Meten met twee maten.
Inmiddels zijn 10 leden van de 24 leden tellende PVV-fractie in opspraak geraakt, tenminste als we Dion Graus en Hero Brinkman uit de vorige periode meetellen. Daarbij zijn bij Brinkman nieuwe misdragingen bekend geworden. En ook Geert Wilders behoort tot deze 10 omdat hij zich tenslotte voor de rechtbank moet verantwoorden voor zijn discriminatie. Richard de Mos (toch geen schoolhoofd), James Sharpe, Eric Lucassen en Marcial Hernandez zijn daar (vrij) recent bijgekomen. En er zijn er nog 3 die een strafblad hebben: Jhim van Bemmel, Joram van Klaveren en Raymond de Roon.
James Sharpe is kort na het bekend worden van zijn veroordelingen voor telecomfraude uit de kamer gestapt. Hij wilde zijn gezin beschermen tegen verdere beschuldigingen van agressief gedrag (waarbij hij verwachtte dat zijn exen nog wel een boekje open zouden doen). De reden is wat flauw, omdat hij niet erbij zegt wat de aanleiding en redenen zijn waarom zijn gezin beschermd zou moeten worden. Hij is de enige tot nu toe de enig juiste beslissing heeft genomen die bij dit gedrag past: opstappen. Tweede Kamerleden hebben tenslotte een voorbeeldfunctie.
Tegen PVV-er Marcial Hernandez is aangifte gedaan wegens een kopstoot. Die zaak is begin december geschikt met een 'boete' van € 500. Het openbaar ministerie vindt dat er op basis van getuigenverklaringen en camerabeelden, voldoende bewijs is voor schuld. Maar Hernandez accepteert de schikking zonder schuld te bekennen. Daarmee komt hij naar mijn mening wel erg gemakkelijk weg. Want wat is € 500 op het salaris van een kamerlid? Daarvoor koopt hij een veroordeling af en dus leiden zijn misdragingen ook niet tot een afscheid van de politiek. Hernandez had overigens al een verkeersboete van € 350 voor te hard rijden op zak. Ik vind dat het openbaar ministerie geen schikking had moeten aanbieden.
Jhim van Bemmel is vanwege onbehoorlijk bestuur en onrechtmatig handelen (fraude) bij een faillissement betrokken plus het vervalsen van vrachtbrieven (valsheid in geschrifte). Over die valsheid in geschrifte zegt van Bemmel: „Het was een vrij lichte overtreding en ik heb mijn boete betaald”. Nogal luchtige reactie. Voor een overtreding krijgt men geen strafblad, voor een misdrijf wel.
Daarnaast zijn liegen en fraude geen vertrouwenwekkende eigenschappen voor een politicus.
Twee kamerleden hebben van Geert Wilders inmiddels een kleinere portefeuille of een spreekverbod gekregen: Eric Lucassen en Jhim van Bemmel. Zo krijgt de vrijheid van meningsuiting toch wel een bijzondere bijbetekenis voor deze PVV-ers. Maar wellicht treuriger is dat het spreekverbod waarschijnlijk vooral gericht is op lijfsbehoud van en het voorkomen van verder gezichtsverlies voor de PVV en Geert Wilders zelf. Hij wil rust in de tent. En minder media-aandacht. Maar hij is niet in staat om de problemen bij de bron aan te pakken. Er mag geen van die boefjes buiten de 76 vallen. En dus steunt ons kabinet met zijn flinke maatregelen op het gebied van justitie en verkeer op een meerderheid die het met de uitvoering zelf niet zo nauw nemen. Je zou je kunnen afvragen of ze wel mogen meestemmen bij bepaalde justitiële onderwerpen, omdat de schijn van belangenverstrengeling niet kan worden vermeden, als je aan de andere kant in aanraking bent geweest met justitie?
Meerdere PVV-ers hebben zich misdragen, enkele zelfs meerdere malen. Dus eigenlijk zouden er meer moeten opstappen. Maar Geert Wilders meet ook hier met twee maten. Waar hij anderen zwaar veroordeeld (motie van wantrouwen voor twee paspoorten, en het neersabelen van Wijnand Duijvendak), daar houdt hij zijn fractiegenoten de hand boven het hoofd.
Eigenlijk is het niet verwonderlijk dat Wilders met twee maten meet. Het is mee de basis van zijn politiek. Hij maakt onderscheid, daar waar alle mensen gelijk zouden moeten worden behandeld (artikel 1 van de Grondwet).
De vergelijking die het POW nieuws (soms toch minder partijdig dan verwacht) in andere bewoordingen maakte, is weliswaar wat flauw maar naar de laatste stand van zaken geactualiseerd: de fractie van de PVV gaat met inmiddels dik 40 % toch wel fors vaker in de fout dan de Marokkaanse jongeren (14 %) waar ze zo tegen tekeer gaan.
Deze perikelen bewijzen ook dat het onmogelijk is dat één persoon een politieke partij kan leiden. En zeker zo’n extreme club die allerlei pluimage aantrekt en daarmee blijkbaar ook een groot aantal politieke gelukzoekers. En nu hoeven sommige van die figuren hun mond niet meer open te doen en verdienen hun vorstelijke salaris met alleen maar op tijd de hand op te steken.
En hoe moet dat met de werving van PVV-ers voor de verkiezingen van Provinciale Staten? Als er al bij de 24 kamerleden zoveel onverlaten zitten. Dat was toch de 'goed gescreende' binnenste kenniscirkel van Wilders, zijn politieke talenten en vertrouwelingn? Wat voor pluimage mogen we verwachten als kandidaten voor PS in twaalf provincies? En als er daar veel van gekozen worden, hoe blijft dat één fractie met een gelijkluidend politiek streven, zonder hun regisseur?
Het lijkt erop dat de kiezers van Wilders deze politieke bende niet zo erg vinden. Althans in het begin van deze controverses (half november). De kiezers lijken toch wel meer het wangedrag van de PVV-ers te accepteren, dan dat van andere mensen / politici. Ook de kiezers van de PVV meten met twee maten?
Een peiling van een week later liet (gelukkig) toch wel een ander beeld zien. Van de virtuele 31 zetels was de PVV er 6 kwijtgeraakt. Dat is toch wel bijna 20 %. Dat is er nog een meer dan er nu PVV-ers in de kamer zitten. Maar er is toch wel een kentering. Maar na een kleine maand is het aantal zetel nog steeds een of twee boven zijn huidige 24. Ik moet, denk ik, me voorlopig nog geen illusies maken over een beter politiek inzicht en stemgedrag van te veel mensen.
zaterdag 27 november 2010
donderdag 25 november 2010
Ten Esschen – Heerlen, 21 november 2010
Aan de heer Gerrit van Vegchel,
Voorzitter van de Stadsregio Parkstad Limburg
Per e-mail: info@parkstad-limburg.nl
Betreft: open brief n.a.v. krantenberichten op 19 november 2010.
Geachte heer van Vegchel,
Graag wil ik reageren op enkele aspecten die u aandraagt in het interview dat gepubliceerd is in de regionale dagbladen Dagblad De Limburger en het Limburgs Dagblad op 19 november jl. U gaat hierbij in op de noodzakelijke herstructurering van het woningbestand in Parkstad Limburg als gevolg van de vergrijzing en de krimp van onze bevolking. In grote lijnen ben ik het eens met uw analyse. Ook met uw constatering dat de start van de ‘herstructurering’ 10 jaar te laat is. Maar u zult wellicht uit ervaring weten dat de woningbouwmarkt niet vlot te veranderen is, mede gezien de wens van marktpartijen om winstgevend te bouwen plus de al ingenomen grondposities en planologische toezeggingen voor projectontwikkeling. Maar ook willen bestuurders pas vrij recent erkennen dat de groei in hun gemeente eruit is en dat dus ook het beleid om moet.
U richt zich echter naar mijn mening bij de uitvoering van deze herstructurering wat te eenzijdig op de woningbouwcorporaties. Voor de grootste groep eigenaren, het particuliere woningbezit, heeft u weinig te bieden: “In de particuliere sector denkt hij huiseigenaren wier woningen gesloopt moeten worden, niet tegemoet te kunnen komen. Behalve dan door in individuele gevallen de verhuiswagen voor ze te betalen. Verder is het eigenlijk een vorm van domme pech, te vergelijken met het verkeerd beleggen van je erfenis. Al moeten we daar zorgvuldig mee omgaan”. Deze redenering vind ik te kort door de bocht al lijkt dat laatste zinnetje een opening te bieden naar wat meer dan ‘de verhuiswagen betalen’. En dat zou de overheid ook sieren.
U wil namelijk voor het verkleinen van de woningmarkt een veel te grote verantwoordelijkheid leggen bij de individuele burgers. Daarvoor is het risico voor de meeste individuele burgers veel te groot. De meeste huizen zijn gekocht met een hypothecaire lening. Bij verkoop enkele tienduizenden euro’s minder voor je huis beuren is voor de meeste woningeigenaren al een zeer ernstige strop. Het zonder compensatie slopen van je eigen woning zal menig huiseigenaar naar het faillissement drijven. Maar de overheid heeft ook een verantwoordelijkheid om zij jarenlang het particuliere woningbezit in onze streek heeft gestimuleerd, zodanig dat momenteel 60 % particulier eigendom is. Daar past geen koude sanering bij.
Dat is niet alleen voor de huidige woningbezitters een afschrikwekkend vooruitzicht. De woningcirculatie en de gewenste doorstroming zullen fors afnemen. Maar ook voor nieuwkomers wordt het kopen van een woning in onze omgeving een financieel hachelijke zaak. Dat is geen lokkend perspectief voor al die (hoog opgeleide) mensen die gewenst zijn in onze streek om de economie van nieuwe arbeidskrachten en elan te voorzien. Een nog sterkere negatieve spiraal is zeker niet ondenkbaar.
Ik wil in dit verband verwijzen naar de onlangs gepubliceerde retailvisie Parkstad Limburg. In krantenberichten op 15 oktober stelde Parkstad Limburg ambtenaar Kees Werkhoven dat er rond de 100.000 m² winkelvloeroppervlak uit de markt moet worden genomen. Daarbij suggereerde hij een fonds op te richten om de (kleinere) ondernemers te compenseren. Voor veel van deze ondernemers is hun winkelpand namelijk ook hun pensioenvoorziening. Daarbij heeft het bedrijfsleven, gesteund door de in ruimtelijke ordening soms zeer discutabel opererende overheden, de laatste tientallen jaren (en nu nog steeds!) willens en wetens gestreefd naar vergroting van het winkelvloeroppervlak met nu al forse leegstand tot gevolg. Hier is sprake van veel kapitaalkrachtige ondernemingen die de markt hebben verstoord. En hier voelt de overheid zich blijkbaar wel verantwoordelijkheid om de sanering mee te financieren? Heeft het bedrijfsleven bij u ook een streepje voor boven de meer dan 130.000 burgers van Parkstad Limburg die een eigen woning bezitten? Want u beseft, neem ik aan, dat heel veel particuliere woningeigenaren een tenminste vergelijkbaar risico lopen, waarbij ‘pensioenvoorziening’ kan worden vervangen door een grote ‘immateriële’ schuldenlast.
Omdat de woningmarkt in Parkstad Limburg door de krimp in een zeer ruime jas komt te zitten, ligt er naar mijn mening ook een grote verantwoordelijkheid voor de overheid om het de particuliere woningmarkt te ondersteunen. Dit wordt ook al deels erkend in het onlangs vastgestelde Regioprogramma ‘Naar een duurzaam vitale regio’: “Particuliere woningen worden moeilijker verkoopbaar en de waarde van huizen zal dalen”. Het regioprogramma bevat een voorstel om een experiment voor de ‘Aanpak problematiek particulier bezit’ uit te voeren.
Ik verzoek u om in dat experiment ook de mogelijkheden te onderzoeken voor een vangnet voor de particuliere woningmarkt. Ik denk daarbij aan een opkoopregeling voor moeilijk verkoopbare woningen. Bijvoorbeeld via een fonds worden woningen die al een jaar te koop staan, opgekocht voor 90 % van de (al dalende) WOZ-waarde. De ‘goede’ woningen worden doorverkocht aan de corporaties die ze trachten te verhuren. Zij kunnen dan minder goede huurwoningen slopen. De ‘slechte’ opgekochte koopwoningen worden gesloopt en dus definitief uit de markt gehaald. Dit verbetert weer de marktwaarde van de overige woningen en het klimaat op de woningmarkt.
Ik besef dat ik hier om een forse uitbreiding vraag van de herstructureringsopgave voor Parkstad Limburg. Een uitbreiding die ook de al benodigde € 1,3 miljard zal overstijgen, al weet ik bij lange na niet met hoeveel. Maar gezien de ernst van deze zaak, waarvan de eerste aankondigingen nu al zichtbaar zijn, is hier een zware overheidsinspanning gerechtvaardigd.
Ik hoop dat u ontvankelijk bent voor mijn verzoek. Daarbij wens u veel succes met uw werkzaamheden.
In afwachting van uw reactie,
groet ik u vriendelijk,
H.J. Winteraeken
o.a. voormalig lid van de Parkstad Limburgraad.
Ps.: deze open brief is op 25 november nagenoeg geheel gepubliceerd als opiniebijdrage in de edities Parkstad van de regionale kranten Dagblad De Limburger en het Limburgs Dagblad.
Aan de heer Gerrit van Vegchel,
Voorzitter van de Stadsregio Parkstad Limburg
Per e-mail: info@parkstad-limburg.nl
Betreft: open brief n.a.v. krantenberichten op 19 november 2010.
Geachte heer van Vegchel,
Graag wil ik reageren op enkele aspecten die u aandraagt in het interview dat gepubliceerd is in de regionale dagbladen Dagblad De Limburger en het Limburgs Dagblad op 19 november jl. U gaat hierbij in op de noodzakelijke herstructurering van het woningbestand in Parkstad Limburg als gevolg van de vergrijzing en de krimp van onze bevolking. In grote lijnen ben ik het eens met uw analyse. Ook met uw constatering dat de start van de ‘herstructurering’ 10 jaar te laat is. Maar u zult wellicht uit ervaring weten dat de woningbouwmarkt niet vlot te veranderen is, mede gezien de wens van marktpartijen om winstgevend te bouwen plus de al ingenomen grondposities en planologische toezeggingen voor projectontwikkeling. Maar ook willen bestuurders pas vrij recent erkennen dat de groei in hun gemeente eruit is en dat dus ook het beleid om moet.
U richt zich echter naar mijn mening bij de uitvoering van deze herstructurering wat te eenzijdig op de woningbouwcorporaties. Voor de grootste groep eigenaren, het particuliere woningbezit, heeft u weinig te bieden: “In de particuliere sector denkt hij huiseigenaren wier woningen gesloopt moeten worden, niet tegemoet te kunnen komen. Behalve dan door in individuele gevallen de verhuiswagen voor ze te betalen. Verder is het eigenlijk een vorm van domme pech, te vergelijken met het verkeerd beleggen van je erfenis. Al moeten we daar zorgvuldig mee omgaan”. Deze redenering vind ik te kort door de bocht al lijkt dat laatste zinnetje een opening te bieden naar wat meer dan ‘de verhuiswagen betalen’. En dat zou de overheid ook sieren.
U wil namelijk voor het verkleinen van de woningmarkt een veel te grote verantwoordelijkheid leggen bij de individuele burgers. Daarvoor is het risico voor de meeste individuele burgers veel te groot. De meeste huizen zijn gekocht met een hypothecaire lening. Bij verkoop enkele tienduizenden euro’s minder voor je huis beuren is voor de meeste woningeigenaren al een zeer ernstige strop. Het zonder compensatie slopen van je eigen woning zal menig huiseigenaar naar het faillissement drijven. Maar de overheid heeft ook een verantwoordelijkheid om zij jarenlang het particuliere woningbezit in onze streek heeft gestimuleerd, zodanig dat momenteel 60 % particulier eigendom is. Daar past geen koude sanering bij.
Dat is niet alleen voor de huidige woningbezitters een afschrikwekkend vooruitzicht. De woningcirculatie en de gewenste doorstroming zullen fors afnemen. Maar ook voor nieuwkomers wordt het kopen van een woning in onze omgeving een financieel hachelijke zaak. Dat is geen lokkend perspectief voor al die (hoog opgeleide) mensen die gewenst zijn in onze streek om de economie van nieuwe arbeidskrachten en elan te voorzien. Een nog sterkere negatieve spiraal is zeker niet ondenkbaar.
Ik wil in dit verband verwijzen naar de onlangs gepubliceerde retailvisie Parkstad Limburg. In krantenberichten op 15 oktober stelde Parkstad Limburg ambtenaar Kees Werkhoven dat er rond de 100.000 m² winkelvloeroppervlak uit de markt moet worden genomen. Daarbij suggereerde hij een fonds op te richten om de (kleinere) ondernemers te compenseren. Voor veel van deze ondernemers is hun winkelpand namelijk ook hun pensioenvoorziening. Daarbij heeft het bedrijfsleven, gesteund door de in ruimtelijke ordening soms zeer discutabel opererende overheden, de laatste tientallen jaren (en nu nog steeds!) willens en wetens gestreefd naar vergroting van het winkelvloeroppervlak met nu al forse leegstand tot gevolg. Hier is sprake van veel kapitaalkrachtige ondernemingen die de markt hebben verstoord. En hier voelt de overheid zich blijkbaar wel verantwoordelijkheid om de sanering mee te financieren? Heeft het bedrijfsleven bij u ook een streepje voor boven de meer dan 130.000 burgers van Parkstad Limburg die een eigen woning bezitten? Want u beseft, neem ik aan, dat heel veel particuliere woningeigenaren een tenminste vergelijkbaar risico lopen, waarbij ‘pensioenvoorziening’ kan worden vervangen door een grote ‘immateriële’ schuldenlast.
Omdat de woningmarkt in Parkstad Limburg door de krimp in een zeer ruime jas komt te zitten, ligt er naar mijn mening ook een grote verantwoordelijkheid voor de overheid om het de particuliere woningmarkt te ondersteunen. Dit wordt ook al deels erkend in het onlangs vastgestelde Regioprogramma ‘Naar een duurzaam vitale regio’: “Particuliere woningen worden moeilijker verkoopbaar en de waarde van huizen zal dalen”. Het regioprogramma bevat een voorstel om een experiment voor de ‘Aanpak problematiek particulier bezit’ uit te voeren.
Ik verzoek u om in dat experiment ook de mogelijkheden te onderzoeken voor een vangnet voor de particuliere woningmarkt. Ik denk daarbij aan een opkoopregeling voor moeilijk verkoopbare woningen. Bijvoorbeeld via een fonds worden woningen die al een jaar te koop staan, opgekocht voor 90 % van de (al dalende) WOZ-waarde. De ‘goede’ woningen worden doorverkocht aan de corporaties die ze trachten te verhuren. Zij kunnen dan minder goede huurwoningen slopen. De ‘slechte’ opgekochte koopwoningen worden gesloopt en dus definitief uit de markt gehaald. Dit verbetert weer de marktwaarde van de overige woningen en het klimaat op de woningmarkt.
Ik besef dat ik hier om een forse uitbreiding vraag van de herstructureringsopgave voor Parkstad Limburg. Een uitbreiding die ook de al benodigde € 1,3 miljard zal overstijgen, al weet ik bij lange na niet met hoeveel. Maar gezien de ernst van deze zaak, waarvan de eerste aankondigingen nu al zichtbaar zijn, is hier een zware overheidsinspanning gerechtvaardigd.
Ik hoop dat u ontvankelijk bent voor mijn verzoek. Daarbij wens u veel succes met uw werkzaamheden.
In afwachting van uw reactie,
groet ik u vriendelijk,
H.J. Winteraeken
o.a. voormalig lid van de Parkstad Limburgraad.
Ps.: deze open brief is op 25 november nagenoeg geheel gepubliceerd als opiniebijdrage in de edities Parkstad van de regionale kranten Dagblad De Limburger en het Limburgs Dagblad.
Abonneren op:
Posts (Atom)