Onlangs constateerde ik dat Veolia sinds kort in Limburg ook met andere bussen rijdt dan de vertrouwde roodwitte bussen met het wapen van de Provincie Limburg. Deze bussen hebben een blauwe band en lijken van een ander vervoersdistrict afkomstig te zijn. Daarbij zijn deze bussen waarschijnlijk ook ouder. En belangrijker: veroorzaken deze bussen ook meer luchtvervuiling?
De fractie GroenLinks in Provinciale Staten van Limburg heeft daarom enkele vragen gesteld aan het College van Gedeputeerde Staten
Hoeveel ‘blauwwitte’ bussen rijden er nu in Limburg? En met welke intensiteit?
Rijden deze blauwwitte bussen op diesel? Zo ja, zijn de bussen ook voorzien van een adequaat functionerende roetfilter? Zo nee, op welke brandstof rijden deze bussen? Voldoen de bussen aan de Euro5 norm (de emissienorm voor voertuigen die in de Europese Unie in oktober 2009 van kracht zal worden) ?
Wat is de gemiddelde uitstoot van deze bussen en wat is het effect van deze bussen op de luchtkwaliteit, dit in vergelijking met de ‘roodwitte’ Limburgse bussen?
Indien dit hoger is, is dit strijdig met de verwachtingen die Veolia heeft gewekt bij de aanbesteding of is dit anderszins strijdig met de aanbestedingsvoorwaarden?
Indien de uitstoot van deze bussen hoger is, zijn Gedeputeerde Staten ter bescherming van de luchtkwaliteit in Limburg voornemens om hier actie te ondernemen?
De vragen zijn gesteld door fractievoorzitter Margriet van Tulder. Het zal waarschijnlijk tot oktober duren eer er antwoord komt.
zaterdag 22 augustus 2009
In beroep tegen sanctie parkeren in groenstrook
In beroep bij de kantonrechter tegen boete voor parkeren in de groenstrook.
In april berichtte ik dat ik een sanctie opgelegd heb gekregen voor het parkeren van mijn auto op de P&R van Stein (zie mijn stukje € 60 boete voor twee wielen in het gras). Op 13 juli heeft de Officier van Justitie over mijn beroep beslist en de boete gehandhaafd. Omdat ik het niet eens ben met deze beslissing, heb ik hier onlangs schriftelijk beroep tegen ingesteld.
Ik wist niet welke regel ik overtreden heb. In de beslissing van de officier licht hij toe dat ik niet tegen een verkeersregel gezondigd heb, maar tegen een regel in de Algemene plaatselijke verordening van de gemeente Stein.
Nu wordt van iedere Nederlander verwacht dat hij de wet kent, maar om op deze wijze kennis te maken met de Algemene plaatselijke verordening van de gemeente Stein (die naar alle waarschijnlijkheid zal zijn gepubliceerd een in plaatselijk huis-aan-huisblad), is naar mijn mening niet redelijk. Gezien de aard van mijn gedraging was het mijns inziens meer gepast geweest dat de verbalisant een kleine notitie had achtergelaten. Deze waarschuwing had zeker hetzelfde effect gehad, namelijk dat ik mijn auto in het vervolg daar niet meer met twee wielen in het gras parkeer. In relatie tot mijn gedraging acht ik de betreffende sanctie van € 60 buitenproportioneel.
De officier van justitie heeft mijn beroepsschrift kennelijk ongegrond verklaard (‘kennelijk’ in de betekenis van duidelijk, onmiskenbaar of blijkbaar?). Dit is niet nader onderbouwd. Dit is naar mijn mening niet correct en ook weerlegbaar. Ik ben ook teleurgesteld in de beslissing van de officier omdat hij behalve de omschrijving van mijn gedraging en de betreffende bepaling in de APV van Stein, niet ingaat op mijn in het beroepsschrift aangedragen argumenten. Ik concludeer hieruit dat de officier niet ontvankelijk is voor deze argumenten en dat hij alleen het doel heeft om de opgelegde sanctie te innen. Ik werd ook niet uitgenodigd om mijn argumenten toe te lichten om dat het ‘kennelijk’ al duidelijk was.
In mijn beroepsschrift heb ik aangegeven dat het discutabel is of het betreffende gras wel behoort tot een zogenaamde groenstrook in de geest van een plantsoen. Naar mijn mening behoort het gras tot de berm, mede gezien de daarnaast nog aanwezige zaksloot. Bermen behoren tot de weg en worden in artikel 10 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet uitgesloten van parkeren.
In dit verband biedt de aanwezigheid van een trottoirband ook onvoldoende duidelijkheid. De op deze parkeerplaats aanwezige trottoirbanden hebben in tegenstelling tot traditionele trottoirbanden een schuine rand. Deze vormgeving lijkt uit te nodigen tot oprijden.
Het is wellicht wat flauw om te stellen (ik vind de sanctie ook bijzonder flauw), maar de auto staat slechts met twee wielen in het gras. Daarmee voldoet driekwart van de auto niet aan de gedraging waarvoor de sanctie is opgelegd. Driekwart van de auto staat niet op de groenstrook, maar op de parkeerplaats. Dit had mogen meewegen bij het opleggen van de sanctie plus de beslissing van de officier op mijn beroepsschrift. Als de officier de beschikking niet wilde vernietigen dan was een sanctie van ¼ van € 60 zijnde € 15 billijker geweest.
In mijn eerdere beroepsschrift heb ik nog een aantal opmerkingen gemaakt die ik hier niet zal herhalen, maar die ik wel relevant vind in hun maatschappelijke context en de prioriteitstelling van de politie. Alleen mijn constatering dat er geen gele briefjes achter de ruitenwissers zaten van de auto’s die geparkeerd stonden op het fiets/bromfietspad (waaruit ik concludeer dat hier geen bekeuringen waren uitgedeeld) herhaal ik. Nu kan hier sprake zijn van toeval, maar ik acht deze overtreding vele malen ernstiger.
Samengevat is deze sanctie is ten opzichte van het geconstateerde gedraging niet redelijk en onzorgvuldig opgelegd. Daarbij hoop ik dat de kantonrechter meer begrip heeft voor mijn argumenten. Ik verzocht hem/haar dan ook om mijn beroep gegrond te verklaren en de beslissing van de officier van justitie te vernietigen.
In april berichtte ik dat ik een sanctie opgelegd heb gekregen voor het parkeren van mijn auto op de P&R van Stein (zie mijn stukje € 60 boete voor twee wielen in het gras). Op 13 juli heeft de Officier van Justitie over mijn beroep beslist en de boete gehandhaafd. Omdat ik het niet eens ben met deze beslissing, heb ik hier onlangs schriftelijk beroep tegen ingesteld.
Ik wist niet welke regel ik overtreden heb. In de beslissing van de officier licht hij toe dat ik niet tegen een verkeersregel gezondigd heb, maar tegen een regel in de Algemene plaatselijke verordening van de gemeente Stein.
Nu wordt van iedere Nederlander verwacht dat hij de wet kent, maar om op deze wijze kennis te maken met de Algemene plaatselijke verordening van de gemeente Stein (die naar alle waarschijnlijkheid zal zijn gepubliceerd een in plaatselijk huis-aan-huisblad), is naar mijn mening niet redelijk. Gezien de aard van mijn gedraging was het mijns inziens meer gepast geweest dat de verbalisant een kleine notitie had achtergelaten. Deze waarschuwing had zeker hetzelfde effect gehad, namelijk dat ik mijn auto in het vervolg daar niet meer met twee wielen in het gras parkeer. In relatie tot mijn gedraging acht ik de betreffende sanctie van € 60 buitenproportioneel.
De officier van justitie heeft mijn beroepsschrift kennelijk ongegrond verklaard (‘kennelijk’ in de betekenis van duidelijk, onmiskenbaar of blijkbaar?). Dit is niet nader onderbouwd. Dit is naar mijn mening niet correct en ook weerlegbaar. Ik ben ook teleurgesteld in de beslissing van de officier omdat hij behalve de omschrijving van mijn gedraging en de betreffende bepaling in de APV van Stein, niet ingaat op mijn in het beroepsschrift aangedragen argumenten. Ik concludeer hieruit dat de officier niet ontvankelijk is voor deze argumenten en dat hij alleen het doel heeft om de opgelegde sanctie te innen. Ik werd ook niet uitgenodigd om mijn argumenten toe te lichten om dat het ‘kennelijk’ al duidelijk was.
In mijn beroepsschrift heb ik aangegeven dat het discutabel is of het betreffende gras wel behoort tot een zogenaamde groenstrook in de geest van een plantsoen. Naar mijn mening behoort het gras tot de berm, mede gezien de daarnaast nog aanwezige zaksloot. Bermen behoren tot de weg en worden in artikel 10 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet uitgesloten van parkeren.
In dit verband biedt de aanwezigheid van een trottoirband ook onvoldoende duidelijkheid. De op deze parkeerplaats aanwezige trottoirbanden hebben in tegenstelling tot traditionele trottoirbanden een schuine rand. Deze vormgeving lijkt uit te nodigen tot oprijden.
Het is wellicht wat flauw om te stellen (ik vind de sanctie ook bijzonder flauw), maar de auto staat slechts met twee wielen in het gras. Daarmee voldoet driekwart van de auto niet aan de gedraging waarvoor de sanctie is opgelegd. Driekwart van de auto staat niet op de groenstrook, maar op de parkeerplaats. Dit had mogen meewegen bij het opleggen van de sanctie plus de beslissing van de officier op mijn beroepsschrift. Als de officier de beschikking niet wilde vernietigen dan was een sanctie van ¼ van € 60 zijnde € 15 billijker geweest.
In mijn eerdere beroepsschrift heb ik nog een aantal opmerkingen gemaakt die ik hier niet zal herhalen, maar die ik wel relevant vind in hun maatschappelijke context en de prioriteitstelling van de politie. Alleen mijn constatering dat er geen gele briefjes achter de ruitenwissers zaten van de auto’s die geparkeerd stonden op het fiets/bromfietspad (waaruit ik concludeer dat hier geen bekeuringen waren uitgedeeld) herhaal ik. Nu kan hier sprake zijn van toeval, maar ik acht deze overtreding vele malen ernstiger.
Samengevat is deze sanctie is ten opzichte van het geconstateerde gedraging niet redelijk en onzorgvuldig opgelegd. Daarbij hoop ik dat de kantonrechter meer begrip heeft voor mijn argumenten. Ik verzocht hem/haar dan ook om mijn beroep gegrond te verklaren en de beslissing van de officier van justitie te vernietigen.
Abonneren op:
Posts (Atom)