeuw. Dat heeft inderdaad een indrukwekkende statuur van de ‘staat binnen de staat’. Het straalt de autoriteit uit van een gezaghebbende organisatie die ervoor zorgt dat de leefbaarheid wordt gegarandeerd in het beheersgebied. En dat iedereen zich moet realiseren dat het werk van het Hoogheemraadschap Delfland de solide basis vormt van het functioneren van onze maatschappij.

Er was een professor (waarvan ik de naam vergeten ben, sorry) die vond dat de bestuurlijke organisatie van de waterschappen best kan worden overgeheveld naar een algemene democratie. Als het belangrijke werk maar wordt voortgezet en ook de financiering wordt gegarandeerd. Daarmee erkende hij het belangrijke argument van de waterschappen dat de noodzakelijke waterwerken in het belang van de veiligheid en volksgezondheid (zuivering afvalwater) ook blijvend moeten worden uitgevoerd. En dat deze niet ‘ten prooi’ mogen vallen aan een algemene belangenafweging en bijbehorende bezuinigingen, bijvoorbeeld ten gunste van zorg, welzijn, cultuur en noem maar op.

De ‘verdediging’ van de waterschappen tegen opheffing was naar mijn mening nogal oppervlakkig (al is dat in zo’n documentaire waarschijnlijk ook niet te vermijden). Een aantal argumenten wil ik hier toevoegen. 
Hoewel er in de uitzending op werd gezinspeeld, wil ik hierbij duidelijk stellen dat waterschappen de meest efficiënte overheden zijn. Dat hebben vergelijkingen met het functioneren van de andere overheden Rijk, provincie’s en gemeenten eenduidig aangetoond. Daarnaast valt er niet zoveel te besparen als men de bestuurlijke functies overbrengt naar de algemene democratie. De besturen van de 24 waterschappen kosten jaarlijks zo’n € 33 miljoen en dat op een totaalomzet van meer dan één miljard. Meer dan € 33 miljoen kan men dus niet besparen en ook de algemene democratische besturen kosten geld.

De belangrijkste besluiten over het waterbeheer zouden moeten worden genomen door een algemene democratische overheid. Waterschappen zijn weliswaar een democratisch orgaan, met slechts met één taak, waterbeheer, maar wel met grotendeels rechtstreeks gekozen leden van hun algemeen bestuur. Daarmee verschillen ze niet zo veel van gemeenten en provincies. De opkomst bij verkiezingen is wel behoorlijk lager, maar niet zoveel dramatisch lager dan bijvoorbeeld bij de provincies, die meer taken hebben, waarmee ze zich bij de burger / kiezer kunnen manifesteren.
Daarbij komt dat de algemene democratische overheden Rijk en provincies voor een belangrijk deel bepalen wat de waterschappen moeten doen. Voor de belangrijkste taken (waterkeringszorg en de zorg voor het regionale watersysteem, bestrijding wateroverlast en verbeteren van de waterkwaliteit) zijn deze overheden zogenaamd ‘kaderstellend’.

Daarbij  is een belangrijk maar ook principieel punt in overheidsland dat er verschil is tussen de overheid die het beleid bepaald en de instantie die de uitvoering ter hand neemt. Bijna in alle opzichten in Nederland wordt de uitvoering niet gedaan door de overheid die het beleid bepaald. Dat moet ook voor het waterbeheer zo blijven gelden. Om de ‘bestuurlijke drukte’ te verminderen bepaalt de Rijksoverheid of de provincie wat de waterschappen moeten doen. Diezelfde rijksoverheid en de provincie controleren ook of de waterschappen hun taak goed uitvoeren. Het is uitdrukkelijk om moeilijkheden vragen als de controle bij dezelfde instantie ligt als de uitvoering.

Frappant is dat wel in het betreffende programma wordt verwezen naar het Regeerakkoord, maar niet naar het Bestuursakkoord Water. Naar mijn mening is de waarde van dat Regeerakkoord maar beperkt. Het is door enkele mensen in recordtijd in elkaar geflanst en mist de noodzakelijke onderbouwing (op heel wat meer terreinen dan alleen waterbeheer). Dat gebrek aan onderbouwing is overigens kenmerkend voor wat meer ingrepen in de overheidsstructuur door de huidige minister Plasterk. Met grote haast en ondoordacht, (in bestuurlijke taal ‘het ontbreken van een visie’) wil hij provincies samenvoegen, waarvoor geen draagvlak bestaat. Ons bestuurlijk bestel is door Thorbecke dik anderhalve eeuw geleden in elkaar gezet en functioneert op hoofdlijnen best goed. Wijzigingen daarin zouden zorgvuldiger moeten plaatsvinden. Het is niet voor niets dat de functies en organisatie van de waterschappen  zijn gewaarborgd in onze Grondwet. 

Trouwens als de provincies worden samengevoegd tot vier ‘Landsdelen’, dan worden ze te groot en te log om ook het waterbeheer op stroomgebiedsniveau te gaan uitvoeren. En de gemeenten zijn te klein voor het regionale en meestal dus gemeentegrensoverschrijdende waterbeheer. Daarbij komt dat de meeste intergemeentelijke samenwerkingen via de gemeenschappelijke regelingen (denk aan Parkstad Limburg, maar ook aan de inmiddels weer bijna afgeschafte Wgr-plusregio’s) ook door velen niet als een onverdeeld succes worden gezien. De waterschappen hebben de laatste jaren een enorme opschaling doorgevoerd van oorspronkelijk meer dan duizend naar nu 24. En dat worden er met nog enkele fusies, zoals ook tussen de waterschappen Peel en Maasvallei  in Noord-Limburg en Roer en Overmaas, nog wat minder.

Het Bestuursakkoord Water heeft heel wat meer status dan het Regeerakkoord. Het bevat afspraken tussen alle betrokken overheden over de aanpak van en de bestuurlijke verantwoordelijkheden bij de belangrijkste wateropgaves. In deze afspraken wordt het bestaansrecht van de waterschappen uitdrukkelijk bevestigd.
Daarbij is overigens als een soort vlucht naar voren door de waterschappen aangeboden om de helft van de kosten voor de waterveiligheid / waterkeringen op zich te nemen. Dit is een forse bezuiniging voor het Rijk. Maar als het niet gepaard gaat met kostenbesparingen bij de waterschappen (en het is twijfelachtig of dit voor een substantieel deel zal lukken), dan is het voor de burger vooral ‘vestzak-broekzak’ omdat het dan grotendeels uit de waterschapsheffingen zal worden betaald.

Opheffen van de waterschappen? Het is een aardig thema voor een documentaire maar het is op dit moment toch ook alweer behoorlijk achterhaald door de bestuurlijke inzichten van dit moment. En de uitvoering van het waterbeheer is op zich best belangrijk en mag niet worden vertraagd of afgeleid door een bestuurlijke discussie over het afschaffen van de organisatie die dit ter hand moet nemen. We hebben in ons land urgentere problemen om aan te pakken.

1 opmerking:

Anoniem zei

Uit het hart gegrepen! Ik hoop dat mijnheer Schouw deze be"schouw"ing tijdens het Kerstreces ook tot zich neemt.
Th.J. van Gameren
lid Algemeen Bestuur van het
Waterschap Hollandse Delta
te Ridderkerk