Lid
commissie Cultuur bekijkt ‘ingelijste verf’.
Ik moet me
nog inwerken in het werkveld van de Statencommissie Cultuur, Welzijn en
Leefbaarheid. Vandaar dat ik deze zomer een vierdaagse culturele reis heb
gemaakt naar Londen. Een zeer leerzame stedentrip.
Het hoofddoel was het bestuderen van de Britse biercultuur die zich momenteel sterk
moderniseert. We (mijn twee broers en ik) zijn daarvoor twee avonden naar het
Great British Beer Festival geweest. Ons leek ’s avonds beter, omdat een bezoek
’s middags wellicht ertoe zou kunnen leiden dat we daarna maar een zeer beperkt
avondprogramma zouden hebben.
En zodoende
was er ook door de dag nog voldoende tijd voor andere kunst en cultuur. We
hebben onder andere een wereldcultuurerfgoed (Greenwich), vier musea en een
tentoonstelling bezocht. De tentoonstelling was van vehikels die zijn gebruikt
bij achtervolgingen in James Bondfilms. Met achter de auto, helikopter, motor,
ski’s en van alles dat op het water drijft, de betreffende filmfragmenten.
Gewoon heel erg leuk en ook nogal wat nostalgie.
De musea
waren the National Gallery aan Trafalgar Square, the National Maritime Museum
met het ernaast gelegen Queens House in Greenwich en the Imperial War Museum
(zonder de imperialistische oorlogen, maar wel met veel WO1 en WO2).
De musea
waren stuk voor stuk zeer indrukwekkend. Prachtig was de National Gallery.
Onvoorstelbaar groot. De ene zaal meesterwerken na de andere. Je raakt er
gewoon de weg kwijt. Nu moet ik bekennen dat we nogal met verschillende snelheden
een museum bezoeken. Ik hoor bij de langzame categorie om dat ik het liefst
alle bordjes wil lezen en filmpjes wil zien. Mijn jongste broer loopt wat
sneller langs al die ‘ingelijste verf’.
Hieronder
een niet geheel aselecte één promille selectie: zelfportretten van de 34- en de
63 jarige Rembrandt van Rijn (1606-1669):
en een Johannes Vermeer, ± 1670: jonge vrouw aan het virginaal (een soort klavecimbel en dat is weer een ouderwetse piano).
Dat hing
daar zomaar en daar loop je dan ook zomaar binnen. Want deze musea zijn gratis
toegankelijk! (Behalve dan de bijzondere tentoonstellingen.) Gratis toegang is
toch wel een mooie aanbeveling. Het was er druk. Ze zijn doordat ze gratis zijn
zonder drempel voor iedereen toegankelijk. Echt openbaar kunstbezit. Daarmee
bezitten ze grote aantrekkingskracht. Hiermee laat ook de stad Londen als
geheel een positieve indruk achter. Het zijn behalve in ons geval the Queens
House ook allemaal grote musea waarin je vele uren kan rondlopen. Als een
museum gratis is, dan kom je er ook graag nog eens (voor een uurtje) terug.
Zou dat ook
voor Limburg wat zijn: gratis Limburgse musea? We kennen natuurlijk het
museumweekeinde, waarin musea stellig veel meer bezoekers hebben dan een
normaal weekeinde. En de museumjaarkaart
waarmee frequente museumbezoekers afhankelijk van het aantal bezoeken per jaar
meer of minder korting hebben. Maar veel meer mensen zouden wellicht vaker een
museum bezoeken als de (hoge) toegangsprijs geen ontoegankelijke burcht van het
museum zou maken?
Zou het
hoofddoel van veel musea, namelijk het hebben van veel bezoekers, niet veel
makkelijker worden bereikt? En wat is dat de samenleving waard? Wat zou dat
kosten? Maar ook opbrengen, want meestal laat de museumbezoeker in de stad toch
wel wat geld achter.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten