Zetelroof
met woordbreuk.
De laatste
tijd zijn er weer nogal wat nieuwe gevallen van gekozen volksvertegenwoordigers
die hun fractie verlaten en hun zetel niet teruggeven aan hun partij. Voor
politiek columnist van Dagblad De Limburger Mark Verheijen was dit aanleiding
om hier zijn opiniebijdrage van vrijdag 8 mei jl. aan te wijden. De titel van
zijn stuk was: ‘Zetelroof niet erg, verbod wel’. Hij vindt zetelroof geen
probleem en het verbieden daarvan wel. Het verbieden van zetelroof zou een middel
erger dan de kwaal zijn: “Zetelroof is een ventiel voor spanningen in een
partij en vormt een tegenwicht tegen knellende fractiediscipline”. “Als er al
sprake is van zetelroof, zijn het de politieke partijen die de
onafhankelijkheid van de individueel gekozen Kamerleden (of andere
volksvertegenwoordigers) beperken. Zetelroof is vooral een frame om mensen te
diskwalificeren. Verkozen politici zitten in het parlement (provinciale staten
en gemeenteraden) zonder last van de partij of fractieleiding”.
Er zijn twee
aspecten die Mark Verheijen in zijn betoog onderbelicht laat.
Ten eerste:
we hebben in Nederland naast het personenstelsel het lijstenstelsel. Bij
verkiezingen verenigen zich individuen zich op een gezamenlijke lijst. Het is
in Nederland praktisch nagenoeg uitgesloten dat een individuele burger op een
eenpersoonslijst wordt gekozen. Omgedraaid geldt dus dat mensen alleen gekozen
worden dankzij hun kandidatuur op een verkiezingslijst. Daaraan hebben ze hun
functie als volksvertegenwoordiger te danken.
Op een
kandidatenlijst staan over het algemeen min of meer gelijkgezinde mensen, die
lid zijn van dezelfde politieke partij en die allen een verkiezingsprogramma
onderschrijven. Hoewel de cultuur van de fractiediscipline niet bij alle
partijen even streng is, hebben Individuele fractieleden ook de mogelijkheid om
afwijkend te stemmen. Het moet dus al fors misgaan, wil een fractielid reden
hebben om de fractie te verlaten.
In het geval
dat de politieke partijen met andere partijen een coalitieakkoord sluiten, dan
dienen de individuele leden van de aan de coalitie deelnemende fracties ook dat
coalitieakkoord te onderschrijven. Dat sterkt het onderlinge vertrouwen dat een
coalitie duurzaam levensvatbaar is. Daar is men dus ook op aanspreekbaar. Omdat
een verkiezingsprogramma en een coalitieakkoord niet alles ‘dichttimmeren’,
kunnen partijen zo nu en dan van de coalitie afwijken.
Ten tweede:
zelfs al verlaat iemand de fractie, dan hoeft dat niet automatisch te betekenen
dat hij zijn zetel meeneemt. Bij het kandideren voorafgaand aan verkiezingen
moet bij de meeste partijen een ‘bewilligingsverklaring’ worden ondertekend. In
de bewilligingsverklaring belooft de kandidaat onder meer zich te verplichten
tot het teruggeven van een eventuele zetel als hij de fractie tussentijds
verlaat. Deze verplichting geldt universeel. Er worden geen situaties
beschreven of uitzonderingen gegeven. Een bewilligingsverklaring is een schriftelijke
en ondertekende overeenkomst tussen de partij en de kandidaat. Hiermee
bevestigt de kandidaat dat hij de betreffende partij zal vertegenwoordigen. Ontbreekt
deze verklaring dat wordt een persoon niet op de kieslijst geplaatst.
Het is
daarom vanzelfsprekend dat een politieke partij de vertegenwoordiger die de
fractie verlaat verzoekt om zijn belofte gestand te doen en de zetel ter
beschikking te stellen aan de betreffende kieslijst via welke hij gekozen is.
De partij mag daarop vertrouwen, gezien de handtekening onder de verklaring.
Zetelroof is dus ook woordbreuk en het beschamen van het vertrouwen dat de
partij hem geschonken heeft. Dát diskwalificeert de betreffende
volksvertegenwoordiger. Daar heeft de dissident meestal geen goed weerwoord op.
En op deze politieke mores had naar mijn mening oud-politicus Mark Verheijen
ook moeten wijzen.