Fietspad langs het Julianakanaal wordt ooit verbeterd?
Een van de klussen die mij als provinciaal vertegenwoordiger van de Fietsersbond in Limburg is aangeboden is mee te helpen aan het verbeteren van de fietspaden langs het Julianakanaal. Deze fietspaden liggen op zich erg mooi en kunnen een directe verbinding vormen voor fietsers die een noord-zuid route willen volgen. En recreatieve fietsers kunnen er ook fijn fietsen.
Echter, hier en daar zijn er (onnodige) onderbrekingen, ze zijn erg smal, het wegdek is op veel plaatsen slecht onderhouden en er is veel overhangend of oprukkend groen. Daardoor hebben deze fietspaden veel van hun aantrekkelijkheid verloren.
De Fietserbond heeft regelmatig aandacht gevraagd voor de verbetering van deze fietspaden. In 2005 was er zelfs nog een formele brief aan alle fracties van Provinciale Staten. Deze zomer werden er nog door D66 statenlid Paul Wessels vragen gesteld aan Gedeputeerde Staten. De antwoorden hadden een hoog KIR – gehalte (kluitje in het riet): geen geld, geen doel op zich enz.
Daarom maar eens contact gezocht met Rijkswaterstaat. Dat is de beheerder van dit fietspad. En zowaar ook telefonisch gesproken met de ambtenaar van RWS, waterdistrict Maastricht – Maas, die betrokken is bij het beheer en onderhoud van het fietspad langs het Julianakanaal.
Deze ambtenaar vertelde dat tot voor kort het fietspad geen prioriteit had. Daarbij sprak hij meer over jaagpad dan over fietspad, terwijl er toch op veel plaatsen een bordje “fietspad” staat. Maar onlangs heeft de directeur gekozen voor een aanpassing van dit standpunt. Er is een projectgroep opgestart die een intentieverklaring moet opstellen voor verschillende partijen (RWS, provincie en gemeenten) om het fietspad langs het Julianakanaal op te waarderen. Daarbij wordt dus ook bekeken wat er mogelijk te verbeteren valt en welke oplossingen kunnen worden aangedragen. Deze groep staat nog aan het begin van zijn werkzaamheden.
Het positieve hieraan is dat er toch een kentering is waar te nemen bij RWS over de functies en het functioneren van het fietspad. RWS erkent dat deze beheerder is voor het fietspad, maar wil dit “project” (het is nog net niet de verbreding van de A2) samen oppakken met gemeenten en provincie. Daarbij wil men blijkbaar ook gezamenlijk naar geld zoeken. Nadeel van deze werkwijze is dat het waarschijnlijk ook een langdurige zaak wordt.
Ik heb afgesproken om over zo’n 3 maanden nog eens te bellen en te informeren naar de stand van zaken.
Over het normale onderhoud, zoals slecht wegdek of overhangende takken / struiken, kan wel rechtstreeks contact worden opgenomen met RWS. Als dat concreet wordt aangegeven, dan is mij beloofd daar werk van te maken. Eigenlijk is dat ook vanzelfsprekend. Boodschappen zijn dus welkom.
Fietsersbond provinciaal regiovertegenwoordiger Limburg,
Harrie Winteraeken
woensdag 22 augustus 2007
80 km wegen buitengebied moeten veiliger
Fietsersbond vraagt aandacht voor veiligheid wegen in het buitengebied.
Uit de recente statistieken over verkeersongevallen blijkt dat de verbetering van de verkeersveiligheid bij fietsers achterblijft. In verhouding tot de vervoersprestatie (het aantal km dat wordt gefietst) vinden er veel ongevallen plaats waarbij fietsers slachtoffer zijn. Dit vraagt om een meer doelgerichte aanpak. Via de ongevallenanalyses zal goed onderzocht moeten worden wat de oorzaken zijn van deze ongelukken. Daarmee kan een gericht handelen in de vorm van een actieplan met speerpunten goed worden onderbouwd.
Dit is een van de punten waar de Fietsersbond aandacht voor vraagt bij het opstellen van het nieuwe Meerjaren Uitvoeringsprogramma 2008 – 2011 van het Regionaal Orgaan Verkeersveiligheid. Het ROVL wil de verkeersveiligheid vooral verbeteren door het gedrag van de verkeersdeelnemers te beïnvloeden. Hierdoor dient dan ook het aantal ongelukken kleiner te worden. Daaraan zou toegevoegd moeten worden dat er meer aandacht komt voor de inrichting van de wegen en kruispunten. Een deel van de onveiligheid komt hieruit voort.
Er worden wel regelmatig, en vaak naar aanleiding van ongelukken, verbeteringen aangebracht van de inrichting, in combinatie met meer op veiligheid gerichte verkeersregels. Maar dit gebeurt dan meestal op basis van incidenten / ongelukken.
De Fietsersbond pleit voor een meer gestructureerde, preventieve en projectmatige aanpak, vanzelfsprekend in samenwerking met de wegbeheerders. De ROVL zou hierbij vanuit een wat onafhankelijke rol moeten opereren. Wegbeheerders zijn bij het nemen van maatregelen vaak gebonden aan beperkingen zoals gebrek aan ruimte of geld voor meer duurzame maar wel duurdere weginrichting. Of ze maken keuzes waarbij het belang van verkeersveiligheid deels wordt verdrongen door andere belangen.
In het bijzonder is aandacht gevraagd voor verbindende wegen in het buitengebied waar fietsers en gemotoriseerd verkeer van dezelfde ruimte gebruik moeten maken. Op dergelijke wegen is over het algemeen geen ruimte voor voldoende scheidend werkende fietsvoorzieningen. Fiets en (vracht)auto en landbouwverkeer rijden er in elkaars directe nabijheid. Bedoeld zijn vooral wegen waar het nu toegestaan is om 80 km te rijden, maar die (buiten de provinciale wegen) daar niet of onvoldoende op zijn ingericht. De Fietsersbond wijst hierbij ook op het ernstige ongeluk dat op 5 augustus jl. plaatsvond op de weg van Reijmerstok naar Gulpen, waarbij drie fietsers werden aangereden. Dergelijke ongelukken gebeuren te vaak.
Deze wegen, waarvan we er veel in Limburg hebben, vragen om twee maatregelen. Op korte termijn dienen al deze wegen een maximumsnelheid te krijgen van 60 km/uur plus de daarbij horende snelheidremmende maatregelen. Daar hoort zeker een goede belijning bij (deze is te vaak vaag en slecht onderhouden).
Bij smalle wegen waar veel fietsers rijden, maar ook vaak voetgangers op de rijbaan lopen, is een maximumsnelheid van 30 km/uur nodig en wettelijk ook mogelijk. Het verminderen van het gemotoriseerde verkeer kan hier en daar ook plaatsvinden door “knips” aan te brengen die doorgaand verkeer tegen gaan.
Daarnaast dient er voortvarend te worden gewerkt aan vrijliggende langzaam verkeersverbindingen. Dit dient projectmatig voor Limburg te worden opgepakt. Omdat dit vaak vanwege kosten en extra grondverwerving complexe projecten zijn, is ter stimulering een provinciale subsidie gewenst. Het spreekt voor zich dat deze vrijliggende langzaam verkeersverbindingen ook bijdragen aan het aantrekkelijker maken van het fietsen en aansluit bij het promoten van andere beleidsvelden zoals bijvoorbeeld toerisme en recreatie.
Door anderen is specifiek aandacht gevraagd voor goede omleidingen bij de aanleg van grote infrastructurele werken. De Fietsersbond onderschrijft dit probleem, bijvoorbeeld vanuit ervaringen met de aanleg van de Parkstad binnenring. Daarbij dient ook het belang van een goede alternatieve route te worden aangegeven bij evenementen die de doorstroming van het langzaam verkeer belemmeren. Dit zou een permanent aandachtspunt moeten worden dat gemeenten als randvoorwaarde moeten opnemen bij vergunningverlening.
Fietsersbond provinciaal vertegenwoordiger Limburg,
Harrie Winteraeken
Uit de recente statistieken over verkeersongevallen blijkt dat de verbetering van de verkeersveiligheid bij fietsers achterblijft. In verhouding tot de vervoersprestatie (het aantal km dat wordt gefietst) vinden er veel ongevallen plaats waarbij fietsers slachtoffer zijn. Dit vraagt om een meer doelgerichte aanpak. Via de ongevallenanalyses zal goed onderzocht moeten worden wat de oorzaken zijn van deze ongelukken. Daarmee kan een gericht handelen in de vorm van een actieplan met speerpunten goed worden onderbouwd.
Dit is een van de punten waar de Fietsersbond aandacht voor vraagt bij het opstellen van het nieuwe Meerjaren Uitvoeringsprogramma 2008 – 2011 van het Regionaal Orgaan Verkeersveiligheid. Het ROVL wil de verkeersveiligheid vooral verbeteren door het gedrag van de verkeersdeelnemers te beïnvloeden. Hierdoor dient dan ook het aantal ongelukken kleiner te worden. Daaraan zou toegevoegd moeten worden dat er meer aandacht komt voor de inrichting van de wegen en kruispunten. Een deel van de onveiligheid komt hieruit voort.
Er worden wel regelmatig, en vaak naar aanleiding van ongelukken, verbeteringen aangebracht van de inrichting, in combinatie met meer op veiligheid gerichte verkeersregels. Maar dit gebeurt dan meestal op basis van incidenten / ongelukken.
De Fietsersbond pleit voor een meer gestructureerde, preventieve en projectmatige aanpak, vanzelfsprekend in samenwerking met de wegbeheerders. De ROVL zou hierbij vanuit een wat onafhankelijke rol moeten opereren. Wegbeheerders zijn bij het nemen van maatregelen vaak gebonden aan beperkingen zoals gebrek aan ruimte of geld voor meer duurzame maar wel duurdere weginrichting. Of ze maken keuzes waarbij het belang van verkeersveiligheid deels wordt verdrongen door andere belangen.
In het bijzonder is aandacht gevraagd voor verbindende wegen in het buitengebied waar fietsers en gemotoriseerd verkeer van dezelfde ruimte gebruik moeten maken. Op dergelijke wegen is over het algemeen geen ruimte voor voldoende scheidend werkende fietsvoorzieningen. Fiets en (vracht)auto en landbouwverkeer rijden er in elkaars directe nabijheid. Bedoeld zijn vooral wegen waar het nu toegestaan is om 80 km te rijden, maar die (buiten de provinciale wegen) daar niet of onvoldoende op zijn ingericht. De Fietsersbond wijst hierbij ook op het ernstige ongeluk dat op 5 augustus jl. plaatsvond op de weg van Reijmerstok naar Gulpen, waarbij drie fietsers werden aangereden. Dergelijke ongelukken gebeuren te vaak.
Deze wegen, waarvan we er veel in Limburg hebben, vragen om twee maatregelen. Op korte termijn dienen al deze wegen een maximumsnelheid te krijgen van 60 km/uur plus de daarbij horende snelheidremmende maatregelen. Daar hoort zeker een goede belijning bij (deze is te vaak vaag en slecht onderhouden).
Bij smalle wegen waar veel fietsers rijden, maar ook vaak voetgangers op de rijbaan lopen, is een maximumsnelheid van 30 km/uur nodig en wettelijk ook mogelijk. Het verminderen van het gemotoriseerde verkeer kan hier en daar ook plaatsvinden door “knips” aan te brengen die doorgaand verkeer tegen gaan.
Daarnaast dient er voortvarend te worden gewerkt aan vrijliggende langzaam verkeersverbindingen. Dit dient projectmatig voor Limburg te worden opgepakt. Omdat dit vaak vanwege kosten en extra grondverwerving complexe projecten zijn, is ter stimulering een provinciale subsidie gewenst. Het spreekt voor zich dat deze vrijliggende langzaam verkeersverbindingen ook bijdragen aan het aantrekkelijker maken van het fietsen en aansluit bij het promoten van andere beleidsvelden zoals bijvoorbeeld toerisme en recreatie.
Door anderen is specifiek aandacht gevraagd voor goede omleidingen bij de aanleg van grote infrastructurele werken. De Fietsersbond onderschrijft dit probleem, bijvoorbeeld vanuit ervaringen met de aanleg van de Parkstad binnenring. Daarbij dient ook het belang van een goede alternatieve route te worden aangegeven bij evenementen die de doorstroming van het langzaam verkeer belemmeren. Dit zou een permanent aandachtspunt moeten worden dat gemeenten als randvoorwaarde moeten opnemen bij vergunningverlening.
Fietsersbond provinciaal vertegenwoordiger Limburg,
Harrie Winteraeken
Abonneren op:
Posts (Atom)