zondag 10 mei 2020

Zetelroof met woordbreuk.




Zetelroof met woordbreuk.

De laatste tijd zijn er weer nogal wat nieuwe gevallen van gekozen volksvertegenwoordigers die hun fractie verlaten en hun zetel niet teruggeven aan hun partij. Voor politiek columnist van Dagblad De Limburger Mark Verheijen was dit aanleiding om hier zijn opiniebijdrage van vrijdag 8 mei jl. aan te wijden. De titel van zijn stuk was: ‘Zetelroof niet erg, verbod wel’. Hij vindt zetelroof geen probleem en het verbieden daarvan wel. Het verbieden van zetelroof zou een middel erger dan de kwaal zijn: “Zetelroof is een ventiel voor spanningen in een partij en vormt een tegenwicht tegen knellende fractiediscipline”. “Als er al sprake is van zetelroof, zijn het de politieke partijen die de onafhankelijkheid van de individueel gekozen Kamerleden (of andere volksvertegenwoordigers) beperken. Zetelroof is vooral een frame om mensen te diskwalificeren. Verkozen politici zitten in het parlement (provinciale staten en gemeenteraden) zonder last van de partij of fractieleiding”.

Er zijn twee aspecten die Mark Verheijen in zijn betoog onderbelicht laat.
Ten eerste: we hebben in Nederland naast het personenstelsel het lijstenstelsel. Bij verkiezingen verenigen zich individuen zich op een gezamenlijke lijst. Het is in Nederland praktisch nagenoeg uitgesloten dat een individuele burger op een eenpersoonslijst wordt gekozen. Omgedraaid geldt dus dat mensen alleen gekozen worden dankzij hun kandidatuur op een verkiezingslijst. Daaraan hebben ze hun functie als volksvertegenwoordiger te danken.

Op een kandidatenlijst staan over het algemeen min of meer gelijkgezinde mensen, die lid zijn van dezelfde politieke partij en die allen een verkiezingsprogramma onderschrijven. Hoewel de cultuur van de fractiediscipline niet bij alle partijen even streng is, hebben Individuele fractieleden ook de mogelijkheid om afwijkend te stemmen. Het moet dus al fors misgaan, wil een fractielid reden hebben om de fractie te verlaten.
In het geval dat de politieke partijen met andere partijen een coalitieakkoord sluiten, dan dienen de individuele leden van de aan de coalitie deelnemende fracties ook dat coalitieakkoord te onderschrijven. Dat sterkt het onderlinge vertrouwen dat een coalitie duurzaam levensvatbaar is. Daar is men dus ook op aanspreekbaar. Omdat een verkiezingsprogramma en een coalitieakkoord niet alles ‘dichttimmeren’, kunnen partijen zo nu en dan van de coalitie afwijken.

Ten tweede: zelfs al verlaat iemand de fractie, dan hoeft dat niet automatisch te betekenen dat hij zijn zetel meeneemt. Bij het kandideren voorafgaand aan verkiezingen moet bij de meeste partijen een ‘bewilligingsverklaring’ worden ondertekend. In de bewilligingsverklaring belooft de kandidaat onder meer zich te verplichten tot het teruggeven van een eventuele zetel als hij de fractie tussentijds verlaat. Deze verplichting geldt universeel. Er worden geen situaties beschreven of uitzonderingen gegeven. Een bewilligingsverklaring is een schriftelijke en ondertekende overeenkomst tussen de partij en de kandidaat. Hiermee bevestigt de kandidaat dat hij de betreffende partij zal vertegenwoordigen. Ontbreekt deze verklaring dat wordt een persoon niet op de kieslijst geplaatst.

Het is daarom vanzelfsprekend dat een politieke partij de vertegenwoordiger die de fractie verlaat verzoekt om zijn belofte gestand te doen en de zetel ter beschikking te stellen aan de betreffende kieslijst via welke hij gekozen is. De partij mag daarop vertrouwen, gezien de handtekening onder de verklaring. Zetelroof is dus ook woordbreuk en het beschamen van het vertrouwen dat de partij hem geschonken heeft. Dát diskwalificeert de betreffende volksvertegenwoordiger. Daar heeft de dissident meestal geen goed weerwoord op. En op deze politieke mores had naar mijn mening oud-politicus Mark Verheijen ook moeten wijzen.