zondag 21 augustus 2022

Intensieve gangbare landbouw moet zich omvormen.

 

Intensieve gangbare landbouw moet zich omvormen.

Nu de boeren hun meer doldrieste acties hebben opgeschort en de eerste gesprekken op gang zijn gekomen, wil ik graag met het onderstaande overzicht aangeven waarom de intensieve gangbare landbouw zo broodnodig moet veranderen. Vanwege een reeks duidelijke maatschappelijke problemen moet een forse omwenteling of transitie van het grootste deel van de landbouwsector worden gerealiseerd. Omdat deze problemen mee veroorzaakt zijn door het handelen van boeren, is het gerechtvaardigd te verlangen dat de landbouw ook loyaal aan verbeteringen meewerkt en dat boeren dus hun verantwoordelijkheid nemen.

Hoewel er sprake is van verschillende processen die al (tientallen) jaren aan de gang zijn en waar ook positieve ontwikkelingen hebben plaatsgevonden, is er tot nu toe veel te weinig gebeurd. Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat de agrarische sector te vaak heeft gekozen en nog steeds kiest voor een tactiek van afwentelen, vertragen en uitstellen. Dit ‘pappen en nathouden’ dat mee gesteund is door diverse achtereenvolgende kabinetten, heeft ertoe geleid dat er nu veel meer concrete inspanningen noodzakelijk zijn.

Het algemene doel van deze transitie is dat de akkerbouw en veeteelt zodanig gaan produceren dat er amper negatieve effecten zijn voor de omgeving of naar de toekomst toe. Eigenlijk wordt van de landbouw een vergelijkbare transformatie verwacht als eerder van heel veel industrie die ook heel lang heeft mogen vervuilen en de kosten daarvan mogen afwentelen op de maatschappij (en waar nu van de grootste uitstoter van ammoniak, Rockwool in Roermond, zeker nog een stevige actie wordt gevraagd).

‘Stikstof’ (N), met de afname van de soortenrijkdom in natuurgebieden als belangrijkste probleem, staat niet op zichzelf. Het is onderdeel van een aantal min of meer met elkaar in verband staande problemen met bodem-, (grond)water en luchtvervuiling.

Er is overmatige belasting van de omgeving door de uitstoot van stikstofoxiden (NOx) waaronder nitraat (NO3-), en van ammoniak (NH3), methaan (CH4) en lachgas (N2O). De normen van de Europese Nitraatrichtlijn en de EU Kaderrichtlijn Water voor 2028 worden waarschijnlijk niet gehaald. Ook de uitstoot van fijnstof uit stallen (deels gerelateerd aan ammoniak) is problematisch. Stankoverlast is op z’n minst hinderlijk. Technische maatregelen zijn in de praktijk onvoldoende effectief gebleken.

Aan de stikstofproblematiek is het grote mestoverschot verbonden dat vooral door de varkens- en pluimveesector wordt geproduceerd. Lange tijd heeft er overbemesting plaatsgevonden en nog steeds is niet overal sprake van ‘evenwichtsbemesting’. Daarbij is er onvoldoende capaciteit voor alternatieve mestverwerking en vindt er op te grote schaal mestfraude plaats door het illegaal te veel afvoeren van mest. Daarbovenop komt nog de discussie over het beëindigen van de ‘derogatie’ waardoor er nog minder mest geproduceerd mag worden, wat ook tot een verkleining van de veestapel moet leiden.

De vermesting van het (diepere) grondwater is rechtstreeks gerelateerd aan de vervuiling van ons drinkwater met nitraat (NO3-), met een verhoogd risico op darmkanker. In Zuid-Limburg mengt de Waterleidingmaatschappij Limburg (WML) bij de centrale onthardingsinstallaties het op verschillende plekken gewonnen grondwater zodat het totaal onder de norm van 50 mg/liter blijft. De streefwaarde voor NO3- is echter 25 mg/liter.

De balans van de huidige intensieve landbouw voor het klimaat is ook negatief en niet alleen door het gebruik van fossiele brandstoffen door landbouwmachines en in tuinderskassen. Lachgas en methaan zijn veel sterkere broeikasgassen dan kooldioxide (CO2). Door de zeer intensieve akkerbouw nemen ook de hoeveelheid organische stof en daarmee de koolstofbuffer in de bodem fors af. Dat is ook slecht voor de bodemkwaliteit en de bodemstructuur. In Zuid-Limburg is een extra negatief effect dat bij steeds vaker voorkomende hevige neerslag de intensief benutte bodem minder water opneemt (ook door voorafgaande uitdroging), waardoor er meer risico is op water- en modderoverlast. Vooral door het extensiveren van het bouwplan (minder erosie-bevorderende gewassen zoals aardappelen, suikerbieten en maïs in de gewasrotatie) en het nemen van bronmaatregelen die het percentage plantenresten in de grond verhogen, kan de oppervlakkige afstroming en bodemerosie geleidelijk aan weer worden verminderd.

De toenemende verdroging van de natuur (met meer bos- en heidebranden) en ’s-zomers droogvallende beken worden hoofdzakelijk veroorzaakt door de klimaatverandering, maar de grootschalige kunstmatige beregening van akkerbouwgewassen draagt in grote gebieden fors bij aan de verlaging van het grondwaterpeil.  

Het verbeteren van het dierenwelzijn binnen de intensieve veehouderij gaat zeer langzaam. Het overgrote deel van de jaarlijks 450 miljoen dieren in Nederland heeft geen natuurlijke leefomgeving. Beter Leven 1-ster van de Dierenbescherming is zeker geen topkeurmerk, maar meer een compromis voor de ‘overgangsperiode’. Daarnaast zijn de met duizenden in een stal gehuisveste varkens en kippen vatbaar voor dierziektes (varkenspest, vogelgriep) met regelmatig ruiming tot gevolg. En er komen nog veel te vaak stalbranden voor.

Door de stikstof maar ook vanwege het gebruik van pesticiden en antibiotica draagt de landbouw bij aan de vermindering van de biodiversiteit. Er zijn nu in onze streken 75 % minder insecten dan enkele tientallen jaren geleden en de tendens is zwaar negatief. Denk ook aan de acties tegen de bijensterfte.

En de import van grote hoeveelheden veevoer (soja) zorgt voor een grote druk op het beschikbare landbouwareaal en de voedselbeschikbaarheid elders. De sojateelt is mee oorzaak van de ontbossing van tropische regenwouden van het Amazonegebied (inclusief schendingen van mensenrechten van inheemse volken).

Naar mijn mening is er geen toekomstperspectief voor de huidige intensieve gangbare landbouw. Maar er is zeker perspectief voor de landbouw en dus ook voor de boeren die willen veranderen. Want nu laten al zo’n 2.500 boeren zien dat met zorg voor hun bedrijf en de omgeving goed landbouw kan worden bedreven en daar ook veel voldoening uit kunnen halen. Ook onze Rijksoverheid noemt de landbouwtransitie naar kringlooplandbouw, biologische landbouw en/of natuur-inclusieve landbouw onontkoombaar. Het is aan de boeren, onze overheid en ons consumenten om dit perspectief zodanig te vertalen dat de gehele landbouwsector duurzaam wordt.