Vraagtekens
bij biomassacentrale Merensteyn in Ysselsteyn.
Het zoeken
naar verbeteringen voor verduurzaming van onze maatschappij gaat met vallen en
opstaan. Regelmatig worden er maatregelen genomen die op het eerste gezicht
positief lijken, maar die bij doordenken of de consequenties volledig
beoordelen, toch blijken te veel nadelen te hebben. Een voorbeeld is het
bijmengen van benzine met plantaardige olie, waardoor extra oppervlaktes
tropisch regenwoud worden gekapt. Beter is natuurlijk maatregelen te nemen die
het verbruik van benzine verminderen.
Dagblad de Limburger
van donderdag 21 november bericht over een subsidie van maximaal € 16,8 miljoen
subsidie voor de mestfabriek Merensteyn in Ysselsteyn (gemeente Venray,
Noord-Limburg). Ysselsteyn ligt middenin een gebied met enorm veel intensieve
veehouderij. Het ministerie van
Economische Zaken heeft de subsidie al toegezegd. Maar ook met deze subsidie is
het nog niet zeker of de biomassacentrale wel wordt gebouwd, omdat de
exploitatie blijkbaar nog vol risico’s is.
Het is de
bedoeling dat de biomassacentrale met resthout wordt gestookt waarmee warmte en
elektriciteit worden geproduceerd. De warmte wordt gebruikt voor het drogen van
mest. Het belangrijkste doel van de centrale is dus mestverwerking. We hebben
tenslotte veel te veel mest en als je er korrels van maakt dan kunnen deze gemakkelijker
worden geëxporteerd.
Nu wordt de
mest daar nog gescheiden in een ‘dunne en een dikke fractie’. De ingedikte
stront wordt nu ook al naar Frankrijk, Duitsland en België geëxporteerd. De
gier wordt gebruikt als ‘vloeibare kunstmest’, wat het gebruik van kunstmest
uitspaart, wat op zich positief is. De feitelijke toevoeging van deze
biomassacentrale aan de duurzaamheid van de intensieve veehouderij is het
omzetten van de ‘dikke fractie’ in korrels. En dat is nogal mager. De winst voor
de landbouw zit ‘m dus vooral in de vermarktbaarheid en de transportkosten.
Dreigt daarbij
het doel de middelen te heiligen? Met hout gestookte centrales hebben namelijk vaak
een hoge uitstoot van kooldioxide, fijnstof en stikstof en dragen daarmee
indirect ook bij aan de klimaatproblemen, verminderde volksgezondheid en aan
verlies aan biodiversiteit. Maar dat is blijkbaar niet de zorg van de
initiatiefnemer, mestverwerkingscoöperatie Mestac. En zo op zichzelf gericht
stelt de gangbare landbouw zich wel vaker op.
Echt resthout
en dan vooral snoeiafval, kan veel beter wordt gebruikt om te versnipperen, ter
plaatse weer uit te strooien of te composteren en daarna in te zetten als
bodemverbeteraar. Heel veel landbouwbodems zijn namelijk door het intensieve
gebruik arm aan organische stof. Het zou de bodemkwaliteit verbeteren en het
opslaan van CO2 in de bodem is een goede klimaatmaatregel.
Maar echt
kriegelig word ik van de opmerking van de manager Bas van den Bergh van Mestac:
“We bevorderen de kringlooplandbouw…” Dat lijkt toch wel erg misleidend. De
huidige intensieve veehouderij staat mijlenver van de kringlooplandbouw af. Het
grootschalig in Nederland produceren van vlees kan alleen als er heel veel
veevoer wordt geïmporteerd. De soja uit Brazilië staat daarbij ook ter
discussie vanwege zijn milieuonvriendelijke productie en het ook hiervoor
kappen van het tropisch regenwoud in het Amazonegebied. De verwerking van de
mest tot korrels voor de export brengt een in Nederland gesloten kringloop ook
niet dichterbij. En om de fabriek rendabel te krijgen zal de behoefte aan mest
groot zijn, wat ook geen stimulans is om de intensieve veehouderij te
verkleinen.
Dan heb ik
de grootschalige fraude met de verwerking van mest in Nederland nog niet
genoemd, maar die wordt niet met Mestac in verband gebracht.
En tot slot:
€ 16,8 miljoen subsidie voor dit project is toch wel erg veel geld. Geld dat
ongetwijfeld een hoger maatschappelijk rendement kan hebben. Het ministerie van
EZ heeft wellicht wel genoeg geld maar onvoldoende visie om het adequaat uit te
geven?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten