Wassenaar, 21 juni 2009
Zondag was His Excellency dr. Stephen Kalonze Musyoka, Vice President of Kenya and Minister of Home affaires, met zijn gevolg een dagje in Nederland (waarschijnlijk op doorreis). Normaal gaan dat soort bezoeken aan onze aandacht voorbij. Maar deze minister was erg geïnteresseerd in hoe wij het waterbeheer in Nederland hebben geregeld. In Kenia hebben ze ook last van bodemerosie en van overstromende rivieren (in de regentijd). En omdat ons waterschap ook wat met Kenia deed, werd ik gevraagd in een mooie villa in Wassenaar (Kenya Residence) een presentatie te houden.
Eerst had het gezelschap een bezoek gebracht aan de molens van de Kinderdijk en de Maaslandkering in de Nieuwe Waterweg. Omdat het programma (natuurlijk) uitliep en men mij ook weer niet te lang wilde laten wachten (ik had nog een terugreis van bijna 3 uur voor de boeg), is men onder begeleiding van 4 motoragenten naar Wassenaar gekomen.
De presentatie verliep vlotjes: “I’m honoured and pleased to inform you etc. …”, ik kreeg de aandacht die ik verdiende en ook nog wat geïnteresseerde vragen.
Daarna werd ik netjes naar Station Den Haag Centraal gereden in de toch wel hele dikke Mercedes Benz met CD-kenteken. Men wilde me ook nog op de achterbank laten zitten. Ook het motorescorte heb ik beleefd geweigerd. Terug in Heerlen kreeg ik mijn fiets uit de onbemenste maar wel bewaakte fietsenstalling pas mee nadat de meneer achter de intercom mijn chipknip weer activeerde.
Harrie Wi.
Mr. Musyoka zit links in de fauteuil.
Het overige gezelschap.
zondag 28 juni 2009
Gard Simons trekt verkeerde conclusies milieuproblemen
Grote milieuproblemen verdienen blijvend de aandacht.
Het is altijd moeilijk om te reageren op een columnist, maar wellicht mag ik de bijdrage van Gard Simons in het Limburgs Dagblad en Dagblad De Limburger van zaterdag 20 juni jl. met titel “Groencomplot ontmaskerd” beschouwen als een opiniestuk dat ten hoogste een beetje provocerend bedoeld is.
Gard Simons biedt een beeld van de milieubeweging en de milieuproblemen dat zeer ongenuanceerd is. Hij bedient zich van een aantal populaire technieken die een discussie bijzonder bemoeilijken. Een daarvan is zaken extremer voor te stellen dan ze zijn en als het ware tweedracht te zaaien. Simons dekt zich bij voorbaat in tegen kritiek door de gehele milieubeweging op één hoop te gooien en te stigmatiseren: “Ze profileren zich als Redders van de Planeet en iedereen die beargumenteerde vraagtekens zet bij die goddelijke status wordt uitgemaakt voor vies en voos”. Maar zijn bijdrage is vooral te karakteriseren als ‘de pot verwijt de ketel dat ie zwart ziet’. Daarenboven generaliseert hij te veel op basis van stellingen die betrekking hebben op ‘sommige Groenen’, ‘soms worden’, ‘verschillende’. Zijn standpunten hebben daarmee geen betrekking op het overgrote deel, noch zijn anderszins toegelicht, onderbouwd of gekwantificeerd. Gard maakt zich spreekbuis van ‘het publiek’ of ‘de meeste mensen’ en enig populisme kan ‘m daarbij niet ontzegd worden.
De algemene vraag is echter wat Gard Simons wilde bereiken met zijn schrijfsel. Had hij als een soort zelfbevrediging de behoefte om de degenen die zich zorgen maken over milieu en klimaatverandering eens lekker door het slijk te halen? Wil hij de milieuproblemen liever ontkennen? Heeft hij andere oplossingen? Of moeten we zijn verhaal niet zo serieus nemen en toch volop milieuproblemen proberen te bestrijden?
Naar de inhoud: kenmerkend bij veel grote en langdurige problemen (en dus ook bij milieuproblemen) is dat er bij veel mensen een ontkenningsfase en een weerstandsfase ontstaan. Gard Simons noemt het ‘milieumoeheid’. Dat dit voorkomt is niets nieuws, vooral als aan mensen gevraagd wordt hun gedrag te veranderen. Daarbij is het (collectieve) geheugen vaak kort en selectief, zeker als men er zelf niet dagelijks mee wordt geconfronteerd.
Echter, is ontkenning voldoende oplossing voor het probleem? Bij de voorbeelden die hij aanhaalt, is in ieder geval nog veel te verbeteren. “Lucht- en waterkwaliteit zijn niet meer zo goed geweest sinds het begin van de industriële revolutie”. De waterkwaliteit in onze beken en rivieren is zeker verbeterd, zeker als je als referentie het waswater van de mijnen neemt, of het met bestrijdingsmiddelen en fosfaten bezoedelde water van de 70er jaren van de vorige eeuw. Maar kwalitatief goed water is anders. Ik zou het nu niet drinken. Ook tegenwoordig komen er vaak chemische stoffen en bijvoorbeeld nitraat in voor in concentraties die er niet in thuishoren. Wat ecologisch gezond water is, hebben we vastgelegd in normen. En geloof me, bij het vaststellen van die normen zijn het niet de vervuilers geweest die hier voorop hebben gelopen.
Voor lucht geldt hetzelfde. In drukke straten kan je als fietser of voetganger tijdens de spits maar beter wegblijven. Het is ongezonde lucht, die niet voldoet aan de daaraan gestelde normen. Natuurlijk is de uitstoot van veel vervuilende stoffen verminderd door betere technieken, en ligt hier een deel van de oplossing. Maar dat “de eigen negatieve gevolgen allengs zijn geneutraliseerd” is niet waar. Denk aan roetfilters, die niet leiden tot een nul – emissie. Denk aan zuinigere auto’s en woningverwarming op gas: er blijft uitstoot. Alleen vertrouwen op verder te verbeteren technieken is niet voldoende. Daarvoor is ook gedragsverandering nodig. En niet alleen luchtvervuiling, maar ook de eindigheid van fossiele brandstoffen en de klimaatverandering zullen dwingen tot een gedragsverandering.
Het is gemakkelijker milieuproblemen aan te pakken in tijden van economische voorspoed. Als er meer middelen beschikbaar zijn, dan verzacht dat de pijn van de maatregel. Maar het is voor je verantwoordelijkheid weglopen als je stelt dat de oplossing van milieumaatregelen afhankelijk is van economische voorspoed. De huidige crisis is mee ontstaan omdat veel mensen niet meer een milieuvervuilende en dure benzine slurpende auto wilden kopen. Milieuproblemen die eerst door gebrek aan technologie zijn ontstaan, worden later door technologische verbeteringen weer verminderd.
Maar Gard Simons heeft ongelijk dat de groeiende en bloeiende economie daar de drijfveer achter is. Degenen die economisch baat hebben bij zo goedkoop mogelijk produceren zullen altijd trachten om niet rendabele kosten af te wentelen op de maatschappij. De drijfveer komt van elders. Bijvoorbeeld van bezorgde burgers die zich hebben verenigd in een milieubeweging en van overheden die het maatschappelijk belang en de gezondheid van burgers ook belangrijk vinden. Als die drijfveer er niet is, gebeurt er zeker te weinig. Als Gard Simons gelijk zou hebben, dan zouden opkomende economieën zoals China, India, Zuid-Amerika enz. allemaal leren van onze fouten en de beste beschikbare milieutechnologieën gebruiken. De praktijk is jammer genoeg anders.
Over het ontkennen van de klimaatverandering heeft Gard Simons al vaker geschreven. Dit is vooral een kwestie van wel of niet aannemelijk vinden. Natuurlijk is voorspellen van de toekomst moeilijk. En natuurlijk kan een geoloog oprecht stellen dat er waarschijnlijk weer een ijstijd zal komen, misschien wel binnen 5.000 jaar. Maar mij hebben de honderden knappe koppen van het IPCC met hun beste weten, kunnen en berekenen, aannemelijk gemaakt dat de komende 50 jaar de temperaturen op onze aarde fors zullen stijgen door het door menselijk handelen versterkte broeikaseffect. Het kan goed zijn dat “verschillende op computerberekeningen gebaseerde stellingen” uit de wereldwijde studies niet waar zijn gebleken, maar daarmee valt niet het gehele wetenschappelijke bouwwerk om. Het is me te gemakkelijk te stellen dat hun onderlinge overeenstemming het gevolg is van het kritiekloos naar één gewenst doel toe napraten. Deze gemiddelde temperatuursstijging wordt inmiddels bevestigd door de actuele klimaat- en weersveranderingen. Deze klimaatverandering zal op veel plaatsen op aarde desastreuze gevolgen krijgen, vooral in ontwikkelingslanden. Ook dat kan nog een poos worden ontkend, maar alsjeblief Gard, zeik de mensen niet zo af die zich hierover bezorgd maken.
Het is altijd goed dat er mensen en wetenschappers zijn die de ontwikkelingen kritisch volgen en er hun kantekeningen bij plaatsen. Maar naar mijn mening is het wantrouwen van Gard Simons te groot en zoekt hij complottheorieën waar deze niet zijn.
Harrie Winteraeken
‘groen politicus’
Het is altijd moeilijk om te reageren op een columnist, maar wellicht mag ik de bijdrage van Gard Simons in het Limburgs Dagblad en Dagblad De Limburger van zaterdag 20 juni jl. met titel “Groencomplot ontmaskerd” beschouwen als een opiniestuk dat ten hoogste een beetje provocerend bedoeld is.
Gard Simons biedt een beeld van de milieubeweging en de milieuproblemen dat zeer ongenuanceerd is. Hij bedient zich van een aantal populaire technieken die een discussie bijzonder bemoeilijken. Een daarvan is zaken extremer voor te stellen dan ze zijn en als het ware tweedracht te zaaien. Simons dekt zich bij voorbaat in tegen kritiek door de gehele milieubeweging op één hoop te gooien en te stigmatiseren: “Ze profileren zich als Redders van de Planeet en iedereen die beargumenteerde vraagtekens zet bij die goddelijke status wordt uitgemaakt voor vies en voos”. Maar zijn bijdrage is vooral te karakteriseren als ‘de pot verwijt de ketel dat ie zwart ziet’. Daarenboven generaliseert hij te veel op basis van stellingen die betrekking hebben op ‘sommige Groenen’, ‘soms worden’, ‘verschillende’. Zijn standpunten hebben daarmee geen betrekking op het overgrote deel, noch zijn anderszins toegelicht, onderbouwd of gekwantificeerd. Gard maakt zich spreekbuis van ‘het publiek’ of ‘de meeste mensen’ en enig populisme kan ‘m daarbij niet ontzegd worden.
De algemene vraag is echter wat Gard Simons wilde bereiken met zijn schrijfsel. Had hij als een soort zelfbevrediging de behoefte om de degenen die zich zorgen maken over milieu en klimaatverandering eens lekker door het slijk te halen? Wil hij de milieuproblemen liever ontkennen? Heeft hij andere oplossingen? Of moeten we zijn verhaal niet zo serieus nemen en toch volop milieuproblemen proberen te bestrijden?
Naar de inhoud: kenmerkend bij veel grote en langdurige problemen (en dus ook bij milieuproblemen) is dat er bij veel mensen een ontkenningsfase en een weerstandsfase ontstaan. Gard Simons noemt het ‘milieumoeheid’. Dat dit voorkomt is niets nieuws, vooral als aan mensen gevraagd wordt hun gedrag te veranderen. Daarbij is het (collectieve) geheugen vaak kort en selectief, zeker als men er zelf niet dagelijks mee wordt geconfronteerd.
Echter, is ontkenning voldoende oplossing voor het probleem? Bij de voorbeelden die hij aanhaalt, is in ieder geval nog veel te verbeteren. “Lucht- en waterkwaliteit zijn niet meer zo goed geweest sinds het begin van de industriële revolutie”. De waterkwaliteit in onze beken en rivieren is zeker verbeterd, zeker als je als referentie het waswater van de mijnen neemt, of het met bestrijdingsmiddelen en fosfaten bezoedelde water van de 70er jaren van de vorige eeuw. Maar kwalitatief goed water is anders. Ik zou het nu niet drinken. Ook tegenwoordig komen er vaak chemische stoffen en bijvoorbeeld nitraat in voor in concentraties die er niet in thuishoren. Wat ecologisch gezond water is, hebben we vastgelegd in normen. En geloof me, bij het vaststellen van die normen zijn het niet de vervuilers geweest die hier voorop hebben gelopen.
Voor lucht geldt hetzelfde. In drukke straten kan je als fietser of voetganger tijdens de spits maar beter wegblijven. Het is ongezonde lucht, die niet voldoet aan de daaraan gestelde normen. Natuurlijk is de uitstoot van veel vervuilende stoffen verminderd door betere technieken, en ligt hier een deel van de oplossing. Maar dat “de eigen negatieve gevolgen allengs zijn geneutraliseerd” is niet waar. Denk aan roetfilters, die niet leiden tot een nul – emissie. Denk aan zuinigere auto’s en woningverwarming op gas: er blijft uitstoot. Alleen vertrouwen op verder te verbeteren technieken is niet voldoende. Daarvoor is ook gedragsverandering nodig. En niet alleen luchtvervuiling, maar ook de eindigheid van fossiele brandstoffen en de klimaatverandering zullen dwingen tot een gedragsverandering.
Het is gemakkelijker milieuproblemen aan te pakken in tijden van economische voorspoed. Als er meer middelen beschikbaar zijn, dan verzacht dat de pijn van de maatregel. Maar het is voor je verantwoordelijkheid weglopen als je stelt dat de oplossing van milieumaatregelen afhankelijk is van economische voorspoed. De huidige crisis is mee ontstaan omdat veel mensen niet meer een milieuvervuilende en dure benzine slurpende auto wilden kopen. Milieuproblemen die eerst door gebrek aan technologie zijn ontstaan, worden later door technologische verbeteringen weer verminderd.
Maar Gard Simons heeft ongelijk dat de groeiende en bloeiende economie daar de drijfveer achter is. Degenen die economisch baat hebben bij zo goedkoop mogelijk produceren zullen altijd trachten om niet rendabele kosten af te wentelen op de maatschappij. De drijfveer komt van elders. Bijvoorbeeld van bezorgde burgers die zich hebben verenigd in een milieubeweging en van overheden die het maatschappelijk belang en de gezondheid van burgers ook belangrijk vinden. Als die drijfveer er niet is, gebeurt er zeker te weinig. Als Gard Simons gelijk zou hebben, dan zouden opkomende economieën zoals China, India, Zuid-Amerika enz. allemaal leren van onze fouten en de beste beschikbare milieutechnologieën gebruiken. De praktijk is jammer genoeg anders.
Over het ontkennen van de klimaatverandering heeft Gard Simons al vaker geschreven. Dit is vooral een kwestie van wel of niet aannemelijk vinden. Natuurlijk is voorspellen van de toekomst moeilijk. En natuurlijk kan een geoloog oprecht stellen dat er waarschijnlijk weer een ijstijd zal komen, misschien wel binnen 5.000 jaar. Maar mij hebben de honderden knappe koppen van het IPCC met hun beste weten, kunnen en berekenen, aannemelijk gemaakt dat de komende 50 jaar de temperaturen op onze aarde fors zullen stijgen door het door menselijk handelen versterkte broeikaseffect. Het kan goed zijn dat “verschillende op computerberekeningen gebaseerde stellingen” uit de wereldwijde studies niet waar zijn gebleken, maar daarmee valt niet het gehele wetenschappelijke bouwwerk om. Het is me te gemakkelijk te stellen dat hun onderlinge overeenstemming het gevolg is van het kritiekloos naar één gewenst doel toe napraten. Deze gemiddelde temperatuursstijging wordt inmiddels bevestigd door de actuele klimaat- en weersveranderingen. Deze klimaatverandering zal op veel plaatsen op aarde desastreuze gevolgen krijgen, vooral in ontwikkelingslanden. Ook dat kan nog een poos worden ontkend, maar alsjeblief Gard, zeik de mensen niet zo af die zich hierover bezorgd maken.
Het is altijd goed dat er mensen en wetenschappers zijn die de ontwikkelingen kritisch volgen en er hun kantekeningen bij plaatsen. Maar naar mijn mening is het wantrouwen van Gard Simons te groot en zoekt hij complottheorieën waar deze niet zijn.
Harrie Winteraeken
‘groen politicus’
zondag 7 juni 2009
Buitenring: gemeenten moeten overeenkomst opzeggen
Gemeenten moeten het bestuursconvenant binnen- en buitenring opzeggen.
De kosten voor de buitenring gaan excessief omhoog. Belangrijke oorzaken zijn de constructie van de weg zelf met 2 x 2 rijstroken, zijn ruimtevretende aansluitingen, de inpassing in het landschap en enkele wensen van de gemeenten. Die verhoging van de kosten gaat stapsgewijs. En er komen waarschijnlijk nog meer kostenverhogingen omdat de weg nog door zwaar beschermde natuurgebieden rondom Brunssum moet en de barrièrewerking voor bijvoorbeeld langzaam verkeer nog moet worden verminderd. Het is dus geen wonder dat er een forse discussie ontstaat over wie dat gaat betalen.
Gedeputeerde Staten van Limburg hebben hiervoor onlangs in hun Voorjaarsnota 2009 een nogal lompe voorzet gedaan. Eerst roemen ze voor Parkstad Limburg de vorming van een regiofonds ter financiering van allerlei programma’s en projecten (realisatie Maankwartier, renovatie Rodahal, gebiedsontwikkeling rondom de buitenring, herstructurering van de woningvoorraad, bedrijventerrein Avantis, nieuwe energie en grensoverschrijdend openbaar vervoer). De provincie heeft hier € 20 miljoen voor in gedachten als de gemeenten evenveel bijdragen.
Dan stellen GS dat de buitenring voor de provincie het allerbelangrijkst is: “Indien de gemeenten onvoldoende steun bieden (aan de ‘optimalisaties’ van de buitenring), dan zal onze focus in Parkstad liggen op de realisatie van de buitenring, alvorens provinciale middelen beschikbaar gesteld worden voor de programma’s in het regiofonds”. Zoiets van ‘eigen weg eerst’. De provincie zal daarbij de overtuiging hebben dat het met Parkstad toch nooit wat wordt, als er niet eerst fors wat asfalt bijkomt.
Geen wonder dat de gemeenten, met Toine Gresel, burgemeester van Heerlen en voorzitter van de gemeenschappelijke regeling Parkstad Limburg voorop, zich hier tegen verzetten. ”Onbetamelijk, zoals GS zich hier gedragen”, noemt hij dat. Afgelopen dinsdag 2 juni heeft de gemeenteraad van Heerlen een motie van de PvdA unaniem aangenomen om geen nieuw geld meer vrij te maken voor de buitenring. Daarbij worden de andere gemeentes van Parkstad Limburg opgeroepen dit ook te doen. Op zich is dit een stap in de goede richting.
Maar zoals vaker in het echte leven, is het allemaal wat ingewikkelder. Daarvoor moet worden teruggegaan naar het Raadsbesluit en Bestuursconvenant Binnen- en Buitenring dat de gemeenteraden in april 2005 hebben vastgesteld. Een besluit waarbij ik indertijd heb gesteld dat “het GroenLinks verwondert dat de liefde voor de weg veel fracties zo kritiekloos blind maakt”. Alleen de SP en GroenLinks stemden toen tegen.
Want nu blijkt uitdrukkelijk hoe fout dat besluit was en dat het contract eenzijdig in het voordeel is van de provincie. (Nog bedankt Dieudonné Akkermans en Frans Hol.)
Er was toen sprake van een taakstellend budget van € 135 miljoen. Het woord ‘taakstellend’ was een te rooskleurige weergave om de gemeenteraden te paaien: “Het taakstellend karakter van het budget betekent dat, indien in de loop van het project blijkt dat het taakstellend budget niet kan worden gerealiseerd, overleg plaatsvindt tussen de betrokken partijen teneinde te overwegen of de budgetoverschrijding aanleiding geeft tot een heroverweging van het project”. Hier staat dus dat er eerst (op constructieve wijze) overleg moet plaatsvinden of men wel doorgaat. Dat klinkt toch heel anders dan het machtsvertoon dat GS schrijven in hun voorjaarsnota.
Echter, in artikel 7 van het bestuursconvenant is afgesproken: “Financiële mee- en tegenvallers, zijnde een over- dan wel onderschrijding van de taakstellende budgetten, zullen worden verdeeld naar rato van hun aandeel in het taakstellende budget over partijen”. Hoewel de gemeenten nu klagen over de meerkosten en het gebrek aan geld, is dat ‘samen de trap op en de trap af’ wel afgesproken.
Het is daarbij moeilijk om bij de meerkosten onderscheid te maken tussen kosten als gevolg van de landschappelijke inpassing en verplichte natuurcompensatie en wensen van de gemeenten, zoals een extra afrit. Voor Heerlen zijn deze extra kosten overigens dubbel wrang omdat Heerlen dient bij te dragen naar rato van het aantal inwoners en niet voor het in verhouding kleine aantal km buitenring dat door de gemeente loopt (indertijd al € 18 miljoen meer en nu komen daar nog ettelijke miljoenen bij).
Alleen maar klagen over meerkosten is volgens artikel 16 lid 5 van het convenant niet mogelijk: “Partijen zullen zich niet beroepen op het in onvoldoende mate aanwezig zijn van financiële middelen”.
Het convenant lijkt daarmee een wurgcontract waarmee de provincie zich heeft ingedekt tegen de nu weer voorkomende financiële problemen. En de Heerlense motie kan dan ook worden uitgelegd als contractbreuk. Maar de budgetoverschrijdingen staan niet op zichzelf en daar houdt deze overeenkomst (gelukkig) geen rekening mee. Als er overleg gaat plaatsvinden, dan is dit gebonden aan de eveneens in artikel 16 opgenomen bepaling: “Onvoorziene omstandigheden welke van dien aard zijn dat de ongewijzigde instandhouding van dit convenant naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet kan worden verlangd, kunnen voor de partij die zich op die omstandigheden beroept aanleiding geven zich te wenden tot de rechter met het verzoek om de gevolgen van dit convenant te wijzigen of dit te ontbinden”.
Deze bepaling biedt de mogelijkheden om onder het financiële contract uit te komen. De onvoorziene omstandigheden die voldoende redelijk en billijk zijn, moeten vooral worden gezocht bij de redenen die aan de basis staan van de excessieve overschrijdingen liggen en die toen blijkbaar niet te voorzien waren. Zo is inmiddels gebleken dat het nagenoeg onmogelijk is om op sommige plaatsen de weg in te passen in het landschap (bijvoorbeeld in Natura 2000 gebieden). En bovenal is het steeds duidelijker dat ‘nut en noodzaak’ van de aanleg van de gehele buitenring onvoldoende aanwezig zijn vanwege de krimp van de bevolking en het gebrek aan echte verkeerskundige knelpunten die de weg zou oplossen. Op basis van deze argumenten kunnen de gemeentes aansturen op het ontbinden van het convenant.
GS weten dat natuurlijk, vandaar deze dreigende taal in hun voorjaarsnota. Maar dit is meer een uit angst voortkomend wanhoopsoffensief voor een project dat voor GS uitgroeit tot een obsessie. Want de gemeenten kunnen nu met goed fatsoen en conform eerder gemaakte afspraken een eind maken aan de buitenring. Daarmee houden de gemeenten meer geld over dat GS willen investeren in het regiofonds. En een college van GS dat de grootste stedelijke regio van Limburg zo in de kou dreigt te laten staan, mag zich daar ook voor verantwoorden. Dus hup SP in Heerlen, maak je stemgedrag van indertijd waar en zorg dat het bestuursconvenant buitenring wordt ontbonden!
7 juni 2009
Harrie Winteraeken
(oud raadslid voor GroenLinks in Heerlen)
ps.: Volgens het convenant zijn de bijdragen van de gemeenten (exclusief Kerkrade) en Parkstad Limburg voor de buitenring overgemaakt per 1 januari 2007. Deze vroege betaling door de gemeenten levert voor de provincie rente-inkomsten op.
Bij de behandeling van het voorstel in de raad heb ik gevraagd of met deze rente-inkomsten onverwachte tegenvallers kunnen worden bekostigd. Daar werd toen bevestigend op geantwoord. Maar het wekken van deze verwachting zal nu wel geen zoden aan de dijk zetten.
De kosten voor de buitenring gaan excessief omhoog. Belangrijke oorzaken zijn de constructie van de weg zelf met 2 x 2 rijstroken, zijn ruimtevretende aansluitingen, de inpassing in het landschap en enkele wensen van de gemeenten. Die verhoging van de kosten gaat stapsgewijs. En er komen waarschijnlijk nog meer kostenverhogingen omdat de weg nog door zwaar beschermde natuurgebieden rondom Brunssum moet en de barrièrewerking voor bijvoorbeeld langzaam verkeer nog moet worden verminderd. Het is dus geen wonder dat er een forse discussie ontstaat over wie dat gaat betalen.
Gedeputeerde Staten van Limburg hebben hiervoor onlangs in hun Voorjaarsnota 2009 een nogal lompe voorzet gedaan. Eerst roemen ze voor Parkstad Limburg de vorming van een regiofonds ter financiering van allerlei programma’s en projecten (realisatie Maankwartier, renovatie Rodahal, gebiedsontwikkeling rondom de buitenring, herstructurering van de woningvoorraad, bedrijventerrein Avantis, nieuwe energie en grensoverschrijdend openbaar vervoer). De provincie heeft hier € 20 miljoen voor in gedachten als de gemeenten evenveel bijdragen.
Dan stellen GS dat de buitenring voor de provincie het allerbelangrijkst is: “Indien de gemeenten onvoldoende steun bieden (aan de ‘optimalisaties’ van de buitenring), dan zal onze focus in Parkstad liggen op de realisatie van de buitenring, alvorens provinciale middelen beschikbaar gesteld worden voor de programma’s in het regiofonds”. Zoiets van ‘eigen weg eerst’. De provincie zal daarbij de overtuiging hebben dat het met Parkstad toch nooit wat wordt, als er niet eerst fors wat asfalt bijkomt.
Geen wonder dat de gemeenten, met Toine Gresel, burgemeester van Heerlen en voorzitter van de gemeenschappelijke regeling Parkstad Limburg voorop, zich hier tegen verzetten. ”Onbetamelijk, zoals GS zich hier gedragen”, noemt hij dat. Afgelopen dinsdag 2 juni heeft de gemeenteraad van Heerlen een motie van de PvdA unaniem aangenomen om geen nieuw geld meer vrij te maken voor de buitenring. Daarbij worden de andere gemeentes van Parkstad Limburg opgeroepen dit ook te doen. Op zich is dit een stap in de goede richting.
Maar zoals vaker in het echte leven, is het allemaal wat ingewikkelder. Daarvoor moet worden teruggegaan naar het Raadsbesluit en Bestuursconvenant Binnen- en Buitenring dat de gemeenteraden in april 2005 hebben vastgesteld. Een besluit waarbij ik indertijd heb gesteld dat “het GroenLinks verwondert dat de liefde voor de weg veel fracties zo kritiekloos blind maakt”. Alleen de SP en GroenLinks stemden toen tegen.
Want nu blijkt uitdrukkelijk hoe fout dat besluit was en dat het contract eenzijdig in het voordeel is van de provincie. (Nog bedankt Dieudonné Akkermans en Frans Hol.)
Er was toen sprake van een taakstellend budget van € 135 miljoen. Het woord ‘taakstellend’ was een te rooskleurige weergave om de gemeenteraden te paaien: “Het taakstellend karakter van het budget betekent dat, indien in de loop van het project blijkt dat het taakstellend budget niet kan worden gerealiseerd, overleg plaatsvindt tussen de betrokken partijen teneinde te overwegen of de budgetoverschrijding aanleiding geeft tot een heroverweging van het project”. Hier staat dus dat er eerst (op constructieve wijze) overleg moet plaatsvinden of men wel doorgaat. Dat klinkt toch heel anders dan het machtsvertoon dat GS schrijven in hun voorjaarsnota.
Echter, in artikel 7 van het bestuursconvenant is afgesproken: “Financiële mee- en tegenvallers, zijnde een over- dan wel onderschrijding van de taakstellende budgetten, zullen worden verdeeld naar rato van hun aandeel in het taakstellende budget over partijen”. Hoewel de gemeenten nu klagen over de meerkosten en het gebrek aan geld, is dat ‘samen de trap op en de trap af’ wel afgesproken.
Het is daarbij moeilijk om bij de meerkosten onderscheid te maken tussen kosten als gevolg van de landschappelijke inpassing en verplichte natuurcompensatie en wensen van de gemeenten, zoals een extra afrit. Voor Heerlen zijn deze extra kosten overigens dubbel wrang omdat Heerlen dient bij te dragen naar rato van het aantal inwoners en niet voor het in verhouding kleine aantal km buitenring dat door de gemeente loopt (indertijd al € 18 miljoen meer en nu komen daar nog ettelijke miljoenen bij).
Alleen maar klagen over meerkosten is volgens artikel 16 lid 5 van het convenant niet mogelijk: “Partijen zullen zich niet beroepen op het in onvoldoende mate aanwezig zijn van financiële middelen”.
Het convenant lijkt daarmee een wurgcontract waarmee de provincie zich heeft ingedekt tegen de nu weer voorkomende financiële problemen. En de Heerlense motie kan dan ook worden uitgelegd als contractbreuk. Maar de budgetoverschrijdingen staan niet op zichzelf en daar houdt deze overeenkomst (gelukkig) geen rekening mee. Als er overleg gaat plaatsvinden, dan is dit gebonden aan de eveneens in artikel 16 opgenomen bepaling: “Onvoorziene omstandigheden welke van dien aard zijn dat de ongewijzigde instandhouding van dit convenant naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet kan worden verlangd, kunnen voor de partij die zich op die omstandigheden beroept aanleiding geven zich te wenden tot de rechter met het verzoek om de gevolgen van dit convenant te wijzigen of dit te ontbinden”.
Deze bepaling biedt de mogelijkheden om onder het financiële contract uit te komen. De onvoorziene omstandigheden die voldoende redelijk en billijk zijn, moeten vooral worden gezocht bij de redenen die aan de basis staan van de excessieve overschrijdingen liggen en die toen blijkbaar niet te voorzien waren. Zo is inmiddels gebleken dat het nagenoeg onmogelijk is om op sommige plaatsen de weg in te passen in het landschap (bijvoorbeeld in Natura 2000 gebieden). En bovenal is het steeds duidelijker dat ‘nut en noodzaak’ van de aanleg van de gehele buitenring onvoldoende aanwezig zijn vanwege de krimp van de bevolking en het gebrek aan echte verkeerskundige knelpunten die de weg zou oplossen. Op basis van deze argumenten kunnen de gemeentes aansturen op het ontbinden van het convenant.
GS weten dat natuurlijk, vandaar deze dreigende taal in hun voorjaarsnota. Maar dit is meer een uit angst voortkomend wanhoopsoffensief voor een project dat voor GS uitgroeit tot een obsessie. Want de gemeenten kunnen nu met goed fatsoen en conform eerder gemaakte afspraken een eind maken aan de buitenring. Daarmee houden de gemeenten meer geld over dat GS willen investeren in het regiofonds. En een college van GS dat de grootste stedelijke regio van Limburg zo in de kou dreigt te laten staan, mag zich daar ook voor verantwoorden. Dus hup SP in Heerlen, maak je stemgedrag van indertijd waar en zorg dat het bestuursconvenant buitenring wordt ontbonden!
7 juni 2009
Harrie Winteraeken
(oud raadslid voor GroenLinks in Heerlen)
ps.: Volgens het convenant zijn de bijdragen van de gemeenten (exclusief Kerkrade) en Parkstad Limburg voor de buitenring overgemaakt per 1 januari 2007. Deze vroege betaling door de gemeenten levert voor de provincie rente-inkomsten op.
Bij de behandeling van het voorstel in de raad heb ik gevraagd of met deze rente-inkomsten onverwachte tegenvallers kunnen worden bekostigd. Daar werd toen bevestigend op geantwoord. Maar het wekken van deze verwachting zal nu wel geen zoden aan de dijk zetten.
Abonneren op:
Posts (Atom)